Tirade. Jaargang 1 (nrs. 1-12)
(1957)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 11]
| |
Kunst- en vliegwerk
| |
Zin
Zin om in dorpen zittend te vergaan,
beroemd als een onheuglijk rentenier
die nooit een mening heeft, maar ongevraagd
er veel verkondigt. Kijken naar de bomen
een zomerochtend in een klein café:
‘'t wordt nog mooi weer’, ‘nou 't ziet er wel naar uit’.
Een kind passeert op weg naar niemandal.
Een heer met kromme pijp komt binnen en zegt ‘môge’.
| |
De leeuw van Juda
Nu ik al heel veel weet, weet ik wat beter
dat ik veel minder voel, alleen
soms het verlangen om te zijn
de Leeuw van Juda, Kurassier
uit achttiendertig, kikker in de Achterhoek,
een zonderlinge sukkel, vogel Rok,
gemeentesecretaris van Amalfi in elftachtig.
Ik zie natuurlijk in dat dit onmogelijk is
en hark met zorg mijn tuin aan, mij verbazend
over een kiezelsteen, drie mieren en een mus
die in de stilte niet kan aarden.
| |
De vrije wil
Het heeft mij behaagd mij reeds vroeg te begeven
naar wat toevallig mijn werk is. Om vijf uur
behaagde het mij het diner te gebruiken
in wat toevallig mijn huis is; daarna
behaagde het mij behagen te scheppen
in wie toevallig mijn vrouw is; tenslotte
behaagde het mij 's nachts zeer wel te rusten.
Het heeft mij behaagd dit te hebben gezegd.
| |
Bescheiden
Zie hoe ik mij bescheiden beweeg
tussen wie zich verdienstelijk maakt voor de zaak
van tuinbouwproducten, het Vaderland
(de krant o f het land: Dubois of Beel).
Hoor mij dan toch het zwijgen bewaren
de stilte van een woestijn onder mannen
die noest aan de arbeid te land en ter zee
laat staan in de lucht ik weet niet verrichten
een dagtaak, een kraak of het werk van een leven.
Verzet maar een stoel. Zelfs een kleine beweging
wordt weerzin wanneer men die mannen ziet werken.
| |
[pagina 12]
| |
Uw wereld
Uw wereld die zo officieel is
dat hij, als ik er tegen schop,
verwonderd meegeeft tot zijn kop
ontvallen laat wat U teveel is,
is knap gebouwd: een combinatie
van lustprieel en rollend fort.
Ik die geen wereld meer bewoon
maar op de buik van Moeder Aarde
troon als een monster zonder waarde,
bewonder U soms wel: mijn hoon
geldt meer Uw smaak dan Uw prestatie
en schiet dus meestal iets te kort.
| |
Vogel
De bomen kregen een betekenis
die zij nog zacht gebarend wilden weren,
maar 't noodlot was niet meer te keren:
een vogel streek klapwiekend in de wildernis
van takken neer en nu hij roerloos zit
(het licht wordt zo benauwend wit)
denk ik aan dood, verrotte geur van blaren,
hetzelfde zijn op steeds dezelfde plaats...
Hoe komt wie vliegt ooit tot bedaren
en wie niet vliegt ooit van zijn plaats?
| |
Zee
Het ogenopslaan van een stommeling
kan van een filosoof soms jaren vergen:
een winderige golf die haaienvin
of halfverdronken hout weet te verbergen.
Maar ook: hoe onopvallend blijft
de tic van een geleerde psychiater;
het is de zee die zich beweegt
alsof hij niets is dan alleen maar water.
De tijd die men verliest maar toch nooit mist,
de dood van wie men niet betreurt -
de zee doet mij het leven zien
zoals het is: alsòf er niets gebeurt.
|