Tirade. Jaargang 1 (nrs. 1-12)
(1957)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina *50]
| |
[pagina *51]
| |
[pagina *52]
| |
[pagina *53]
| |
[pagina *54]
| |
[pagina *55]
| |
[pagina *56]
| |
[pagina 325]
| |
Koud
De stad:
huizen hoog
en hatelijk omhoog gestoken
in de vette rook van de verborgen lucht.
De huizen met op hun daken
de bevroren takken van antennes
glinsteren in de smalend
koude glimlach van het licht.
Boven alle steden
dwarrelt als sneeuw
het licht op de gezichten
van de mensen,
brengt geen warmte, maar tranen
op gewonde wangen,
maakt handen koud, te koud
om te beminnen, laat handen
die zich warmen willen
nauwe wegen zoeken
in auto's en bioscoop,
handen die zich klappertandend
tussen dijen wringen,
handen die zich troosteloos
verlustigen aan de onthullende foto
van een verre filmster,
de kleine, nu al slappe borsten
van een minderjarig meisje,
de zwangere buik van een bleke bet,
de geépileerde billen
van een betaalde magere jongen.
Handen
die dit alles schrijven
in troosteloze verlustiging.
Remco Campert |
|