Tirade. Jaargang 1 (nrs. 1-12)(1957)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 316] [p. 316] Remco Campert gedichten Mussen Ik, nee, het was Caligula, dik, halfkaal en 29 (herinner je die winter), stierf eerloos, huisbakken, in de duistere gang van een theater onder de fluisterende hand van een sluipmoordenaar. Caligula (soldatenlaarsjes, eens vrolijk, verkwistend, humaan), niet in de klauwen van een beest noch binnen de dijen van zijn zuster ‘dit leek hem een voortreffelijke Egyptische gewoonte’, doch zonder luister in de duistere gang van een theater. Maar waar praat ik over? Over het vergane kraakbeen van wie maar een mus bleek te zijn, een dunne schedel, geen god, geen goudenregen, kaal als mensen, als mussen, als mussen en mensen. Tot stof verpulverd onder de doffe hand van het belachelijke leven. Onderweg Een koude bedoening, al met al, ondanks de brandende stad. Sinds weken vind ik nergens warmte. Ze zeggen: alles ligt dicht, zelfs oceanen, maar hier regeert het gerucht, niet caesar. Een koude boel dus, bovendien kapotte tanks, kolonel overstuur, eten rot, vingers te koud om kippen te plukken. Niet bepaald een magische reis: pijn in mijn maag van angst en volmaakt onvoorbereid zijn op de smerige dood. Hoog boven ons verbeten vliegende eenden. Elementen voor een gedicht As en ijs: het is dinsdag en winter. Zalen vol verkouden moeders bespreken de voordelen van vet. De dikke man, in tabak of textiel, kauwt op zijn sigaar, vloekt op een fietser. De wind, kaal als een geschoren rat, rent langs de huizen, knabbelt aan de kranten, de vuilnisbakken, de rokken van kleine meisjes. De stad is gelukkig tesamen, sneeuwbal in een jongenshand. Niets hoort bij alles hoort bij niets. Zeven kraaien vliegen in de rijpe winterlucht. In dunne kratten mooie ronde rode appels, in sleetse mouwen van slag geraakte polshorloges. As op de stoepen, ijs langs de wegen, zeven kraaien in de lucht of zijn het er negen? Als twee witte schepen voor Ofiti Op een dag die verdrietig is, omdat er geen geld in huis is en het regent schuldeisers en kwade woorden en mijn werk is het wachten moe en ik ben het werken moe en een kind huilt omdat het niet mee mag en zij schrijft een brief aan een ander (een Amerikaan nota bene!): ik wil met je trouwen (met een Amerikaan nota bene!), op zo'n dag wilde ik dat we aan het water woonden of zelf water waren of over dat water konden varen als twee witte schepen naar waar wij de wereld nog niet kennen. Vorige Volgende