Tijdschrift van het Willems-Fonds. Jaargang 4
(1899)– [tijdschrift] Tijdschrift van het Willems-Fonds–
[pagina 51]
| ||||||||||||
Verslag over de jaarlijksche algemeene vergadering van het Willems-Fonds te Gent, in het Lakenmetershuis den 30 october 1898.De zitting vangt aan kwart voor 11 uur. Aan het bureel zetelen de heeren leden van het Algemeen Bestuur, voorgezeten door den heer G.D. Minnaert, die de volgende openingsrede uitspreekt: Mijne Heeren, De man, wien het Willems-Fonds zooveel te danken heeft, had de gewoonte de jaarlijksche Algemeene Vergadering te openen met een rede, die de juiste stemming en de ware beteekenis gaf aan uwe beraadslagingen. Hij, de man uit éen stuk, met zijn helder hoofd, zijn stalen wil, zijn zelfbewuste kracht, zijn strijdersmoed bij hem geboren uit gevoel van rechtvaardigheid, uit toorn tegen verdrukking zijner stam- en taalgenooten, kon zóo spreken. Zijn juist aangeslagen toon, zijn krachtig gespierd woord gaf aan alles klaarheid en oefende bezielenden invloed uit. Dreigde al eens de discussie verward te worden of tot een ondoordacht besluit aanleiding te geven, dan kwam Vuylsteke er tusschen met zijn rijp en gezaghebbend oordeel, en bracht orde en eenheid in den chaos. Zijn voortreffelijke leiding, zijn helder inzicht, het vertrouwen dat hij zijn medeleden wist in te boezemen, namen elken twijfel weg, en verzekerden een harmonische bespreking, een degelijk practische uitvoering. Het past ons niet te klagen over wat er soms stroefs of strengs in hem kon zijn, nog minder een hard woord te zeggen | ||||||||||||
[pagina 52]
| ||||||||||||
over zijn wat ruwe openhartigheid of het onbuigzame van zijn karakter; deze gebreken hebben meer nut gehad voor het Willems-Fonds dan de al te vriendelijke toegevendheid, die zoo dikwijls zwakheid wordt en die ons zeker niet zoover hadde gebracht. Vuylsteke heeft zijn stempel op onze instelling gedrukt (Toejuichingen). Sinds twee jaren missen wij dien uitstekenden leidsman, die den moed zijner vrienden wist aan te vuren, en zich zelf tot strijdlust kon opwekken, den man met zijn koude verstandsnuchterheid, maar ook met zijn geestdrift en warm gevoel, anders zou hij geen zin gehad hebben voor het schoone, voor de kunst, hij zou geen dichter en denker zijn geweest. Zij, die hem van dicht bij kennen of zijn schriften hebben gelezen, weten welk een kern vol diep gevoel en kracht er in Vuylsteke schuilt. Toen ik verleden jaar de eer had hem hier als dienstdoende voorzitter te vervangen, hoopten wij nog, dat zijn heengaan uit het Algemeen Bestuur niet onherroepelijk zou zijn, en dat zijne gezondheid hem spoedig zou toelaten zijne vorige betrekking, die hij met zooveel talent en waardigheid bekleedde, te hernemen; doch onze hoop is ijdel gebleken. Ware het anders, ik zou heden niet het voorrecht genieten, namens het Hoofdbestuur, bij den aanvang dezer Algemeene Vergadering U het blijde welkom toe te roepen. Dat ik den moed heb hier Vuylsteke op te volgen in een voor onze instelling ongunstigen tijd, vindt voor een deel zijn grond in uwe vriendelijke welwillendheid en toegevendheid, die mij herhaaldelijk is gebleken, in de overtuiging dat uw heuschheid mij het leiden der vergaderingen zal vergemakkelijken, in de belofte dat ge uw raadgevingen en steun mij niet zult onthouden. Ik stelde vertrouwen niet in mij zelven, Mijne Heeren, maar in U. Thans veroorloof ik mij, wat mijn voorganger in zoo krachtige en welsprekende taal steeds deed, U een enkel woord bij het begin onzer werkzaamheden te zeggen. | ||||||||||||
[pagina 53]
| ||||||||||||
Uit al de deelen van het Vlaamsche land, van verre en van nabij, komen de leden, afgevaardigden en stemgerechtigden der verschillende Afdeelingen bijeen, om niet slechts de belangen onzer instelling te bespreken, maar ook om nieuwe denkbeelden en voorstellen aan uwe beoordeeling en beslissing te onderwerpen; voorstellen door het Algemeen Bestuur zelf voorbereid of door de Afdeelingen ingediend. Zij zijn ontleend aan de onweerstaanbare kracht, waarmee het bewustzijn ontwaakt is van wat ons ontbreekt, aan den drang, welke zich steeds levendiger onder het Vlaamsche volk doet gevoelen. Buiten zijn algemeene strekking heeft het Willems-Fonds een gewichtige en veelzijdige roeping te vervullen. Zoolang er tekortkomingen of onrechtvaardigheden jegens onzen Vlaamschen stam worden gepleegd, zal onze Vereeniging daartegen hare stem luid doen hooren; deze werkkring is geheel in overeenstemming met hare geschiedenis en haar karakter. Zij wil de verheffiing van het Vlaamsche volk, de verbetering zijner verstandelijke en zedelijke ontwikkeling door middel der moedertaal; de bestrijding van achterlijke rechtstoestanden; zij ijvert voor billijker verdeeling der openbare betrekkingen, voor beter en doelmatiger onderwijs in 't algemeen, voor het aankweeken van warme, gelouterde vaderlandsliefde, voor reine gezindheid en milde verdraagzaamheid tusschen de beide stammen van 't land, voor volkseendracht en volksgeestkracht, voor 't onderhouden van den vaderlandschen vrede; in een woord, voor alles wat mede kan werken tot volksgeluk en welvaart van 't land. Het ligt op haren weg ook voor veredelend genot van ons volk te zorgen door muziekuitvoeringen, door het uitgeven van Nederlandsche zangstukken en volksliederenboeken, door het houden van nuttige voordrachten, door aanschouwelijke voorstelling van landschappen en meesterlijke kunstgewrochten, en nog veel meer; want we zijn overtuigd dat niets nuttiger is, om de werkkracht en arbeidslust van ons volk op te wekken, | ||||||||||||
[pagina 54]
| ||||||||||||
zijn leven frischheid, zijn humeur blijheid te schenken, dan wat genoegen op zijn tijd, wat poëzie in zijn prozaïsch bestaan te brengen. Dit doel is de eer en de roem van het Willems-Fonds; daarvoor wil het blijven werken en strijden met moed en volharding. Sedert onze laatste Algemeene Vergadering heeft er in ons land een hoogst gewichtige gebeurtenis plaats gehad, waarover ik hier niet zwijgen mocht, wilden wij aan den plicht der dankbaarheid niet te kort komen jegens hen, die voor de rechten onzer taal in de bres zijn gesprongen, en ondanks storm en orkaangeloei als een rots onwrikbaar gebleven zijn, tot de zegepraal was bevochten: ik bedoel de gelijkstelling onzer beide landstalen, de zoogenaamde wet De Vriendt. Die gebeurtenis is reeds zoo vaak besproken, dat ik het onderwerp niet vatbaar meer acht voor verdere uiteenzetting. Toch mocht het feit niet verzwegen, maar moest met dankbare herinnering hier worden vermeld. Het volgend jaar, Mijne Heeren, zal het Willems-Fonds in deze aloude veste plechtig feest vieren, en den man vereeren, wiens naam onze stichting draagt, door het oprichten van een prachtig gedenkteeken, het symbool van Vlaanderens herleving. Op de plaats voor den nieuwen Nederlandschen Schouwburg moet het oprijzen naast onze historische monumenten, waarop Gent trotsch is, en die als zoovele getuigen daar staan uit Vlaanderens heerlijk verleden, het tijdperk van bloei en grootheid, van fiere manhaftigheid, toen onze ambachtsgezellen en kunstenaars de wereld in bewondering brachten voor hunne vrijheidsliefde, voor de voortbrengselen hunner nijverheid en kunstscheppingen. Als ieder van ons een steentje wil aanbrengen, dan mogen wij de uitvoering van het heerlijk opgevat gedenkteeken als verzekerd beschouwen. In het U meegedeelde verslag van 't Algemeen Bestuur van 1898 zult Ge gelezen hebben, Mijne Heeren, dat een verkleefd en edelmoedig Lid, wiens lust weldoen is, aan 't Hoofdbestuur | ||||||||||||
[pagina 55]
| ||||||||||||
de middelen heeft ter hand gesteld, om jaarlijks tusschen de schoolgaande kinderen onze officiëele weezengestichten een prijskamp te openen in de Nederlandsche taal, alsook om de leerlingen van ons athenaeum, die blijken geven van ijver en studie en liefde voor de moedertaal, aan te moedigen. Ook onze diepgetroffen vriend Rooses, wiens eenige zoon hem zoo smartelijk is ontrukt, heeft tot aandenken van zijn onvergelelijken lieveling het Willems-Fonds eene som van 500 frank geschonken. Beide weldoeners onzer instelling ontvangen hier namens de heele vergadering onzen hartelijken on welgemeenden dank (Toejuichingen). Zooals U ziet, Mijne Heeren, heeft het Willems-Fonds een ruim arbeidsveld, waarop het met kloeken geest en vaste hand onverzwakt moet voortwerken. Uw wensch is om bovenal het Vlaamsche volk, wiens rechten zoolang miskend werden, en nog zoo vaak worden ontzegd, ten zegen te wezen; daarvan getuige wederom deze jaarlijksche ontmoeting, die zoo goed is, om ons op te beuren en te versterken, en die wij zoo noode missen kunnen. De hier uitgebrachte kritiek van ons werken en streven, diene ons tot een toetssteen voor het vervolg, een vingerwijzing tot voorzichtiger en ernstiger handelen; uwe goedkeuring geve wijding aan den volbrachten arbeid. Wees allen nog eens hier hartelijk welkom! (Toejuichingen.) De heer J. Vercoullie, secretaris, doet de naamafroeping der stemgerechtigden, waaraan de volgende heeren beantwoorden:
| ||||||||||||
[pagina 56]
| ||||||||||||
Voor de inschrijvers buiten de Afdeelingen; K. Barbier (Veurne), C. De Bruyne (Gent), H. De Swarte (Nieuwpoort), H. Meert (Gent) en G. Staes (Gent). | ||||||||||||
I. Verslag over de werkzaamheden en algemeene rekening van het bestuurjaar 1898. - Begrooting voor 1899.Na eenige uitleggingen van den heer J. Vercoullie, secretaris, wordt het verslag zonder bespreking goedgekeurd. Het tekort, waarmede de rekening sluit, en dat door de begrooting voorzien, geven aanleiding tot eene woordenwisseling. De heer J. Vercoullie, secretaris, doet een beroep op de leden om door de aanwerving van nieuwe leden de inkomsten te vermeerderen. De heer J. Frederichs (Oostende) zou liever de begrooting zien sluiten in evenwicht en zou daarom sommige buitengewone uitgaven, waaronder de toelagen voor de Afdeelingen afschaffen. De heeren A.C. Van der Cruyssen (Antwerpen), P. De Swarte (Nieuwpoort), Fr. Retsin (Brugge) en P. Fredericq (Gent) bestrijden de zienswijze van den heer Frederichs. | ||||||||||||
[pagina 57]
| ||||||||||||
Eindelijk wordt het volgende voorstel van den heer A.C. Van der Cruyssen (Antwerpen) aangenomen: dit jaar zal beproefd worden door het aanwerven van nieuwe leden het tekort te vermijden, dat de begrooting voorziet. Lukt dit niet, dan zullen sommige credieten wel niet geheel afgeschaft, maar toch in de mate der noodzakelijkheid verminderd worden. Rekening en begrooting worden verder goedgekeurd. | ||||||||||||
II. Verkiezing van zeven leden van het Algemeen Bestuur voor den tijd van drie jaar, waarvan:
Eenige woorden uitlegging van den heer G.D. Minnaert, voorzitter, gaan de verkiezing vooraf. Worden gekozen de heeren:
Vooraleer de vergadering tot de behandeling van de volgende punten der dagorde overgaat, doet de heer J. Winnens (Schaarbeek) een oproep tot de aanwezigen om elk in zijn Afdeeling tijdens de concert-voordracht aan het publiek loten aan te bieden van de tombola voor de oprichting van een gedenkteeken van J.F. Willems. | ||||||||||||
[pagina 58]
| ||||||||||||
III. Middelen om het nationaal gevoel bij de jeugd op te wekken.Dit punt wordt tot eene volgende Algemeene Vergadering verschoven omdat de heer J. Sabbe, die de bespreking moest inleiden, afwezig is. Hij heeft laten weten dat het hem onmogelijk is om naar Gent te komen. | ||||||||||||
IV. Het Nederlandsch voor de krijgsrechtbanken (Afdeeling Gent).De heer K. De Poortere (Brugge) herinnert dat dit punt reeds verleden jaar op de dagorde der buitengewone Algemeene Vergadering te Brugge stond en hij dan, daar hij belet was de vergadering bij te wonen, aan den heer Secretaris eene nota heeft gezonden, die in het verslag is opgenomenGa naar voetnoot(1). Sedertdien is de toestand, wat het Nederlandsch in het algemeen betreft, veel verbeterd door de stemming der wet De Vriendt. Spreker stelt met leed vast dat hetzelfde niet kan gezegd worden van het krijgsgerecht, dat niet alleen moet gewijzigd worden in opzicht van taal, maar ook van proceduur. Ter staving haalt hij een aantal misbruiken aan. Hij verhaalt o.a. de pogingen in 1891 en 1894 door de Vlaamsche Conferentie der Balie van Gent aangewend om verbetering in dien toestand te verkrijgen, wijst op de wetsvoorstellen met hetzelfde doel in de Kamer der Volksvertegenwoordigers neergelegd, de verklaring van Minister Lejeune in 1892, het verslag van den heer Van der Linden over de neergelegde wetsontwerpen en besluit met het volgende voorstel: Het Algemeen Bestuur van het Willems-Fonds zal bij de andere kringen propaganda maken om een stroom van verzoekschriften naar de Kamer der Volksvertegenwoordigers te zenden, waarin de aandacht wordt gevestigd op het verslag Van der Linden. | ||||||||||||
[pagina 59]
| ||||||||||||
Indien er geene verbetering komt, zegt Spreker, vraag ik mij af of de Vlaamschgezinde advocaten het zich niet ten plicht zullen moeten rekenen telkens dat zij moeten pleiten voor het krijgsgerecht, te vragen om dit te mogen doen in het Nederlandsch, en zoo een reeks vonnissen uit te lokken die de openbare meening door hunne onrechtvaardigheid zullen treffen. Wanneer men het Nederlandsch als officiëele taal uitroept, is het logisch dat er geene rechtbanken gevonden worden die niet alleen beletten dat een Vlaamsch betichte de beschuldiging verstaat, maar hem zelfs verbieden zich in zijne taal te verdedigen (Toejuichingen) De heer G.D. Minnaert, voorzitter, bedankt den heer De Poortere voor zijn krachtig pleidooi. De heer L. Willems (Gent) stelt voor dat het Algemeen Bestuur zich zou verstaan met het Algemeen Nederlandsch Verbond. De heer Fr. Retsin (Brugge) acht het petitionnement onvoldoende en zou daarom eene goede brochure willen zien verschijnen, waarin de feiten door de heer De Poortere aangehaald, worden medegedeeld. Niemand is voor het opstellen dier brochure beter geschikt dan de heer De Poortere zelf. De heer G.D. Minnaert, voorzitter, kondigt aan dat de heer De Poortere voor het Tijdschrift een artikel over het behandelde punt heeft beloofd. Dit artikel zou als brochure kunnen overgedrukt worden. De heer H. Meert (Gent) belooft den steun van het Algemeen Nederlandsch Verbond voor het petitionnement en de verspreiding der brochure. De heer K. De Poortere (Brugge) verklaart dat hij binnen kort met zijn artikel zal gereed zijn (Toejuichingen). De voorstellen van het petitionnement en de uitgave eener brochure met medehulp van het Algemeen Nederlandsch Verbond werden aangenomen. | ||||||||||||
[pagina 60]
| ||||||||||||
V. De laatste hervorming der prijskampen M.O.De heer J. Vercoullie, secretaris, legt den toestand uit die aan onze taal is beschoren door het besluit, dat in Mei ll. in het Staatsblad is verschenen om de prijskampen te wijzigen, en leest de briefwisseling daarover gevoerd tusschen het Algemeen Bestuur en den heer Minister van OnderwijstGa naar voetnoot(1). Na de opzending van onzen eersten brief had een afvaardiging van het Algemeen Bestuur een gehoor bij den Minister, die niets van den toestand scheen te weten en verklaarde vertrouwen te hebben in zijne inspecteurs. Deze zijn wel in de verhouding van drie Walen tegen één Vlaming, maar zijn, volgens den Minister, zeer goed gezind ten opzichte onzer taal. Na door de inrichting van den laatsten prijskamp in Juli l.l. nog eens bewezen te hebben hoe gegrond onze grieven zijn, stelt Spreker voor dat de vergadering zou besluiten nog eens bij den heer Minister aan te dringen op verandering. Aangenomen. | ||||||||||||
VI. Welke maatregelen kunnen genomen worden om aan de Vlaamsche gemeente- en provincieraadsleden de uitoefening van hun mandaat in zijn gansche volheid te waarborgen? (Afdeeling Gent.)De heer Paul Fredericq (Gent) zegt dat de Gentsche Afdeeling het initiatief heeft genomen om deze vraag te doen bespreken naar aanleiding van een feit, dat zich gedurende den laatsten zittijd van den Provincialen Raad van Oost-Vlaanderen heeft voorgedaan. Een der liberale leden bleek niet genoeg met het Fransch vertrouwd om de besprekingen in die taal te volgen en vroeg daarom, bij de bespreking van de invoering van het minimum van dagloon, dat men desnoods de Fransche redevoeringen voor hem zou vertalen. Daarop, | ||||||||||||
[pagina 61]
| ||||||||||||
volgens de bladen, o.a. een antwoord van den Franschgezinden voorzitter van den Raad dat men, door zich te laten kiezen, zich bekwaam acht om ook besprekingen in 't Fransch te volgen. In den Gemeenteraad te Kortrijk heeft zich ook zulk een geval voorgedaan en thans zetelt eveneens in de Kamer van Volksvertegenwoordigers een Franschonkundig lid. Aan den toestand, waarin die mandatarissen zich bevinden, moet een oplossing komen. 't Behoort niet aan den Voorzitter om de leden van zijnen Raad te beleedigen met te zeggen dat zij onbekwaam zijn. 't Zijn de kiezers, die moeten oordeelen of hunne gekozenen bekwaam zijn of niet (Toejuichingen). Spreker weidt uit over het stelsel, dat in Zwitserland wordt gevolgd en hoopt, dat de Vlaamschgezinde gemeenteen provincieraadsleden in hunnen Raad een voorstel tot invoering van een dergelijke regeling zullen neerleggen (Toejuichingen). De heer L. Willems (Gent) geeft nog eenige inlichtingen over Zwitserland en stelt voor een commissie van rechtsgeleerden te benoemen, die het taalgebruik in de verschillende raden van Zwitserland zou onderzoeken. Na nog eenige woorden van de heeren G.D. Minnaert, voorzitter, Am. Cassiers (Gent) en Paul Fredericq (Gent) neemt de vergadering het voorstel van den heer L. Willems aan en besluit daarbij dat het verslag der commissie in het Tijdschrift zal opgenomen worden. | ||||||||||||
VII. Inrichting van een grievencomiteit in elke Afdeeling (Hr. Jul. Hoste, Brussel).In afwezigheid van den heer J. Hoste, die de vergadering niet kan bijwonen, neemt de heer K. Bogaerd (Laken) het voorstel over en spoort de Afdeelingen aan om in hun midden een comiteit te stichten dat al de misbruiken tegen de taalwetten opspoort en tracht te doen ophouden. | ||||||||||||
[pagina 62]
| ||||||||||||
Het Algemeen Bestuur belooft bij monde van den heer G.D. Minnaert, voorzitter, dat het in dien zin aan de Afdeelingsbesturen zal schrijven. | ||||||||||||
VIII. Het taalgebruik in openbare kennisgevingen (Hr. K. Bogaerd, Laken).De heer K. Bogaerd (Laken). Onze beweging sedert 1830 moeten wij uit een dubbel oogpunt beschouwen. Op het letterkundig gebied is de zege praal volledig, maar dit is niet het geval met het gebruik van het Nederlandsch in het werkelijk leven: vele Vlamingen gebruiken steeds het Fransch voor aankondigingen, omzendbrieven, opschriften, enz. Tot welke belachelijke toestanden dit soms aanleiding geeft toont hij met voorbeelden van eigen ondervinding. Wij moeten ons inspannen om het gebruik onzer eigene taal in openbare en plechtige omstandigheden algemeener te maken. De heer A.C. Van der Cruyssen (Antwerpen) sluit zich aan bij den heer K. Bogaerd en wijst op de talrijke Vlamingen, die nog altijd den Franschen Reisgids koopen, Fransche redevoeringen uitspreken, enz. De heer G.D. Minnaert, voorzitter, haalt de stichting aan door het Algemeen Nederlandsch Verbond van een dameskring, waarvan de leden zich verbinden zuiver Nederlandsch te spreken. | ||||||||||||
IX. Uigave van volksboeken over vaderlandsche geschiedenis.De heer G.D. Minnaert, voorzitter, brengt in herinnering dat voor een drietal jaren een voorstel van hem werd aangenomen om een volksboek over de vaderlandsche geschiedenis uit te geven, maar pogingen lot uitvoering bleven zonder gevolg. Hij denkt dat wij beter te recht zouden komen, indien wij afzonderlijke tijdperken lieten behandelen. Een werk in dien aard verscheen nog onlangs in Noord-Nederland van de hand van professor Mulder: ‘De gouden eeuw van Nederland.’ De heer G.D. Minnaert, voorzitter, brengt in herinnering dat voor een drietal jaren een voorstel van hem werd aangenomen om een volksboek over de vaderlandsche geschiedenis uit te geven, maar pogingen lot uitvoering bleven zonder gevolg. Hij denkt dat wij beter te recht zouden komen, indien wij afzonderlijke tijdperken lieten behandelen. Een werk in dien aard verscheen nog onlangs in Noord-Nederland van de hand van professor Mulder: ‘De gouden eeuw van Nederland.’ | ||||||||||||
[pagina 63]
| ||||||||||||
De heer H. Van Kalken (Brussel) haalt als model de uitgave aan van Bosmans in boekjes van een 30tal blz. Het volk wordt aangetrokken door de vertelling. De vergadering sluit zich aan bij de ontwikkelde gedachten en gelast het Algemeen Bestuur proeven in dien zin te nemen. De heer G.D. Minnaert, voorzitter, bedankt de aanwezige leden en verklaart de zitting gesloten (1 3/4 uur). |
|