dat gevoel van kinderlijke piëteit dat Mevr. Anna De Weert, de zoo verdienstelijke Vlaamsche schilderes, er toe deed besluiten die bladzijden harer afgestorvene moeder op te luisteren. door een twaalftal groote teekeningen van onbetwistbare kunstwaarde.
De geest die de moeder bezielde bij het neerschrijven harer schetsen, is blijkbaar in de dochter overgegaan, toen zij het potlood opnam tot het belichamen, indien de uitdrukking hier kan passen, der duurbare vruchten eener zoo innig-gemoedelijke fantasie...
Want innig-gemoedelijk is alles in dat lieve boekje.
Begijnekens-leven, het eerste stukje, is, o, zoo bepaald een ‘leven in nauwbeperkte witheid’, - iets als eene stille symphonie van witheid, zacht opdroomend ergens in een begraven hoekje van Gent.
‘'s Morgens, in de witte vroegte, schuiven de witgekuifde gedaanten ter kerke; daar, aan den voet der witgekalkte pilaren, is het één wemelen van lichtplekken en schaduwen, spelend in de hoekige plooien, in de ronde bochten van het witte linnen, om hoofd en schouders wimpelend.’
Is het niet als een droomvisioentje in een morgen van ongerepte stilte en indommelenden vrede?
Begijnekens-leven is een mooi blad van diepe impressie, juist om zijn onberispelijken eenvoud, mêe-levend wêergegeven bijna en zoo kleintjes-têertjes verteld, met een zacht echoën daarin van het melancholisch witte en de uitrustende kalmte van het vreedzame begijnhofleven. En de stijl, uiterst kleurrijk, zweeft, hier en daar, naar een gezond-moderne factuur, ontegenzeglijk getuigend dat de sympathieke schrijfster ook met haren tijd mêevoelde...
‘Midden in de woelige, onreine stad, een oord van kalmte en reinheid’ is het Klein Begijnhof, waar ‘kleine gedachtekens ontluiken’. En daar, ‘in die eenvoudige zielen, dringt geen twijfel’...
Het is hier alles zeer gemoedelijk gezegd, met enkele historische bijzonderheden, zeer wetenswaard, o.a. over het ‘Mattekensfeest’. En soms valt er wel een licht humoristisch tintje, onschuldig-fijn, tusschen die tafereeltjes, vredig nêergeschreven, als het leven in de begijnhoven zelf.