Laat Françoise beroemd en rijk zijn, ik zou het ook wel willen zijn, om welke al dan niet prestatie ook, al houd ik niet zo van auto's (wel van paarden). Zij is m.i. beslist een schrijfster van formaat, één die de vaardigheid, de jeugdigheid en de ‘wijsheid’ tegelijk deelachtig is geworden. Bonjour Tristesse was een typisch jeugdig verhaal, de hoofdpersoon lag overhoop met de wereld der volwassenen, zoals wij allen gedaan hebben (of nog doen). De ‘vondst’ hierbij was evenwel dat Cécile, die de kans gehad heeft, althans enige facetten van de volwassenenwereld beter te leren kennen dan men doorgaans op die leeftijd doet, niet gewoon en effectloos révolteert, maar ingrijpt. Zij bestrijdt de volwassenen met hun eigen middelen, maar de ‘perspectiefloosheid’ waarmee zij haar eigen machinaties ziet zou men weer kinderlijk kunnen noemen. Het zwakke punt in deze roman lijkt mij de gemakkelijkheid waarmee haar intrigue slaagt, maar belangrijk is dat niet, tenslotte gebeurt alles. Wat ik evenwel van iets meer belang acht, is dat Bonjour Tristesse, zoals de titel al aanduidt, een roman vol berouw is. Dat is vrij algemeen niet opgemerkt, het berouw wordt er ook niet onder jammerklachten aan de grote klok gehangen, maar op bescheiden wijze gesuggereerd. Mischien hebben sommigen het ook expres genegeerd, omdat het het maken van een schandaal zo zou bemoeilijken.
Dit laatste zeg ik echter in grote twijfel, want waarschijnlijk is het schandaal minstens een even onberekenbare factor als het succes. Als men de moeite neemt om behalve van schandaalmakende ook van niet-schandaalmakende kunstwerken kennis te nemen, zal men zeer vaak zien dat de geschandaliseerden zich vaak de juist volgens hun eigen criteria vetste kluifjes laten ontgaan.
Aan het schandaal hebben sommigen ook wel verdiend, o.a. een meisje dat geadverteerd is als ‘America's challenge to Françoise Sagan’, wier boek ‘Chocolates for Breakfast’ goed verkocht en vertaald is. Het publicitair gekoppeld worden van een onbekende aan een bekende naam is meestal een veeg teken voor de drager van de eerste. Zo ook hier, want behalve dat dit boek in geen enkel opzicht op één van Françoise Sagan lijkt, is het ook niet goed. Het doet mij het meeste denken aan de achtergrond van een detectiveverhaal van Raymond Chandler (die ook wat beter schrijft, maar niet amusant is), zonder detective en ‘plot’. Toch geloof ik niet dat hier doortrapte handigheid in het spel is van de kant van de schrijfster, ik geloof eerder onmacht, onwetendheid en misschien de beste bedoelingen, dus ook haar gun ik het succes.
Het onwaarschijnlijke gebeurde, dat er inderdaad een tweede roman van Françoise Sagan verscheen. Hierin was alles meer volwassen en gefixeerd en daarom ook conventioneler. In ‘Un Certain Sourire’ is een meisje verliefd op een ‘interessante’ oudere man, iets wat in de een of andere vorm dagelijks voorkomt. Men zou kunnen opmerken dat in het eerste boek Cécile zeer op haar vader gesteld is en op de een of andere manier zal tussen die twee gevoelens wel enige verwantschap bestaan. Niettemin zijn het voor degenen die ze meemaken twee zeer verschillende gevoelens. In ieder geval, alles verloopt hier meer programmatisch, het avontuur, de kater, minder berouw, behalve degene die de hoofdpersoon ondervindt als zij met veel sympathie bejegend wordt door de vrouw van haar minnaar. Van deze vrouw zou men gaarne meer willen weten en dit is m.i. een symptoom van het iets minder zijn van deze roman dan het debuut. Françoise Sagan heeft hier haar deugd, de bescheidenheid, te ver gevoerd, zodat het geheel iets te vaag blijft. Dat de oudere minnaar vaag is, kan op geslaagde wijze ironisch zijn, maar over andere personen zou men, zoals gezegd, meer willen weten. Vooral is het mij niet duidelijk uit wat de ik-figuur aan het eind de moed put voor haar ‘certain sourire’.
Het is nu gebleken dat het Françoise Sagan met het schrijven wel degelijk menens is. Een dun boekje, zeggen sommigen met een zekere verachting. Ik kan dat niet erg vinden. Er worden al zoveel dikke boeken geschreven en het doet mij ook genoegen dat deze succesvolle schrijfster niet aan het Simenoneren is geslagen. Verheugender is het echter, dat ‘Dans un Mois, dans un An’, verschillend is van de twee vroegere verhalen. Toen ik eraan begon, was mijn indruk, vreemd genoeg, met een ouderwets boek te doen te hebben. Mensen zagen mensen in huizen van weer andere mensen en hadden daarnaast amoureuze avonturen. Een dergelijke indruk is meestal ongunstig, want het begrip ouderwets is er practisch altijd een van qualiteit en niet van tijd zonder meer, het oude van goede kwaliteit frappeert niet als ouderwets. Ik kreeg even de somberste vermoedens; n.l. ten eerste dat Françoise geprobeerd had zich op te werpen als epigoon van Louise de Vilmorin, die met groot talent en aanmerkelijke ironie het bestaan heeft weer eens enige ‘society’romans te schrijven. Ten tweede, daar het boek in Parijs speelt, onder mensen die meestal iets met de litteratuur hebben te maken, moest ik denken aan Yeats die in zijn autobiografisch geschrift ‘The Tragic Generation’ (dat ik toevallig net in huis had) vertelt hoe hij Synge in Parijs ontmoette, hij schrijft o.a. ‘I urged him to go to the Aran Islands and find a life that had never been expressed in literature, instead of a life where all had been expressed.’ Nu vind ik Yeats een groot dichter, maar geen licht op het pad der letteren. Zijn raad is een deel van een patriotisch programma, als men zijn Aran Islands niet in zich draagt kan men evengoed thuisblijven en als men ze in zich draagt kan men het zich veroorloven thuis te blijven, maar, met deze restrictie, ‘er zit iets in’.
Min of meer jonge en min of meer intellectuele personen onmoeten elkaar bij een echtpaar Malligrasse; ‘on disait des Malligrasse avec sympathie, qu'ils aimaient la jeunesse et cette sympathie était pour une fois justifiée.’ Een uitgangspunt voor een verhaal vol nobel streven. Evenwel, een paar regels verder staat: ‘Je goût de la jeunesse s'accompagnant toujours d'une naturelle tendresse pour la chair fraîche.’ Hier is een uitgangspunt voor een doodgewone comedie de boulevard. Natuurlijk wordt het geen van beide. Als men het boek zou moeten karakteriseren, kan ik alleen zeggen, het is er een van hopeloosheid, een simpele expositie van de fundamentele en onontkoombare menselijke neiging om zijn eigen ruiten in te gooien. Litteratuursnoepers op zoek naar blijmoedigheid en ‘positieve waarden’ (die ze zelf niet hebben), zouden zich hier natuurlijk op moeten storten met kreten van: ‘somber, uitzichtloos, negatief’ (dat zijn misschien volgens hen scheldwoorden), maar ze hebben het nog niet gedaan, omdat deze intelligentsia zich niet kan voorstellen dat iemand somber en negatief kan zijn met drie auto's, boosaardig wél.