Tijdschrift van het Willems-Fonds. Jaargang 3
(1898)– [tijdschrift] Tijdschrift van het Willems-Fonds–
[pagina 127]
| |
Boekbeoordeeling.Dr E.J.P. Jorissen, Transvaalsche herinneringen, 1876-1896. - Amst.-Pretoria, J.H.A. Buissy, 1897.De hr. Jorissen, predikant bij de Ned. Herv. gemeente te Groningen en der ‘moderne’ richting toegedaan, werd door Burgers, destijds President der Zuid-Afrikaansche Republiek, bij diens verblijf in Nederland in 1876 uitgenoodigd om aan het daarginds op te richten gymnasiumGa naar voetnoot(1) de oude talen te onderwijzen; en nam dit aan. Doch spoedig na aankomst werd hem duidelijk, dat het verschil in Godsdienstige overtuituiging met de streng-rechtzinnige Boeren zijn onderwijs tot een bron van onrust en tweedracht zou maken. Hij legde zich toe op de rechtsgeleerdheid en werd weldra Staatsprokureur. Hij verloor zijn ambt, toen het land ingelijfd of liever gestolen werd; reisde met Paul Kruger naar Europa (78); maakte verder het ‘lijdelijk verzet; en weldra ook het dadelijke mede’ stelde o.a. de noodige Proclamaties op; en voorkwam door zijn beleid en kennis van staatsrecht, dat sir Evelyn Wood bij de onderhandelingen na de zege van Amajuba de eenvoudige eerlijke Boerenaanvoerders bedroog. Na de bevrijding weder Staatsprokureur, werd hij in 1881, met verlof afwezig en te Londen in 't belang der Afrikaanders werkzaam, plotseling ontslagen. Doch hij bleef Zuid-Afrika trouw en, na weinige jaren gekozen tot lid van den Volksraad, tot op dezen dag ijverig voor zijn ideaal: van Zambezi tot Simonsbaai Afrika voor den Afrikaner! Zoodoende verhaalt ons dit boek de gansche reeks der Engelsche schurkenstreken van Shepstone tot Jameson; het | |
[pagina 128]
| |
werpt licht op veel, dat nog onbekend of niet genoeg opgemerkt was, als b.v. de krachtige hulp der Oranje-Vrijstaters; het verklaartde aanvankelijke berusting in de zakkenrollerij van 1877. Tusschen den schrijver en hen, die hem in 1881 zoo grievend behandelden, moet de geschiedenis oordeelen; toch meenen wij nu reeds te kunnen zeggen: dat hij stellig ten onrechte Kruger verdenkt hem een kwaad hart toe te dragen, daar diens edelmoedige aard zoo duidelijk gebleken is in de zaak-Jameson en meer nog in zijn houding tegenover Dr LeydsGa naar voetnoot(1); dat ook aan onverdraagzaamheid van anderen niet te denken valt; en dat het ons niet kan verbazen, zoo de Boeren iemand verkeerd begrijpen en dus wantrouwen, die de ruimte van blik zóóver drijft, dat hij voor Shepstone waardeering heeft en twee dagen na den verraderlijken aanslag bij Amajuba, ‘helaas!’ roept op het gezicht van Engelsche lijken. Van den anderen kant verdient het allen lof, dat zijn persoonlijke grieven zijne liefde voor land en volk niet in 't minst hebben geschaad. Zoo vindt de lezer hier dan een uitvoerig, warm, levendig tafereel van gebeurtenissen, die ieder Nederlander van Noord- en Zuid in zijn hart gegrift behoort te dragen, beide als aanvurend en waarschuwend voorbeeld! Een reeks van Staatsstukken verhoogt de belangrijkheid, een fraai uitgevoerde beeltenis van den schrijver de aantrekkelijkheid van het werk. Dr W. Zuidema. |
|