Tijdschrift van het Willems-Fonds. Jaargang 3
(1898)– [tijdschrift] Tijdschrift van het Willems-Fonds–
[pagina 321]
| ||||||||||||||||||
Emile Zola.Een naam, door het vermenigvuldigend vermogen der drukpers van de gansche wereld, daaglijks door honderd millioen breinen gejaagd, door honderd millioen monden uitgesproken! Een groot kunstenaar, een baanbreker, een hoofdman der wereldletterkunde! Een reuzig denker, een durver, misschien meer vermaard om zijn beruchten brief ‘J'accuse’, waardoor hij, tegenover het menschdom, de gekrenkte Gerechtigheid verdedigt, dan beroemd om zijn machtigen romancyclus der Rougon-Macquarts. ‘In 't hart van Parijs, twee stappen van den Boulevard, de Beurs, de Hallen, in die handeldrijvende wijk, waar het leven van 's ochtends tot's avonds wriemelt, ligt de rue Saint-Joseph, een soort van gang zonder gewelf, eng en kort, leidende van de rue du Sentier naar de rue Montmartre. 't Was dáár, in nummer 10, dat, op 2 April 1840, Emile Zola geboren werd van een Italiaanschen vader, François Zola en eene Fransche moeder, Emilie AubertGa naar voetnoot(1).’ Daar Emile Zola, door gansch zijn reuzig werk heen, de overerving aanvaardt en als wetenschappelijk dogma tracht te bewijzen, kan het voor zijn lezers niet van belang ontbloot zijn even wat bijzonderheden te vernemen uit het leven van zijn vader. Een Zola van Venetië trouwde met een meisje uit het eiland Corfou. Uit die kruising van Italiaansch met Grieksch bloed werd, in 1796, François Zola geboren. | ||||||||||||||||||
[pagina 322]
| ||||||||||||||||||
In 1813 was deze Zola reeds officier en streed in het korps van prins Eugeen. Later, na het leger verlaten te hebben, werd hij burgerlijk ingenieur en gaf, in het Italiaansch, verscheidene wetenschaplijke werken uit, die hem o.a. den titel van lid der Koninklijke Akademie van Padua verwierven. Italië verlaten hebbende, reisde hij in Duitschland, Holland, Engeland. Na 1830, weer soldaat, dient hij in het vreemd legioen van Algerië. Later ontscheept hij te Marseille, waar hij zich vestigt als burgerlijk ingenieur. Met het oog op de uitvoering van grootsche plannen, waardoor hij zijn naam beroemd kon maken, hield hij zich dadelijk ernstig bezig met het opmaken van ontwerpen tot verbetering en vergrooting der haven van Marseille. Deze ontwerpen werden wel nooit ten uitvoer gebracht, doch waren daarom niet minder zeer praktisch en zeer doorgrond. Met een plan voor een waterdam, ten einde de stad Aix van water te voorzien, bracht hij het, na een hardnekkig pogen en aandringen van 10 jaren, zoover dat met de werkzaamheden een aanvang werd genomen. Doch ongelukkiglijk deed hij, gedurende een vreeslijken mistral, een longvliesontsteking op en stierf, toen zijn eenige zoon 7 jaar oud was. Te Aix gevestigd, bleef dan de 27jarige moeder met hare ouders, rustende handelaars, en haar jeugdig kind alleen. Eerst in de lagere school, later in 't college gezet, haalde hij weldra al de eerste prijzen weg en legde zich meer bepaald op de studie der wetenschappen toe, omdat hij volstrekt geen zin had in de studie der oude talen, in het maken van vertalingen en overzettingen. Na zijne klasuren groeide hij op als kwâjongen, te midden van de wijde en vrije dichterlijke velden, bedorven door grootmoeder en door moeder. In 1858 met zijne moeder te Parijs aangekomen, verkreeg hij, door bescherming, onmiddelijk eene studiebeurs voor het | ||||||||||||||||||
[pagina 323]
| ||||||||||||||||||
lycée Saint-Louis. Gansch vreemd te midden van de jonge Parijzenaars, werkte hij met minder ijver, legde zich enkel vlijtig op het opstellen toe en bevond zich, op 20jarigen leeftijd, na tweemaal te mislukken voor het baccalaureaat in de letteren, zonder eenig onderkomen in het onmetelijke Parijs, volstrekt onzeker van den dag van morgen. Te Parijs slaagde hij niet in het examen, omdat de leeraar in de letterkunde hem ‘nul’ gegeven had. Te Marseille, waar hij zich eenige weken daarop aanbood, doorstond hij zelf de schriftelijke proef niet. Zola levert dus een andermaal het bewijs dat men vaak zoo weinig op examens steunen mag om aan iemand de toekomst te voorspellen. Eerst, aan de dokken, won hij, met harden arbeid, 60 fr. in de maand, doch bleef enkel twee maanden werkzaam, waarna hij, twee jaren lang, te Parijs langs de straat liep. ‘Deux années entières de bohème. Une vie de misère, d'emprunts sollicités la rougeur au front, de dettes contractées sous la griffe du besoin. Une vie de hasards, d'engagements au mont-de-piété, de meubles abandonnés en payement. Enfin, une de ces périodes sombres, queceux qui les ont traversées, ne se rappellent jamais sans un frissonGa naar voetnoot(1).’ In 1862 kreeg hij een betrekking in den boekhandel Hachette en won 100 fr. in de maand. Hij bleef bij Hachette tot aan het einde van 1865, toen reeds zijn betrekking hem een maandelijksch inkomen van 200 fr. bezorgde. Van dan af was hij vrij, zijn eigen meester en mocht zich alleen op de vaardigheid en de kracht zijner pen verlaten om te bestaan. Zóó waren dan de kinderjaren, de jongelingsjaren en de eerste jaren van ‘strijd om den broode’ voor hem, die later, door de natuurlijke geschiedenis der familie Rougon-Macquart, de wereld zou beroeren, de geesten zou veroveren, millioenen zou winnen; van hem, die, met een machtigen stoot | ||||||||||||||||||
[pagina 324]
| ||||||||||||||||||
van zijn reusachtige pen, de verroeste schaal der Gerechtigheid zou doen schokken voor het aanschijn der aarde. Van op de banken van het college was Zola, een onvermoeibaar rijmelaar, maakte gedichten na gedichten. Drie dagen na zijn vertrek bij Hachette, werd hij door de Villemessant, stichter van Le Figaro en toenmaals aan het hoofd van L'Évènement voor één maand op proef aanvaard in zijn blad en kreeg tot last boekenkritiek te maken onder het opschrift Livres d'aujourd'hui et de demain. Weldra werd hij bepaaldelijk medewerker en trok reeds aan 't einde der maand 500 fr. loon op. Zola's opstellen in l'Évènement verwekten weldra verbazing, opschudding, zoodanig dat hij ook reeds aan het einde van 1867 alle medewerking aan het blad staakte om zich moeielijkheden te sparen. Niettemin was zijn naam reeds zeer bekend en bleef hij in de wereld der dagbladen steeds werkzaam om zijn brood te verdienen door het leveren van kunstrecensies en mengelwerken. Steeds zoekend naar de plannen, die hem in het afbakenen zijner echte kunstbaan zouden dienstig zijn, was Emile Zola toch met zijn roman Thérèse Raquin op een pad, dat Louis Ulbach, in ‘les lettres de Ferragus,’ ‘la littérature putride’ dorst noemen. De eerste lichten gloeiden aan den ingang der groote heirbaan, waarop weldra de meester der Rougon-Macquarts den schepter zou zwaaien als vorst van de naturalistische school. Balzac gaf, met den hoofdtitel Comédie humaine, een gansche reeks romans uit en bracht alzoo een der stoutste ondernemingen op het gebied der hedendaagsche letterkunde ten uitvoer. ‘Zola, lui, se demanda quelle aide pouvait lui accorder le lien d'une application des régles de l'hérédité dans l'étude des personnages principaux. De là à les prendre tous parmi les membres d'une même familie, il n'y avait qu'un pas; et l'idée était trouvée, sa série raconterait ‘l'Histoire naturelle et sociale | ||||||||||||||||||
[pagina 325]
| ||||||||||||||||||
d'une famille sous le second Empire.’ Partant de là, il se mit à l'oeuvreGa naar voetnoot(1).’ Acht maanden lang, tot aan het einde van 1868, werkte hij aan het bestudeeren en opmaken van een plan voor het grootsch gewrocht, dat uit twintig romans bestaat. ‘Om het praalgebouw zijner groote letterkundige eerzucht op te richten, zet hij zich elken ochtend, na het opstaan, wanneer hij, zonder drinken, een gebakken ei gebruikt heeft, in zijn breeden Louis XIII-zetel voor zijne schrijftafel neder, waar alles: inktpot, vloeipapier, boeken, papier ordelijk op zijn plaats gerangschikt is; daarna maakt hij onmiddelijk zijne pen met het schrabmesje zuiver van den gedroogden inkt van den vorigen dag; daarna, na een vluchtigen oogslag op zijn gezamenlijke nota's geworpen te hebben, zet hij zich aan 't werk, voortgaande aan die bladzijde, waar hij den vorigen dag aan opgehouden heeft, somtijds in 't midden van een volzin, zonder ooit het voorafgaande te herlezen om zich op te wekken, zooals dit wel het geval is bij onregelmatige werkers. Hij houdt niet op en vangt niet opnieuw met zijn gewoon leven aan, vooraleer hij zijn dagtaak heeft afgemaakt: meestal vier bladzijden van een dertigtal lijnen ineengedrongen vast en regelmatig schrift. Nagenoeg geen uitschrappingen...’ (1) Wij zullen meer bepaald stilhouden bij de twintig boekdeelen, die de geschiedenis bevatten der afstammelingen van den botten en kalmen tuinier Rougon en den ontredderden dronkaard en smokkelaar Macquart en gewonnen uit Adelaïde Fouque, bijgenaamd tante Dide, die later in een zinneloozengesticht op 105jarigen ouderdom stierf. Ziehier de lijst der romans met het jaartal, waarin zij verschenen:
| ||||||||||||||||||
[pagina 326]
| ||||||||||||||||||
Door deze reeks heeft Zola den proefondervindelijken roman geschapen, waarvan hij in le Roman expérimental volgenderwijze de bepaling geeft: ‘Le romancier expérimentateur est celui qui accepte les faits prouvés, qui montre dans l'homme le mécanisme des phénomènes dont la Science est maîtresse et ne fait intervenir son sentiment personnel que dans les phénomènes dont le déterminisme n'est point encore fixé.’ L'Assommoir en La Terre worden algemeen beschouwd als de zuiverste meesterstukken uit de reeks. Wanneer wij La Terre lezen, stijgen de geuren der velden in welriekende lente- en zomerwasems rondom ons op; hooren wij de duizenden geruchten van dorp en veld harmonisch rondom ons samensmelten; zijn wij in de stallen, in de schuren, onder de loodsen, op de akkers, de oogst- en klaverlanden met de personen uit Zola 's meesterlijk boek. Verneem den drift van Hourdequin, den meester van de hoeve la Borderie: | ||||||||||||||||||
[pagina 327]
| ||||||||||||||||||
‘Ah! cette terre, comme il avait fini par l'aimer, et d'une passion où il n'entrait pas que l'âpre avarice du paysan, d'une passion sentimentale, intellectuelle presque, car il la sentait la mère commune, qui lui avait donné sa vie, sa substance et où il retournerait...’ Nooit, wellicht, werd een boek heviger aangevallen dan l'Assommoir. Zola, zoo klonk het, heeft gansch Parijs gehoond, in 't aangezicht gekletst. Nochtans schrijft Jan ten Brink: ‘Als de kwaadwilligheid mocht beweren dat zeven en negentig drukken van l'Assommoir alleen te wijten zijn aan de wulpschheid der tafereelen en toestanden, dient men der kwaadwilligheid te wijzen op de ongehoorde beleediging aan millioenen lezers van heel de beschaafde wereld in het aangezicht geworpen. Wezenlijk onzedige, schandelijke boeken worden alleen gelezen door een groepje van liefhebbers, die er een groot plezier in smaken. Niemand verdedigt zulk een boek, het sterft spoedig, er wordt niet meer over gesproken. ‘Maar boeken, die toorn, haat, geestdrift, ingenomenheid, woede en liefde bij duizenden van vóór- en tegenstanders wisten wakker te roepen; boeken, die heele jaren lang dagelijks het onderwerp van hevige woordenwisselingen uitmaakten, die dagelijks opnieuw ter lezing genomen werden en om de veertien dagen moesten herdrukt worden, zulke boeken behooren tot de zeldzaamste verschijnselen op het gebied der letterkundige historie. L'Assommoir is zulk een boek.’ Gansch ‘l'histoire naturelle et sociale d'une famille sous le second empire’ draagt den stempel van een der grootste kunstenaars der hedendaagsche letterkunde. Zola geniet de gave der grootschheid, der wonderbare kleurenpracht, der vleezigheid en spierkracht van Rubens, de gave der fijnheid, der zwierigheid van Rembrandt. De romancyclus der Rougon-Macquarts is de stamboom eener | ||||||||||||||||||
[pagina 328]
| ||||||||||||||||||
gansche verwantschap met al zijne vertakkingen. Hoe deze verwantschap zich op het maatschappelijk veld eenen weg baant; hoe zij aan de driften en ondeugden der samenleving een kostbaren tol van levenskracht betaalt, wijst en bewijst ons, gegrondvest op wetenschap en menschenkennis, de gansche reeks. Den wijsgeer, den denker, den zoeker de verbastering van een nakomelingschap breedvoerig verklaren, verbastering door alle nakomelingschap ondergaan en die moet uitloopen op uitsterving aan tering, aan hersenkrankte, aan zelfvernietiging, aan gestelzwakheid, aan voorttelingsonmacht, daarin slaagt Zola volkomen. Op een aangrijpende wijze, met zijn verschriklijk realisme, beeldt hij ons de ontwikkeling af der ondeugden en vuile driften in het menschelijk hart; zegt hij ons hoe zij lijf en geest aantasten, verkankeren; bewijst hij, hoe, door onbedachte huwelijken en onkuische koppelingen, de manlijke kiem, reeds verzwakt en besmet in den vader, nog erger verbastert, ontaardt in den schoot der moeder. De sociale wijsgeer komt in ongeruste, diepe overwegingen, wanneer de hoofdman der Fransche realistenschool er op wijst, hoe verschrikkelijk de ondeugd en de drift, als een aanwaaiend vuur, de maatschaplijke levenskracht uitbranden, opteren. Immers, Zola brengt die vuiligheden, bloot en stinkend, walglijk onder de oogen zijner lezers, om hun een grooteren afschuw voor de zedeloosheid in te boezemen. Echter is deze uitgebreide stamgeschiedenis noch gerekt, noch droog. Zola heeft voor ieder zijner twintig romans een nieuw tooneel gekozen, waardoor ook elk boek als een afzonderlijk geheel voorkomt, onafhankelijk van de voorgaande en nakomende gewrochten. Stelselmatig heeft hij zelfs maar den schijn van eentonigheid, van herhaling willen vermijden en is daarin ook volkomen geslaagd. De schrijver koos voor elken roman een hoogst boeiend geraamte dat tot binnenwerk zou dienen aan het nieuwe schouwspel uit het leven der kinderen van Adelaïde Fouque. | ||||||||||||||||||
[pagina 329]
| ||||||||||||||||||
Zoo beschrijft hij ons, om maar eenige voorbeelden aan te halen, de hallen van Parijs in Le Ventre de Paris; de kroegen en drankkoten uit de volkswijken der hoofdstad in l' Assommoir; de groote kleermagazijnen, als Le Louvre, in Au Bonheur des Dames; de koolmijnen in Germinal; het landelijk leven in La Terre; de kathedraal, men meent van Amiens, in Le Rêve; het spoorbaanleven in La Bête humaine; de beurs in l'Argent; de oorlog van 1870 in La Débâcle. De vaardigheid van voorstelling, de ontwikkeling en nauwkeurigheid der bijzonderheden, op elke bladzijde van elken der twintig romans, bewijzen ontegensprekelijk dat Zola zich de grootste moeite heeft gegeven en geen opofferingen heeft gespaard om op de hoogte te komen, vanwaar hij zijn onderwerp meesterlijk zou kunnen beheerschen. ‘Toutefois Zola ne possède pas la riche et savante psychologie de Balzac; il ne pénètre pas dans l'intimité des êtres; il s'attache au décor et au mouvement des foules, mais il donne à ce décor et à ces foules des proportions colossales, une intensité de vie extraordinaire, un relief épique. Et pour cela il crée une langue nouvelle, langue puissante, colorée, savoureuse, faite pour peindre plutôt que pour analyser et que presque tous les écrivains contemporains se sont plus ou moins appropriée, bien que beaucoup le nient. Certes, les procédés de Zola n'étaient pas inconnus avant lui; mais il les a marqués de sa forte empreinte; il les a fait passer dans la langue courante...’Ga naar voetnoot(1) ‘L'Art d'Emile Zola, envisagé dans ses moyens, apparaît surtout une Méthode; et ce puissant écrivain l'appliqua avec une rigueur admirable. En Zola s'ouvre et se clôt l'ère du naturalisme: ce ne fut qu'une des déformations du seul art, l'antique et éternel Naturisme. Naturalisme, Idéalisme, Spiritualisme, etc., sont les formes accidentelles, transitoires de l'étude de l'homme, | ||||||||||||||||||
[pagina 330]
| ||||||||||||||||||
modifié par la notion morale, le sens éthique, les lois, les moeurs, le climat, l'ensemble des contingences climatériques et socialesGa naar voetnoot(1).’ ‘Mais encore faut-il reconnaître que Zola ramasse et entasse de parti pris les traits répugnants, les grossit par une hyperbolique vision, et enfin les déforme jusqu'à la caricature par un style romantique. C'est la sresque de l'ordure... Il a beau être l'esclave d'une doctrine et se prétendre naturaliste, peintre de la vie réelle, romancier du document, par-dessus tout il est un poète, et un poète épique... Zola demeurera comme l'un de nos plus grands artistes dans l'art de décrire... Il a la grandeur, la puissance et une sorte de simplicité dans la vision, qui conviennent bien à l'épopée. Il remue les masses sociales, la foule des héros du travail et de la souffrance, la foule aussi des brutes, avec une majestueuse vigueurGa naar voetnoot(2).’ ‘Dans presque tous ses livres, surtout dans ceux où il narre la vie des tâcherons des champs, des usines, des mines, des pages suantes de colère montrent la pauvreté du monde; ça et là des rages exultent, des espoirs de batailles s'essorent... Ainsi en maintes pages du maître, la prescience des rudes étapes évolutives s'élablit; une vague vision du soir de bataille où la grondante colère des foules balayera les iniquités, montre sa splendeurGa naar voetnoot(3).’ ‘Mais de tout son oeuvre, la matérialité seule de la nature restera deboutGa naar voetnoot(4).’ ‘Je n'aime pas son oeuvre parce qu'elle s'appuie sur une psychologie superficielle et sans variété, et qu'on n'en peut retenir aucune figure originale et vraiment résistante á la pen- | ||||||||||||||||||
[pagina 331]
| ||||||||||||||||||
sée ou agréable au rêve. Je n'aime pas son art, car il écrit mal et déclare le faire à desseinGa naar voetnoot(1).’ ‘Son temps est passé. Les jeunes, qu'il insulte, se détournent de lui. L'avenir lui échappe. Notre idéal littéraire n'est plus le même que le sienGa naar voetnoot(2).’ Zóó beoordeelt de letterkundige wereld Zola's kunstarbeid op zeer uiteenloopende wijze. Natuurlijk werd de groote schrijver door zijne tegenstrevers, en vooral door een moedwillig deel der klerikale pers, erg gelasterd, schandelijk bespot. Men heeft hem uitgescholden voor een onverbeterlijk brasser, welke de groote sommen, jaarlijks gewonnen, ook onmiddelijk in allerhande uitspattingen opteert. Zola drinkt niet, rookt niet, is de regelmatigste mensch, de beste echtgenoot. Hij is vijand van alle feestelijke buitensporigheden en ontvangt bij hem, in zijn hôtel der rue de Bruxelles of in zijn buitengoed te Médan, eenige vrienden enkel éénmaal in de week. Aan het hoofd van een groot vermogen, door zijn onvermoeibaren arbeid van elken dag verworven, zou hij zich uitgaven voor ongewone weelde kunnen veroorloven, doch steeds blijft hij dezelfde eenvoudigheid, dezelfde zachtheid van karakter, denzelfden afkeer voor wereldsche pronkerij bewaren. Van zijne werken worden nog jaarlijks honderdduizenden exemplaren verkocht. Nooit misschien heeft één schrijver voor de algemeenheid zijner werken op zulken overgrooten aftrek kunnen bogen als Emile Zola. Na den laatsten roman der Rougon-Macquarts heeft hij zich dadelijk aan de bewerking gezet van een trits door hem Les trois Villes getiteld met de bijtitels Lourdes, Rome, Paris. Als de Rougon-Macquarts hebben ook deze drie jongste romans duizenden lezers gereed gevonden. | ||||||||||||||||||
[pagina 332]
| ||||||||||||||||||
Van La Débâcle gingen, op de 200 duizend verkochte exemplaren, 20 duizend naar Duitschland, 15 duizend naar Rusland, 10 duizend naar Italië, 5 duizend naar Zuid-Amerika, 5 duizend naar Engeland, 4 duizend naar Spanje. Kort na de verschijning van Le Docteur Pascal, waren reeds over het anderhalf millioen exemplaren van de Rougon-Macquarts aan den man gebracht. Men mag dus wel zeggen, als men daarbij de vertalingen niet vergeet, dat Emile Zola wereldbekend is. Nooit echter is hij zoo zeer en zoo krachtdadig op den voorgrond getreden dan toen hij, in het Parijzer dagblad l'Aurore, zijn wereldberoemden brief ‘J'accuse’ liet verschijnen, waardoor hij, met al de macht, al de meesterschap zijner pen, al het aangrijpende en vurige van zijn woord, rechtvaardigheid eischte van de Gerechtigheid, voor den veroordeelden Alfred Dreyfus, die in de meening van een groot gedeelte der intellectueele wereld onrechtvaardig veroordeeld werd. Tot het beroeren van zulke groote zaak behoefde een groot man. Zola begreep het en sprong moedig in de bres. Sedertdien had hij meer te lijden dan ooit. Terwijl gansch de intellectueele menschheid buiten Frankrijk hem toejuichte, werd hij door het onbewuste Parijzer volk, door geheel het chauvinistische Frankrijk gehoond, uitgejouwd, bedreigd, vervolgd of met steenen geworpen en moest, onder schutting van den openbaren veiligheidsdienst, van zijne woon naar de gerechtszaal en terug gebracht worden. Echter kan al die vijandschap misschien eerlang in dolle aanbidding, in uitzinnige jubeling veranderen. 't Zou ons niet eens verwonderen, moest morgen dezelfde Parijzer bevolking denzelfden verguisden grooten Franschman zegevierend door de straten leiden, of moest, na zijnen dood, gansch Frankrijk in rouw liggen, na aan hem dezelfde grootsche teraardebestelling als aan Victor Hugo bezorgd te hebben. Wij zullen ons nochtans niet veroorloven persoonlijk dieper | ||||||||||||||||||
[pagina 333]
| ||||||||||||||||||
in te gaan op de waarde van Zola's gewrocht. Evenmin zullen wij, betrekkelijk den beroemden man, de toekomst voorspellen. 't Lag enkel in ons plan, en binnen de beperkte ruimte van dit tijdschrift, den lezer nader kennis te doen maken met den schrijver, met wien de gansche wereld zich zekerlijk thans het meest bemoeit en bekommert. St. L. Prenau. |
|