Tijdschrift van het Willems-Fonds. Jaargang 8(1903)– [tijdschrift] Tijdschrift van het Willems-Fonds– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 112] [p. 112] Zwartgroene Populier. Zwartgroene populier, Die in de zonne klettert, Wat wil dat wild getier Daar uwe kruin van schettert? Wat heeft zich daar met haast Zoo dievelings vergaderd, En rept en roert en raast In 't ronkende gebladert?... Daar woelt en walewiept Een wereld kleine gekjes, En piepe-tsiepe-kriept Met schrille snebberbekjes. Met éen een dof gezoef, Bij poozen aan 't versterken Door hier en daar een roef Van openslaande vlerken. Al vogels, links en rechts, Die, snoepend, ondertusschen Pikpikken als de spechts En moorlen als de musschen. Al vogels in uw muit Fliefladdrend op en neder: Geen eentje valt er uit Of toont me kop of veder. Doch, langer niet, o boom, Verdraagt gij al dat leven: Gij schiet uit uwen droom En al uw blaadjes beven. Gij schuddebolt en... schuift! Al schreien en al schreeuwen, Neer uit uw kruine, stuift Een dikke duizend spreeuwen. R. De Clercq. Vorige Volgende