| |
| |
| |
Uit Noord-Nederland.
Het is feest voor geheel het Nederlandsche volk; want het is op den 6en van herfstmaand dat de jongste telg uit het huis van Oranje-Nassau onder het luiden van klokken en het donderen van kanonnen opgaat naar de Nieuwe Kerk om het oude verbond tusschen Nederland en haar stamhuis opnieuw te bezegelen. Bazuinen schallen, ons schoon Wilhelmus weerklinkt door de ruimte; statig schrijdt de vorstin voorwaarts en neemt haar plaats in op den troon en, als de laatste tonen van het krachtige, oude lied, dat zich reeds drie eeuwen wist te handhaven, zijn weggestorven, richt de jeugdige gestalte zich op met vorstelijke waardigheid en spreekt de leden der Staten-Generaal aan met heldere stem, die aan vastheid wint, wanneer ze is gekomen tot:
‘Hoog is mijn roeping, schoon de taak die God op mijn schouders gelegd heeft. Ik ben gelukkig en dankbaar het Volk van Nederland te mogen regeeren, een volk klein in zielental, doch groot in deugden, krachtig door aard en karakter.
“Ik acht het een groot voorrecht dat het mijn levenstaak en plicht is al mijne krachten te wijden aan het welzijn en den bloei van mijn dierbaar Vaderland. De woorden van mijn beminden vader maak ik tot de mijne:” Oranje kan nooit, ja nooit genoeg voor Nederland doen.’
Die woorden houden een belofte in, een belofte, bevestigd en versterkt door den zoo duidelijk uitgesproken eed. En wanneer het plechtig verbond tusschen Vorstin en volk gesloten is, dan stijgt een gejuich om hoog, dat zich voortzet onder de menigte buiten de kerkmuren. Het koor, dat zoo heerlijk het
| |
| |
heldenlied van Marnix deed weerklinken, heft op de tonen van het orgel een danklied aan en hare Majesteit verlaat het kerkgebouw.
Op den Dam wordt zij ontvangen met een steeds stijgende geestdrift, die haar toppunt bereikt als even later beide Koninginnen zich op het balcon vertoonen.
Nu de Staten-Generaal in zijn naam de koningin ontvangen en ingehuldigd hebben, viert het Nederlandsche volk feest op een wijze, geheel die zoo jeugdige vorstin waardig; het wil in de uiting zijner feestvreugde toonen hoe lief hem de maagd is, die in zijn midden is opgewassen. Zou het misschien iets gevoelen van wat Dr Ruitenschild te Utrecht in zijn schoone feestrede uitsprak? ‘In Oranje is de waarborg van het behoud en het geluk van ons volk. Zoolang de Nederlandsche naam met dien van Oranje verbonden blijft, zoolang het hart des volks warm voor zijn Vorstenhuis klopt, zoolang in beide dezelfde geestdrift voor het eenmaal vrijgestreden Vaderland woont en werkt en leeft en heerscht, zoolang blijft ons bestaan en onze waardigheid onder de volken van Europa bewaard, zoolang kan Nederland toonen, dat een klein volk in waarheid groot kan wezen. Goddank, de Oranjenaam, die eeuwen lang de leuze was, die Nederland adelt en verheft; die naam is niet gestorven, maar leeft. Hij leeft verjeugdigd voort en moge dierbaar en gezegend zijn zoolang er een land op aarde is, dat Nederland heet.’
***
Stad nog dorp is achtergebleven om hare Majesteit hulde te brengen. In de rij der feestelijkheden bekleeden Amsterdam, 's Gravenhage, Rotterdam en Utrecht de eerste plaats.
De Amstelstad, den boventoon voerend door haar feeërieke versiering en verlichting; de Residentie door haar bloemencorso, de Maasstad door haar optocht en de Bisschopstad door haar muziek- en zanguitvoeringen. De Centrale Commissie tot
| |
| |
viering van nationale feestdagen aldaar komt lof toe, omdat zij het volk in de gelegenheid heeft gesteld zoo'n groot aandeel te nemen in de feestelijkheden; haar flinken voorzitter en ijverigen secretaris voor de wijze, waarop zij het feestprogramma in elkander hebben gezet en de uitvoering daarvan tot een goed einde hebben gebracht.
Het hoofdcomité voor de inhuldigingsfeesten te 's Gravenhage bood hare Majesteit een Gala-Kunstavond, waarbij men, wat de tableaux vivants betreft, in gedachte werd teruggevoerd tot den kunstavond van het taal- en letterkundig congres te Dordrecht in den vorigen zomer. Vóor en ná een schoon tableau: Toebebereidselen voor den overtocht van Prins Willem van Oranje over de Maas, Lente, een fragment uit de Inhuldigings-cantate van Mr Banck en Glorietijdperk der Nederlandsche Kunst uit het Oranje-Vredelied van Dr. Schaepman.
Bij de militaire fakkeltochten op een der feestavonden in Den Haag werd een der zestien Marschen uit den Spaanschen Successie-oorlog uitgevoerd, die door de Vereeniging van Noord-Nederlandsche Muziekgeschiedenis zijn uitgegeven. Naast deze vereeniging hebben wij den heer J.W. Enschedé, bibliothecaris te Haarlem, te danken, dat deze oude, doch niet verouderde marschen ons niet onbekend zijn gebleven; voor de opsporing er van hebben wij groote verplichting aan hem.
De koningin-moeder, die als Regentes zoo zeer de liefde en het vertrouwen van het Nederlandsche volk won door de echt Hollandsche opvoeding, die zij haar dochter gaf en door hare weldaden, kan zeker aanspraak maken op den dank der Nederlandsche natie voor de bestemming die zij heeft gegeven aan de dertig duizend gulden door hare landgenooten bijeengebracht. De Nederlandsche longlijders zullen weldra geen herstel meer behoeven te zoeken buiten hun vaderland: als Sanatorium wordt het landgoed Oranje-Nassauoord ingericht, waarover de koningin-moeder eerstdaags de vrije beschikking krijgt en dat door haar aan het geschenk wordt toegevoegd.
| |
| |
***
Verschillende mooie tentoonstellingen, die betrekking hebben op het huis van Oranje, hebben wij aan de inhuldigingsfeesten te danken. Te Amsterdam, een Oranje-Nassau tentoonstelling, waarvan de vorstenhuizen van Europa en verschillende Universiteitsbibliotheken de voornaamste inzenders zijn der dertienhonderd nummers.
Te Leeuwarden was 't het Friesch Genootschap dat een verzameling bijeenbracht van al wat in zijn museum betrekking heeft op het stamhuis van Oranje-Nassau en Friesland, vermeerderd met hetgeen particulieren voor dat doel afstonden. Belangrijk daaronder zijn vooral de origineele brieven met meestal ongeschonden zegels in was van twintig vorstelijke personen uit het stamhuis en een verzameling door Jhr. J.G. Beeldsnijder van Voshol: een foliant met platen, pamfletten en couranten van 1747 tot 1749 door den heer Voshol in 1847 aan koning Willem II aangeboden, doch door dezen geweigerd omdat de verzamelaar zich had aangesloten bij de liberale partij, dat was die, welke op grondswetsherziening aandrong, waaraan de vorst toen nog zeer vijandig was.
Een belangrijk stuk is ook de schoone, origineele akte op perkament, waarbij de Gedeputeerde Staten van Friesland den 27 April 1587 van Boudewijn van Loon voor ƒ 12,000 een huis kochten, dat de Staten tot paleis voor de stadhouders bestemden. De zeldzaam volledige collectie portretten van vorsten en vorstinnen, die bijna drie eeuwen Friesland regeerden, behoorden vroeger tot het koninklijke paleis, waarvan hierboven sprake is. Willem III gaf ze het Friesch Genootschap ten geschenke toen het paleis een andere bestemming kreeg. Onder deze beeltenissen, welke buiten hun eigenaardige waarde, ook nog bijzondere waarde bezitten om hun vervaardiger, W.I. Miereveld, bevindt zich een levensgroot portret van vorstin Maria Louisa (1709 lot 1765), de weldoenster van het Friesche volk en onder hen bekend als ‘Maryke Meu.’
| |
| |
Te Utrecht stelde de heer A.J. Nijland zijn rijke verzameling van 440 nummers ter beschikking van het schilder- en teekenkundig genootschap Kunstliefde. Naast de geslachts- en stamboomen der Oranje's (eigenaardige curiosa), het stamslot der Nassaus te Dillenburg en den burcht te Vianden. Hierna de portretten der ouders van den Vader des Vaderlands, gevolgd door de beeltenissen van alle Oranje's met hunne gemalinnen, allereerst die van den grooten Zwijger: een op zeer jeugdigen leeftijd naar een schilderij in het museum te Cassel, een zeer schoone gravure (kniestuk) naar Goltzius, den prins op 48jarigen leeftijd voorstellende, en een beeltenis in 12o omringd door ‘Ein Christlich Heldenliedt,’ het Wilhelmus van Nassouwen in het Duitsch, wat men met de zoo noodige veranderingen terugvindt rondom het portret van Maurits, den zoon uit het huwelijk met Anna van Saxen, wier beeltenis met de overige gemalinnen van Willem I aanwezig is.
Belangrijke prenten uit dit tijdvak zijn de Ondergang der Onoverwinnelijke vloot, de Zinneprent op 't Bestand en de Zinneprent op Hollands grootheid onder Maurits; ze worden gevolgd door een reeks voorstellingen uit een schoon tijdperk van ons bestaan, dat van den Stedendwinger, eindigende met een Zinneprent op den Vrede van Munster, dien hij zoo krachtig had voorbereid, doch niet mocht beleven. En zoo voortgaande komen wij langs volledige verzamelingen, de overige stadhouders (waaronder ook de Friesche) betreffende, tot den tijd van Willem I, den Vorst, wiens komst met vreugde werd tegemoet gezien en wiens vertrek (1840) niet minder vreugde bracht. Een groot verschil voorwaar tusschen dit jaar en 1848, toen de dood het volk den zoon ontnam, die tevredenheid bracht door het een grondwet aan te bieden; aan de korte regeeringsperiode van Willem II hebben wij toch een aanmerkelijk aantal prenten te danken, die alle hier vertegenwoordigd zijn en deze brengen ons langs de beeltenissen van den vredevorst, onzen in 1890 overleden Willem III, en van zijn gezin tot onze jeugdige vorstin.
| |
| |
Onder deze verzameling vallen nog een paar curiosa te vermelden: Bouquet van rozen met de 8 portretten van het Koninklijk Huis (Willem I en gezin) benevens: Zeltzaame aanmerking op de Regenboog, die zig vertoonde in Sr Hagen den 18 Sept. 1785, welke bestaat uit de volgende zes verzen met melodie:
Zoo lang de Son en de Maan zal staan,
Zal nooyt d'Orange couleur vergaan,
Dit zag ik in de middagstond
Juyst in het Teeken van 't verbond,
Met eerbied daar ik god moet looven,
Daardoor zag ik Orange Booven,
Ook de heer S. Van Gijn te Dordrecht is bij deze gelegenheid niet achtergebleven, zijn landgenooten te laten genieten van een belangrijke collectie historieprenten. Zij bestaat uit een keuzetentoonstelling van 500 nummers (waaronder schoone gravuren naar Goltzius) die betrekking hebben op de regeering der Stadhouders, die der Koningen en die der Koningin-Regentes.
Maar boven die Oranje-Nassau-verzamelingen, hoe belangrijk soms, staat, overweldigend door hare zeldzame schoonheid, de tentoonstelling gewijd aan de nagedachtenis van onzen grooten Rembrant.
Veritas.
|
|