kenend, - namelijk de puntjes op de i's zetten - van toen af reeds beduidde: een nauwlettende geest.
Deze wetenschap - of kunst zooals de schrijver niet aarzelt de graphologie te betitelen - is dus slechts in de allerlaatste tijden ernstig beoefend geworden en hij noemt degenen, welke er zich hoofdzakelijk op hebben toegelegd: de abt Michon, Deschamps, Crépieux-Jamin voor Frankrijk, Henze voor Duitschland, enz.
Evenals tot elk vak der kunst behoeft ook tot dit aanleg: wie dien niet van nature bezit, zal er niet toe komen in het geschrift als op het gelaat te lezen.
Of deze kunst, niet gevaarlijk is? De schrijver besluit van neen, in tegenstelling met het oordeel van A. Dumas zoon, welke van meening was, dat men het groote publiek niet in het binnenste van den tempel mag toelaten, ‘en hem geen denkbeelden geven, welke hem het minst toegankelijk zijn’. De Heer Cornelis noemt de schriftlezing eene zelfstandige studie, niet alleen als steunpunt voor de karakter-ontleding, maar die ook haar ontegensprekelijk nut heeft voor de geneeskunde en de rechtspraak.
Het boek is opgeluisterd door talrijke autografen van bekende personen, welke het eene groote belangstelling bijzetten. De verschillende kenteekens - in verband met deze of gene eigenschap - worden er in aangegeven, zoodat een ieder dadelijk vergelijkingen maken, en een onderzoek in zijn eigen kring instellen kan.
Wie doorgronden wil, krijgt hier den leiddraad daartoe in de hand; wien het enkel om uitspanning is te doen, wie even een kijkje nemen wil in die verborgen wetenschap - welke sommigen harer beoefenaars rekenen als zijnde verwant aan vakken der zwarte kunst, als de handwaarzeggerij - loopt het aangenaam gevaar zich te laten medeslepen tot meer dan eene voorbijgaande belangstelling, tot eene die tot hartstochtelijke liefhebberij stijgen kan. Hij zal verbazende ontdekkingen doen,