Tijdschrift van het Willems-Fonds. Jaargang 8

[p. 44]

De Poel.

Als een vormelooze vlakte
Strekt de poel zich uit.
Dicht gegroei van lisch en bieze
Rondom hem omsluit.

Op het dommelend staande water
Ligt bewegingloos,
Onder heete middagzonne,
Vuilgroen eendenkroos.

En een vunzig vreemd geluchte,
Ademstikkend zwoel,
Hangt in zware, logge walmen
Over kroos en poel.

Hier een moegekwaakte kikker
Duikelt weg in 't groen,
Daar, schuw-vluchtend uit de biezen,
Schiet een waterhoen.

Ledeberg-bij-Gent.
Gustaaf De Mey.

(Uit Een klein boek van kleine poëzie: Natuurschilderijtjes)