| |
| |
| |
Het Jubileum van het Kortrijksche Willems-Fonds.
Zondag 7 December vierde de afdeeling van het Willems-Fonds te Kortrijk haar vijf-en-twintigjarig bestaan.
In de Stadshallen, daartoe welwillend door het schepencollege afgestaan, had een prachtig concert plaats, dat, om 2 1/2 uur begonnen, eerst om 5 1/2 uur eindigde.
Op deze plechtigheid, ingericht door het Kortrijksche Bestuur, voorgezeten door zijn secretaris A. Matton in plaats van den door rouw verhinderden voorzitter Felhoen, was een talrijke schare leden en belanghebbenden met hunne familie aanwezig. Wij zagen er de heeren R. Van de Venne, liberaal volksvertegenwoordiger van Kortrijk; G. Minnaert, J. Vercoullie en C. De Bruyne, wederzijds voorzitter, secretaris en lid van het Algemeen Bestuur; J. Stinissen van de afdeeling Antwerpen, eersten secretaris en stichtend lid van de afdeeling Kortrijk; P. Fredericq, voorzitter van de afdeeling Gent; J. Sabbe, ondervoorzitter van de afdeeling Brugge; P. De Swarte, G. Van de Sompel en H. De Swarte, voorzitter en bestuurleden van de afdeeling Nieuwpoort; voorts liberale vrienden uit Harelbeke, Waregem en Deerlijk.
De uitvoering moest de moeielijksten voldoen. De kunstzangeres Mevr. M. Levering, de harpisten Mej. C. Ameye en T. Ontrop, de kunstzanger M.W. Sabbe en de drie instrumentisten M.M. Van Neste oogstten allen den grootsten bijval in.
Tusschen de twee deelen van het concert sprak de heer A. Matton de feestrede uit en las een algemeen verslag over de afgeloopen 25 jaar, waarin hij wees op den eersten
| |
| |
bloei, het latere verval en de verheugende tegenwoordige herleving.
Daarbij sloot zich een toespraak aan van den heer G. Minnaert, Algemeen Voorzitter, over de strekking en de werkzaamheden van het Willems-Fonds. Bij het einde zijner welgepaste rede overhandigde de heer G. Minnaert het gebruikelijke boekengeschenk aan den jongen heer Germonprez, bekroond in den Nederlandschen wedstrijd tusschen de athenaeen.
Na het concert vereenigden zich een zestigtal Willemsfonders rondom een lekker feestmaal in het Café Royal. Heildronken werden uitgebracht op onze Vorsten, op den afwezigen Voorzitter, op den heer G. Minnaert, op den heer A. Matton, op den heer J. Stinissen, op den heer R. Van de Venne, op het herlevend liberalisme in Vlaanderen; en ofschoon omstreeks 10 uur de meeste vreemdelingen naar het station moesten, duurde het gezellig feest nog lang voort.
| |
Gedicht afgelezen door den heer Jacob Stinissen op het Feestmaal ter gelegenheid van het 25-jarig Jubelfeest van het Willems-Fonds, te Kortrijk, op 7 December 1902.
Door Cicero's werd hier vandaag
Het Vlaamsche woord gevoerd -
En menig spreker heeft gewis
Men heeft nu al zooveel verteld,
Zoo ernstig en zoo schoon;
Mag ik nu ook, op mijne beurt,
Herinren aan een vriendenkring
De bron, waaruit het Kortrijksch Fonds,
| |
| |
Doch, laat het mij dan even doen,
In verzen, die soms kreupel gaan,
En rieken naar..... de lijm.
Wie, in de Gulden-sporenstad
Er zich ter groote markt begeeft,
Langs Hal- en Doornikstraat,
Die ziet, voorbij de Kleine Hal
Een aardig, smal en diep gebouw,
Daar kwam, vóór vijf en twintig jaar,
Een kleine, trouwe schaar
Van goede vrienden, grijs en blond,
Zij kwamen 's avonds elken dag,
Zij spraken Vlaamsch en Fransch dooreen,
Maar logen nooit, jamais!
Daar werden stelsels opgebouwd,
Men was er doctor, filosoof,
En sterk in wet en recht.
Er zaten vele vrienden dáár,
Ik schets er maar een drietal van
Een Kortrijkzaan, die 't Fransch aanzag
Een Vlaming uit het Scheldedal,
Daar lag gemaklik in den hoek
Een vriend die werken liet; hij zelf,
Hij koos altijd denzelfden hoek,
Daar kon hij rusten opperbest,
Hij sprak van alles, steeds in 't Fransch,
Wist nieuws uit ieder oord -
En werd hij ook gelogenstraft,
Toch bleef hem 't laatste woord.
| |
| |
Hij was een ridder van de pen,
Wanneer men weekliks, in zijn krant,
‘O, strijden,’ zei hij, ‘wat een lust!
Mon élément, c'est la lutte!’
Dan trok hij duchtig aan zijn pijp,
En dronk zijn glaasken uut!
En nevens hem troonde als een reus
Hij troonde 's avonds in 't café,
Hij hield van eene lekre pint
Hij had een hart en veel verstand,
En wat hij zei, was rijp.
Hij sprak en schreef het Vlaamsch correct,
Wanneer de rédacteur en chef
Niets meer te zeggen wist.
En wen het Vlaamsche rechten gold,
Dan sprong hij in de bres,
En had hij een triomf behaald,
Dan gaf hij graag een flesch.
Daar zat ook nog een dikke man
- Een Bacchus op zijn ton -
Die drinken als een tempelier,
Hij hield zich stijf en sprak niet veel
- Als baas van het prison -
Hij was een Waal, verstond geen Vlaamsch
En bleef een franskiljon.
Die vrienden, en veel andre nog
Zij spraken Vlaamsch en Fransch dooreen,
Maar logen nooit, jamais!
En velen werden Vlaamschgezind,
Tot spijt van onzen Waal;
Zij steunden 't recht van 't Vlaamsche volk
Eens sprak er een van 't Willems-Fonds,
- De knappe maatschappij -
En 't antwoord was: ‘Toe! richt maar in,
| |
| |
Men zorgde seffens voor 't bestuur:
De vriend Ernest kwam aan de kas,
En weinig later kwam uit Gent
Een dapper driemanschap -
En 't Willems-Fonds was ingesteld,
Toen schoven allen bij den disch,
Op 't heil van 't Kortrijksch Willems-Fonds,
Maar, van die vrienden zijn er veel
Naar de eeuwigheid gegaan -
Zij leven allen in ons hart,
Hun voorbeeld spoort ons aan -
Hun voorbeeld niet van heen te gaan,
Maar, naar den echten trant,
Te streven naar het edel doel,
Voor vrijheid, taal en land.
Het Fonds was toen een kleine loot,
Geplant in Vlaamschen grond -
Maar heden is 't een kloeke boom,
Die strooit zijne eikels rond.
Een ieder eikel worde een boom
Op 't heilig Groeningveld,
Een sterke boom, die niet en buigt
Voor 't vreemde stormgeweld!
Dat is mijn wensch, daar blijf ik bij;
Maar laat ons voor het end,
Nog drinken, vrienden, op het heil
Van onzen wakkren President,
Nog vele jaren blijve hij
Die Vlaamsche plichten doen!
|
|