ziener van Bovegem, spreekt haar levensbeschouwing. Als de jonge heer, Romuul de Somme, den afgesloofden man op beternis hiernamaals wijst, krijgt hij ten antwoord: ‘Het moet niet beteren, wij zijn hier ook wel;... nu vermoogt gij het (leven) wellicht niet te schatten, maar, later, als het u ontsnappen zal, zult gij het weten te waardeeren.’ Daarom, ‘dwaas is hij, die niet geniet van het hem toebedeelde’, predikt de schrijfster, doch men eische van het leven niet meer dan het geven kan. Dat was de fout en de ondergang van Useken. Het lieve, brave meisje leefde in Het Land der Verbeelding, en was onverstandig genoeg om te verwerpen wat in haar bereik lag, en de hand uit te steken naar het onbereikbare. Ook Victorine Cocquyt was bijna evenzeer verblind, en het scheelde weinig of het verging haar als Useken.
Nog een andere zijde van Mej. Loveling's levensopvatting - de verhouding tusschen man en vrouw nl. - leeren wij uit deze novellen kennen: schoon zij zelve ongehuwd is gebleven, ligt volgens haar het geluk der vrouw in het huwelijk. Ik zou trouwen, verklaarde Useken, ‘al wist ik op voorhand, dat ik ongelukkig zou wezen.’ En als Victorine Cocquyt, door haar verongelijkten minnaar verlaten, eenzaam en berouwvol in het bosch ronddwaalt, bemerkt zij, hoe in de natuur alle levende wezens elkander opzoeken, en hoe prettig de vroolijke paartjes het vinden: ‘Overal dus leven, aantrekking, vreugd, gezelligheid! En zij was alleen en somber gestemd en verlaten!’
Overigens, in een aantal andere harer vertellingen, schildert Mej. Loveling heldinnen, die al haar levensheil van den man verwachten. Men denke b.v. aan de edele Reine, het door de schrijfster gedroomde ideaal der vrouw: na een langdurigen zielestrijd, geeft zij toe aan den drang heurs harten, gehoorzamend aan ‘het dubbele gebod der natuur zelve’: Vereenigt u, en - Vermenigvuldigt.
Nu, Mej. Loveling zelve kan best beoordeeld worden naar hare met zoo groote voorliefde geteekende heldinnen, in welke zij, tot een zeker punt, haar eigen persoonlijkheid heeft gekonterfeit: Romanie (uit Onze Vlaamsche Gervesten), Sophie (uit den roman van dien naam), Octavie (uit Octavie en Estelle), Mevr. Florisonne (uit Idonia), Reine (uit Een