| |
| |
| |
Natuurboter en margarine.
De vervalsching van de natuurboter dagteekent niet van gisteren. Zelfs eer de wetenschap en de nijverheid de hedendaagsche kunstboters hadden leeren bereiden, wisten landbouwers en boterhandelaars reeds sedert geruimen tijd hunne winsten te verhoogen door gesmolten varkens- of ander vet onder de zuivere natuurboter te mengen. - Van eigenlijke kunstboter was dan nog geene spraak; het is eerst in de tweede helft dezer eeuw, - en wel vooral sinds de uitvinding door Mège-Mourries in 1870 gedaan, - dat men met de bereiding van de margarine en andere er op gelijkende producten heeft aangevangen, en deze nieuwe nijverheid heeft zich sinds een vijf-en-twintigtal jaren buitengewoon uitgebreid.
Op zich zelf genomen was zulks geen groot kwaad. Immers wat is margarine?
Het is rundervet, dat door middel van stoom wordt gesmolten en waaruit de hardere vetsoorten (stearine en palmitine) grootendeels worden verwijderd, terwijl de gemakkelijker smeltbare bestanddeelen (trioleïne) met een of andere plantenolie van goede hoedanigheid en een zekere hoeveelheid melk samen worden gekarnd. De margarine wordt vervolgens eenigszins gekleurd, daar zij in natuurlijken staat geelachtig wit is, en zoo bekomt men een product dat zeer goed op de natuurboter gelijkt. - Voor de goede margarinesoorten, bijv. voor de zoogenaamde prima-margarine, wordt daaraan een zekere hoeveelheid goede natuurboter toegevoegd.
Men kan hier gerust verzekeren dat er veel margarine is. die zuiverder wordt bereid dan het met de boter bij sommige boeren het geval is.
Uit het oogpunt van de voedingswaarde is het onderscheid tusschen de beide producten al zeer gering, daar hunne scheikundige samenstelling nagenoeg dezelfde is.
Voor dat gedeelte der bevolking dat de natuurboter te duur vindt, is de margarine dus de aangewezen stof om de eerste te
| |
| |
vervangen en het blijkt wel, dat de vooroordeelen, - die tegen de kunstboter hebben bestaan en door belanghebbenden natuurlijk zoo goed mogelijk onderhouden worden, - langzamerhand verdwijnen, want het gebruik der margarine is in de laatste jaren in zeer groote verhouding toegenomen.
Naast deze margarine heeft men nog een andere kunstboter die alleen van de eerste verschilt, door dat bij de laatste varkensvet in plaats van rundervet als grondstof wordt gebruikt.
Naarmate de bereiding van kunstboter volmaakter werd, en men de echte boter daarbij zoo leerde nabootsen, dat wat kleur, smaak, geur, vastheid, enz. betrof, het onderscheid tusschen beide zeer gering werd, - in dezelfde mate werd van het nijverheidsproduct gebruik gemaakt om de eigenlijke boter te vervalschen.
Zoo iets is natuurlijk veel minder gewenscht, immers, al bestaat er ook geen buitengewoon verschil tusschen de echte en de vervalschte waar, toch is het ten hoogste laakbaar, dat men den kooper bedriegt nopens den oorsprong van het product en dat men het hem duurder doet betalen, dan het, eerlijk gehandeld, wel zou mogen berekend worden.
Vandaar dan ook klachten van allerlei aard: Vooreerst van wege de landbouwers die vreezen dat de boterprijzen door de mededinging van de margarine te veel zullen dalen; vervolgens nog van de landbouwers, die beweren, en zeer te recht, dat door de vervalsching op groote schaal van de boter het publiek op den duur wel heel en al van dit vet zou kunnen afzien ten voordeele van de margarine; - eindelijk van wege de koopers, die niet verlangen duurder te betalen dan de wezenlijke waarde van de koopwaar.
Er dient hier nog bijgevoegd te worden, dat de vervalschers het in dit geval tamelijk gemakkelijk hebben. Wel is waar kan de scheikunde zuivere boter en zuivere margarine met zekerheid onderscheiden, maar wanneer de beide stoffen
| |
| |
gemengd zijn, dan kan de man der wetenschap in een aantal gevallen geen bepaald oordeel uitspreken. Men mag zeggen zonder gevaar van overdrijving dat, wanneer boter slechts 10 a 20 ten honderd margarine bevat, geen scheikundige, alleen op grond van zijne ontleding tot vervalsching zal durven besluiten. Een bijgevoegd onderzoek, dat echter niet altijd praktisch mogelijk is, zal zeer dikwijls noodig blijken.
Dit kan wel eenigszins wonder toeschijnen, de reden is nochtans eenvoudig voor iemand, die iets van boter afweet. De grondslag van het boteronderzoek berust op het bepalen van de hoeveelheid vluchtige vetzuurverbindingen in de boter. Nu dient aangemerkt te worden dat deze stof niet altijd dezelfde samenstelling heeft: volgens het voedsel dat het dier genoten heeft, volgens zijn verblijf in de weide of in den stal, volgens den tijd die reeds verstreken is sinds het kalven, volgens de zorgen die bij de bereiding aan de boter zijn besteed geworden, enz., kan deze zeer aanzienlijke verschillen vertoonen. Dit is vooral het geval voor de hoeveelheid vluchtige vetzuurverbindingen, en de vastgestelde verschillen kunnen even groot zijn, als wanneer men eenige percenten margarine bij boter zou voegen die de normale theoretische samenstelling zou hebben.
Het is natuurlijk dat in al de landen, waar de zuivelnijverheid een belangrijke bron van winst voor den landbouwer uitmaakt, op de wetgeving is gedrukt geworden ten einde maatregelen te bekomen om in dien verwarden toestand te verhelpen.
De groote vraag is dus hoe kan men voorkomen, dat margarine bij de boter wordt gemengd en wat er kan voorgeschreven worden om tot een gemakkelijk opsporen van de vervalsching te geraken.
Bij de oplossing van deze vraag moeten natuurlijk niet de belangen van eene groep, maar de belangen van de algemeenheid in het oog gehouden worden.
Wilde men sommige personen gelooven, dan zou men tegen
| |
| |
de margarine zulke maatregelen stemmen dat haar gebruik in de voeding geheel of nagenoeg geheel zou ophouden. Men zou b.v. het vervaardigen en het invoeren van de margarine volstrekt kunnen verbieden, of wel haar aan zulke hooge accijnsen invoerrechten kunnen onderwerpen dat aldus de prijs der margarine dien van de boter zou nabijkomen of er mede gelijk staan. - Of die personen aldus handelen uit overtuiging of eenvoudig uit politiek belang zullen wij hier niet uitmaken. Die voorgestelde maatregel heeft echter minder de vervalsching dan wel de de bescherming der landbouwproducten ten doel en is uit een algemeen oogpunt niet aan te bevelen. Zou men dan niet even goed kunnen vragen dat men den invoer van katoen en zijde zou verbieden onder voorwendsel dat er in ons land vlas gekweekt wordt en onze schapen ook wol voortbrengen!
Overigens die personen vergeten dat de margarinenijverheid toch ook een nijverheid is, die nu juist niet verdient gedwarsboomd te worden. Immers zij ontleent aan den landbouw een harer grondstoffen nl. de melk, en is dus langs dien kant ook een bron van winst voor sommige streken. Langs een anderen kant zijn de producten dier nijverheid door vele onzer landgenooten gewild en hun zelfs nuttig. Eindelijk is het zeer antidemocratisch aan de laagste klasse der bevolking te verbieden eene in zich zelf goede vetsoort te gebruiken, daar waar zij de echte boter om hare hooge prijzen niet koopen kan.
In ons land en ook in de naburige landen, namelijk Frankrijk, Duitschland, Nederland, Denemarken, Zweden en Engeland, zijn zoogenaamde boter- of margarinewetten gestemd geworden, en vooral in ons land komt daarbij het denkbeeld van de bescherming van den landbouw op den voorgrond.
Zoo heeft onze regeering, om voldoening te geven aan de landbouwgroep van de Kamer, niet geaarzeld voor te stellen en te doen stemmen: een accijnsrecht van 5 frank en een invoerrecht van 25 frank per honderd kilogram margarine. De
| |
| |
landbouw is daardoor al zeer weinig bevoordeeld geworden, maar het staatsbestuur heeft zich een nieuwe bron van inkomsten verzekerd en die inkomsten geheven op het voedsel van het armste gedeelte van de bevolking.
De Staat is nog verder gegaan: hij heeft zelfs op den invoer van melk in België een invoerrecht gelegd en aldus voorzeker de margarinenijverheid belemmerd.
Door de wet is ook bepaald geworden dat men niet tevens margarine en boter in hetzelfde lokaal, in denzelfden winkel mag verkoopen en het valt niet te loochenen, dat daardoor aan vele handelaars, die toch allen niet oneerlijk waren, groot nadeel is toegebracht. In Duitschland heeft men dezen laatsten maatregel ook in de wet geschreven doch, zijne toepassing beperkt tot de gemeenten van meer dan 5000 inwoners.
Door de agrarische kamergroep is ook voorgesteld geworden dat voortaan de margarine niet zou mogen gekleurd worden, om aldus duidelijk het onderscheid tusschen kunstboter en natuurboter te maken. Men vergat hierbij echter, dat men door een bepaalde keus der grondstoffen, ook margarine kon bereiden die geel gekleurd was en dat, van een anderen kant, ook de echte boter zeer dikwijls kunstmatig geel wordt gekleurd.
Ook zeer afwijkende kleuren, zooals rood, paars, groen enz. wilde men aan de margarine doen geven. Daardoor, zoo beweerde men, zou het vermengen van kunstboter met natuurboter dadelijk in het oog springen. - Daarin hadden de voorstanders natuurlijk gelijk, maar - er zou in dit geval een kleurstof moeten gevonden worden die onschadelijk is voor de gezondheid, aan de margarine smaak noch geurzou mededeelen en niet te duur zou komen te staan. Eindelijk mag die kleurstof door een scheikundige behandeling niet kunnen verwijderd worden. Een dergelijke kleurstof is niet zoo gemakkelijk te vinden.
Overigens er werd zeer te recht tegen dit voorstel opgewor- | |
| |
pen dat met aan de margarine een hooge zeer afwijkende kleur mede te deelen men 1o deze kunstboter een onooglijk uitzicht zou geven waardoor de verbruikers zouden kunnen afgeschrikt worden, en 2o dat het voor vele personen hoogst onaangenaam zou zijn te moeten bekennen, dat men geene boter koopen kan.
In werkhuizen, fabrieken, enz. waar talrijke werklieden samen hunne boterhammen nuttigen, zou het aan velen pijnlijk vallen door de kleur van het vet op hun brood hunne armoede tegenover hunne gezellen te verraden.
Het voorstel der verplichte kleuring had, evenals het voorstel van de hooge accijns- en invoerrechten, volstrekt niet de bestrijding van de vervalsching der boter tot doel; dit was alleen het voorwendsel terwijl de wezenlijke wensch was, het verbruik van de margarine zelfs te beletten.
Heeft het Belgisch Staatsbestuur de afschrikkende kleur niet aangenomen, toch heeft het bepaald dat de margarine een zekere tint van geel niet zou mogen overschrijden. Deze maatregel kan wel in de praktijk enkele bezwaren opleveren; maar is in geen geval van groot belang noch voor de bestrijding der vervalschingen, noch voor de nijverheid.
Wij moeten hier nog bijvoegen dat het verwerpen van de afwijkende kleuring niet uitsluitend aan de boven aangehaalde beweegredenen te danken is, maar dat het grootendeels dient toegeschreven te worden aan het feit, dat er onder de kamerleden verscheidene voorkomen, die in margarinefabrieken betrokken zijn. Men wilde dus aan de landbouwgroep der kamer wel een en ander toestaan voor zooveel de belangen van de margarinenijverheid er door niet gekrenkt konden geacht worden.
De uitvoering van de tegenwoordige margarinewet in België is thans, dank zij de door het ministerie van landbouw getroffen maatregelen, op zeer voldoende wijze toegepast en voor de gevallen waar ten gevolge der scheikundige ontleding twijfel bestaat nopens de echtheid van de boter, is een bijkomend
| |
| |
onderzoek mogelijk geworden wanneer de herkomst van de koopwaar bekend is. Dan worden ter plaatse monsters genomen en door vergelijking kan vervolgens een bepaald oordeel geveld worden.
Er is nog een andere maatregel voorgesteld geworden, die het ontdekken der vervalschingen gemakkelijk zou maken, en het moet bekend worden, dat inderdaad in dit geval men niet het verbruik van de margarine maar wel de vervalsching van de boter heeft willen treffen. Ziehier waarop hij berust:
Wanneer de fabrikanten door de wet gedwongen werden aan al de vervaardigde margarine eene zelfstandigheid toe te voegen, die scherpe reacties heeft en waarvan de aanwezigheid nog bij uiterst geringe hoeveelheden kan aangetoond worden, dan zou het voldoende zijn in de monsters verdachte boter naar die zelfstandigheid onderzoek te doen. Uit hare aan- of afwezigheid zou men dan onmiddellijk kunnen besluiten tot de zuiverheid of de vervalsching der boter in quaestie.
Prof. Soxhlet heeft zich met deze zaak veel bezig gehouden en is eindelijk tot de slotsom gekomen dat phenolphtaleïne eene daartoe geschikte stof is. - Wanneer één gram er van wordt gemengd met 100 kilogram margarine, dan is het voldoende de op deze wijze bereide kunstboter te behandelen met eene sodaoplossing om onmiddellijk een roode kleur te voorschijn te roepen. - Deze proef is zoo gevoelig, dat ze nog volkomen gelukt wanneer men te doen heeft met een waar die slechts enkele percenten van zulke margarine bevat. Iedere huivrouw zou dus zelf de proef met de door haar gekochte boter kunnen nemen, zoodat voorzeker bij een eenigszins algemeen toezicht de vervalsching al spoedig zou moeten achterwege blijven.
Phenolphtaleïne is een geelachtig poeder waardoor de smaak, de geur of de kleur van de margarine geene waarneembare wijziging ondergaat; zij staat ook als onschadelijk voor de gezondheid aangeschreven, en de onkosten die hare toevoeging
| |
| |
aan de margarine voor de fabrikanten zou teweegbrengen, zijn natuurlijk uitermate gering gezien de kleine benoodigde hoeveelheid (1 gram op 100 kil., dus 1 op 100000 deelen).
Natuurlijk werd nu van verschillende zijden bij de Staatsbesturen aangedrongen om de bijmenging van phenolphtaleïne voor de margarinefabrikanten verplichtend te maken. - In Duitschland was zelfs in 1896 een wetsvoorstel betreffende het botervraagstuk, - waarin o.a. de hierboven bedoelde bepaling voorkwam - door den Rijksdag (Kamer van Volksvertegenwoordigers) aangenomen, maar de Bondsraad (een soort van Senaat, bestaande uit afgevaardigden van de regeeringen der verschillende bondsstaten) heeft het verworpen.
De bezwaren die tegen de bijmenging van phenolphtaleïne pleiten, worden meestal door hare al te geestdriftige voorstanders over het hoofd gezien.
Vooreerst, dat zoogezegd redmiddel zou de vervalsching niet tegenhouden, maar ze daarentegen nog in de hand kunnen werken. Immers, wanneer men een mengsel van margarine en phenolphtaleïne behandelt met een voldoende hoeveelheid sodaoplossing, dan wordt de phenolphtaleïne weggewasschen, en de margarine is weder zuiver als te voren. Wanneer men nu deze bij gewone boter voegt, dan zal men natuurlijk de reactie van de phenolphtaleïne niet meer bekomen en men zal, zeer ten onrechte, tot de volkomen zuiverheid der boter besluiten. Afkwijkingen in smaak, geur, enz. zullen eenvoudig op den rug van verschillen in de levensvoorwaarden van het vee gelegd worden, en de vervalsching zal geruster dan ooit haren gang kunnen gaan.
Vervolgens moet er ook rekenschap gehouden worden met een mogelijk toevallig gekleurd worden van zuivere margarine. Wanneer b.v. de kuipjes, waarin de kunstboter veelal verpakt wordt, met eene sodaoplossing zijn schoon gemaakt geworden, zooals men gewoon is te doen, dan zal het dikwijls gebeuren dat niettegenstaande goed naspoelen, toch sporen van
| |
| |
soda in voldoende hoeveelheid overblijven om de margarine, die zich tegen de wanden bevindt, roodachtig te kleuren. Dergelijke margarine zal natuurlijk niet verlangd worden, en de verkooper zal verliezen ondergaan, die door den wensch om vervalschingen te voorkomen noch noodig, noch nuttig kunnen geacht worden.
In den loop van dit jaar is in Duitschland een nieuw gewijzigd wetsvoorstel neergelegd, en aangenomen geworden. Als onderscheidingsmiddel is phenolphtaleine vervangen geworden door sesamolie, dat is: een olie, die getrokken wordt uit de zaden van eene Indische plant, Sesamum indicum, welke nu ook op groote schaal in Zuid-Europa wordt gekweekt. De sesamolie wordt zelfs als tafelolie gebruikt, en tegen hare aanwending in de margarinefabricage is dus niets te zeggen. - Margarine die met sesamolie bereid is, kan nu door een bepaald proefvocht zeer gemakkelijk herkend worden, ook dan wanneer zij met boter is gemengd. - Daarom is nu door de Duitsche wet aan al de fabrikanten, de verplichting opgelegd bij de bereiding van kunstboter sesamolie te gebruiken.
Deze maatregel zal nagenoeg geene bezwaren opleveren; immers van vroeger reeds werd door zeer vele fabrikanten sesamolie gebruikt, zoodat dus uit die verplichting voor de meeste geene de minste wijziging in hun bedrijf wordt gebracht, en van een anderen kant wordt de bijvoeging van vreemde, onnuttige stoffen overbodig.
Wij meenen dat in geval ons staatsbestuur de aanwezigheid van een onderscheidingsmiddel in de alhier bereide of ten onzent ingevoerde margarine wilde verplichtend maken, de sesamolie daartoe heel wat verkieslijker zou zijn dan de phenolphtaleïne, en dat de invoering van het Duitsche systeem ook de minste bezwaren en de minste tegenkantingen zal ondervinden.
Het moet echter nog uitgemaakt worden of de bijvoeging van sesamolie in de praktijk zal voldoen als onderscheidings- | |
| |
middel; reeds gaan in Duitschland stemmen van bevoegde mannen op, die beweren, dat een onderzoek naar botervervalsching aanleiding kan geven tot zeer erge dwalingen, wanneer het uitsluitend op de aanwezigheid of de afwezigheid van sesamolie berust. De wet is echter nog te onlangs in zwang gekomen, opdat het reeds mogelijk zij een goed beredeneerd oordeel er over uit te spreken.
Valt dit oordeel echter volstrekt ongunstig uit, dan zou men misschien, zijn toevlucht kunnen nemen tot een stof die door Prof. Parsheil is aanbevolen geworden. Zij zou de voordeelen van de phenolphtaleïne vereenigen zonder er de nadeelen van te bezitten: die stof heet in de scheikunde dimethylamidoazobenzol. Zij verdeelt zich niet in het vet zooals zulks wel met de phenolphtaleïne het geval is, maar lost er zich in op en kan er niet door de thans gebruikte oplossingsmiddelen uit verwijderd worden, zonder het karakter van de kunstboter heel en al te wijzigen; zij is ook onverschillig tegenover soda; eindelijk kan de vervalsching van boter met zelfs 1 % margarine herkend worden, wanneer aan deze 1 gram dimethylamidoazobenzol op 100 kilogr. kunstboter is toegevoegd.
Ziedaar de tegenwoordige toestand van het boter- en margarinevraagstuk voor zooveel de tusschenkomst van de openbare besturen aangaat. - Van wege de landbouwers zelf kan echter ook wel iets gedaan worden om aan hun product zijne waarde te verzekeren. De samenwerkende melkerijen toonen hierin den weg; zij hebben voor hare boter bijzondere verpakkingen aangenomen, waarop naam en herkomst is aangeduid. Dit is een verzekering voor den kooper die er in vele gevallen niet tegen opziet een hoogeren prijs te betalen om een goede waar te bekomen. En al spoedig wordt door het publiek onderscheid gemaakt tusschen de marken van de verschillende firma's. - Zoo wordt ook vervalsching voorkomen zonder inmenging der bestuurlijke machten.
|
|