Men ziet dus dat indien het slechts te doen was om gekleurde glaspositieven te verkrijgen, men zou mogen verklaren dat het oogenblik nakend is waarop de chromophotografie de gewone monochromatische beelden zal vervangen; doch het vraagstuk is omslachtiger; het grootste gedeelte der oplossing blijft noch altijd te vinden, namelijk het vermenigvuldigen der proeven door middel van een eerste negatief.
Vóor een drietal jaren werd in een wetenschappelijk tijdschrift aangekondigd dat dit vermenigvuldigen van gekleurde papierpositieven in hoofdzaak was gevonden: met behulp van een veelkleurig glasnegatief zou men door afdrukken op eene gelatinelaag, zooveel kleurpositieven kunnen bekomen als men wil, evenals men nu van een gewoon cliché de zwarte papierpositieven afdrukt. Men staafde zich op dit feit dat wanneer men eene dunne vochtige gelatinelaag drukt op een vlak dat de bekende interferentie-verschijnselen aanbiedt, als op paarlemoer, op eene glasplaat met dicht bij elkander evenwijdige strepen of op elk ander voorwerp dat zulk een veelkleurigen weerschijn vertoont, men bemerkt dat de lijmstof den vorm der onevenheden van de oppervlakte zoo volledig weergeeft, dat men er al de kleurschakeeringen van het voorwerp zelf op kan aanschouwen. Doch dit theoretisch vooruitzicht der beslissende volmaking van de methode van Lippmann heeft zich hoegenaamd niet verwezenlijkt, want van die uitvinding heeft men nader niets meer vernomen.
Sommigen vermeenden ook dat men, door contact en interferentie, er toe zou komen een kleurenbeeld te verkrijgen dat complementair zou zijn van de eerste phototype; en dat dan zou dienen om op een vliesje een positief van dit tweede beeld te bekomen dat dan naderhand op papier zou overgebracht worden. Ook in dien zin zijn geene resultaten bekend.
Zoó komt het dat, om gekleurde positieven op papier te vervaardigen, men nog altijd de onrechtstreeksche methode aanwendt van Cros en Ducos du Hauron; zij is gegrond op de wetten der complementaire kleuren, uiteengezet door Chevreul en zij bestaat in het vormen van drie afzonderlijke proeven waarin de drie hoofkleuren, het rood, het geel en het blauw heel en al gescheiden zijn. Door drie gekleurde glazen, een groen, een blauw purperachtig en een oranjekleurig glas, de drie complementaire kleuren der hoofdtinten, maakt men