Tijdschrift van het Willems-Fonds. Jaargang 1
(1896)– [tijdschrift] Tijdschrift van het Willems-Fonds– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 164]
| |
Uit Noord-Nederland.Er zijn hier vele vergaderingen en bijna evenveel tentoonstellingen. Groningen heeft haar Toorop-tentoonstelling; den Haag haar driejaarlijksche in de teeken-academie. Leeuwarden houdt een nijverheidstentoonstelling, terwijl in het prentenkabinet van het museum van het Friesch Genootschap (het is een mooie verzameling die van het Friesch Genootschap) een tentoonstelling van gravuren te bezichtigen is van den Frieschen graveur Pieter Tanjé, die te Bolsward in 1700 geboren werd en te Amsterdam overleed (1761). De Rotterdamsche Kunstkring heeft het voornemen gedurende de maand September een keuze-tentoonstelling in te richten van hedendaagsche kunstenaars. ‘Voor de Kunst’ te Utrecht heeft haar keuze-tentoonstelling geopend tijdens de viering van het 52ste lustrum der Utrechtsche Hoogeschool. Voortreffelijke werken van vele onzer bekendste schilders. Twee gezellige schilderijtjes van den uitmuntenden Rochussen: Be Heks en De Postwagen. Onder die van Mauve een mooi herfstlandschap: Boomkappen, een aquarel. Schoone stukken vertegenwoordigen de kalme kunst van Bosboom. Israëls is er met drie mooie stukken. Het polderlandschap van Willem Maris is het mooiste werk, dat hij hier heeft tentoongesteld; de koetjes op zijn overige doeken doen evenwel in schoonheid niet onder voor het rundvee in het polderlandschap. Een bijzon- | |
[pagina 165]
| |
der mooi schuurtje van den reeds verscheiden Gerard Bilders moet met de dorpsbegrafenis van Jan Toorop, de bloemen van Vincent van Goch en eenige stukken van Weissenbruch en de Bock mede onder het schoone worden gerekend wat ‘Voor de Kunst’ te aanschouwen geeft. Het stedelijk museum opende een tentoonstelling van zaken, die betrekking hebben op de geschiedenis der Hoogeschool. Als een herinnering aan de St. Hieronymusschool, die in 1634 overging in een Atheneum en in 1636 lot hoogeschool verheven werd, treft men er nog een jaarzang aan, die op St-Maartensdag van 1575 door de leerlingen der school werd uitgevoerd. Verder zijn aanwezig een presentielijst der studenten, die van het stichtingsjaar af, de Hoogeschool bezocht hebben; een uitrusting van een vrijwilligen jager; benevens afbeeldingen van vrijwillige jagers der Utrechtsche hoogeschool en hunne vaandels. In een vitrine, nevens verschillende herinneringsmedailles, vindt men een met bloemen bestikte baret en een staatsiedegen. Beide werden gebruikt bij de promotie cum laude, welke in de Domkerk plaats had. In 1836, bij het tweede eeuwfeest der academie werden die voorwerpen voor het laatst gebruikt bij zulk een promotie. Boven de vitrine bevindt zich de oorkonde bij de eerste steenlegging van het nieuwe Universiteitsgebouw in 1892. Onder de werken en geschriften die betrekking hebben op de academie, ziet men een Academisch blad: Lucifer, dat destijds te Maorsen werd uitgegeven. Is de verzameling in het stedelijk museum belangrijk, het beste van alles wat te berde kwam, tengevolge van het 52ste lustrum, is de tentoonstelling in de Universiteits-bibliotheek, een bijzonder fraaie verzameling boek- en plaatwerken op allerlei gebied. Bij de theologische wetenschap ligt een exemplaar van den eersten Hollandschen bijbeldruk uit den jare 1477, naast de openingsrede der Universiteit in 1636 door Voetius. Het | |
[pagina 166]
| |
prachtwerk: Neerlandici Catholica, ter gelegenheid van het gouden priesterfeest van Paus Leo XIII uitgegeven, is ook aanwezig. Bij de collectie der medicijnen ziel men prachtige kleurendrukken en voortreffelijk uitgevoerde platen. Onder de ethnographische werken vindt men Japansebe kinderboeken; een schoon werk met keurige platen van Pompeï, benevens een paar fraaie exemplaren der Universal Palaeography. Meldenswaard zijn stellig de werken over plantenkunde met uitnemende illustraties en een verzameling van allerlei stukken door vrouwen geschreven en uitgesproken over het kiesrecht der vrouw: The history of woman suffrage.
De Tijd, die dezer dagen haar vijtigjarig jubilé vierde, zegt van de studentenfeesten: ‘Wat is de maskerade geweest?’ | |
[pagina 167]
| |
De Tijd ziet door een beetje te donker gekleurden bril, evenwel slaat zij den bal niet heel ver mis. Het optreden der sterke macht, zal men wel niet kunnen missen bij dergelijke gelegenheden, het volk maakt dit onmogelijk,. maar een geregeld langstrekken van den stoet ware zeker gewenscht. Evenwel die blinkende harnassen en mooie costumes tusschen dat groen, die vlaggen en die bloemen maakten een schitterend effect. De optocht heeft de verwachting wel bevredigd.
Dat de Nederlandsche Opera niet de eenige kunstinstelling’ is, die voor een te kort stond, bewijst alweer de pecuniaire moeielijkheid, waarvoor het gemeentelijk muziekkorps te Haarlem staat. Commissarissen hebben aan den Raad in overweging gegeven, om het korps op kleiner schaal in te richten. Met len October loopen de contracten met de leden van het gezelschap af. Voor len Juli, het tijdstip waarop nieuwe besluiten bekend gemaakt moeten worden, wil men de beslaande niet weer voor een jaar gehandhaafd zien, hebben de commissarissen aan de orkestleden een schrijven gericht, waarin zij in afwachting van de beslissing die de Raad nemen zal omtrent het muziekkorps, de loopende contracten met ingang van len October a.s. opzeggen. De ontbinding van het stedelijk orkest te Haarlem zou zeer te betreuren zijn. daar de heer Kriens een verdienstelijk directeur is. Dat hij te Haarlem geliefd is, bewijst de hulde, die men hom bracht bij zijn jubileum. De lucht trilde van het gejuich der menigte toen hem in | |
[pagina 168]
| |
den Hout. na het eindigen der clarinet-solo: I puritani van Rossi door een meisje uit het volk een krans werd vereerd, gekocht van bijeengelegde centen. Welgemeender hulde kan een kunstenaar zeker niet worden gebracht.
Ph. Zileken is toegetreden tot de redactie van Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift. Dientengevolge bevat de Juli-Atlevering een levensschets van hem met portret en reproduction zijner werken. Dezelfde aflevering geeft een beschrijving van Boedapest en hare tentoonstelling door Dr Ujlaki. Dr J. te Winkel zet in Vragen van den Dag zijne beschouwingen voort over het Nederlandsch in Noord-Amerika en Zuid-Afrika. Door de Erven Loosjes wordt druk aangekondigd: ‘Drie weken in Noorwegen’ door J. Craandijk. Hoe aardig en degelijk de auteur zijn Wandelingen in Nederland ook schreef, van Drie weken in Noorwegen kan men geen hooge verwachtingen koesteren. Het dubbele van dien tijd is bijna noodig om Christiania alleen grondig te Ieeren kennen. Een zeer, zeer klein stukje van Noorwegen kan in zulk een korten tijd eenigszins deugdelijk beschreven worden. Als gids voor tochtjes is het werkje te hoog in prijs; men koopt in Scandinavië naar gelang van inhoud veel billijker reisboekjes, gewoonlijk in het Engelsch, Duitsch en Deensch verkrijgbaar.
De staking der Rotterdamsche bootwerkers is nauwelijks geëindigd, of men hoort weer van werkstakingen te Schiedam en te Maastricht. Voor de werkeloozen tengevolge der staking in laatstgenoemde stad heeft zich een commissie gevormd van ongeveer | |
[pagina 169]
| |
vijftig heeren, die gelden inzamelen en tamelijk veel steun ontvangen. De eischen van de Firma Regout te Maastricht, die zeer gekant is tegen liet vereenigingsleven harer arbeiders, heeft het comité in de wereld geroepen. De heeren Regout schijnen niet te begrijpen, dat den werkman als mensch dezelfde rechten toekomt als den patroon. In de vijftig vereenigingen en societeiten te Maastricht zal de Firma Regout stellig druk vertegenwoordigd zijn. In een der vereenigingen maken zelfs een paar heeren Regout deel uit van het bestuur en waarschijnlijk zullen meerdere besturen een Regout in hun midden hebben. Waar de behoefte aan vereenigen door de heeren zelf schijnt gevoeld te worden, daar gaat het niet van zijn werklieden te eischen, dat zij buiten alle vereeniging blijven, te meer daar deze zich vereenigen met het doel lotsverbetering te verkrijgen. Dat lotsverbetering hoog noodig is, zullen zeker zij niet bestrijden, die de veertigjarige oude mannen aanschouwen, die jeugd en gezondheid in de glasslijperijen hebben ingeboet en dan bij een zeer schamel stuk brood na hun werken nog armoede lijden. En dat te Maastricht wordt geleden, getuigt het adresboek der stad van 1896 in deze woorden: ‘Over armoede en gebrek wordt wel veel en luide zelfs geklaagd, iets waarvan de vreemdeling echter weinig of niets zal bespeuren, aangezien er in de vijftig Societeiten en vereenigingen zijn, die én des zomers én des winters, het eene teest na het andere geven, zoodat de stad met haar vroolijke bevolking den besten indruk bij hem zal achterlaten.’ Het adresboek heeft vergeten voor het woord vreemdeling ‘oppervlakkige’ te voegen, want de waarheid is, dat de opmerkzame vreemdeling die armoede zeer goed ziel; niettegenstaande hij een besten indruk medeneemt van de gemoedelijke, ordelievende en hulpvaardige bevolking, maar na | |
[pagina 170]
| |
lezing van liet adresboek tevens een zeer zonderlingen indrtik ontvangt van de wijze, waarop men te Maastricht, den nood voor het oog van den vreemdeling tracht te verbergen. Reeds dikwijls zijn er pogingen aangewend om tusschen de firma Regout en hare werklieden eene schikking te treffen. Ook hebben de heeren A.C. Wertheim, A. Prins en Jhr. Alberda van Ekenstein bij den heer Louis Regout aangedrongen om de werkstaking te doen eindigen. Zoowel deze poging als de vorige is gestuit op de stijfhoofdigheid der firma. Naar een geheel ander systeem dun men te Maastricht volgt, werkt het Leger des Heils. Daar staat helpen, niet verbergen op den voorgrond. In de groote steden heeft het leger toevluchtsoorden, waar mannen en vronwen in de gelegenheid worden gesteld door eenigen arbeid hun verblijf te vergoeden. Op het land tracht zij door landbouw een middel van bestaan te verschaffen, doch ook voor hen, die niet van de publieke weldadigheid behoeven te leven, heeft het leger iets gedaan. In de Warmoesstraat te Amsterdam heeft het een gebouw ‘Volkspaleis’ geopend, waar men voor 10 cents, 15 cents, 20 en 30 cents kan overnachten. Er is in dit Volkspaleis plaats voor 300 gasten, die allen in goed geventileerde en goed verwarmde'vertrekken, een zeer zindelijke ligging bekomen. Voor 30 cents heeft men zelfs een lief kamertje met allerlei geriefelijkheden. Een voedzaam maal wordt billijk verstrekt, terwijl men zijn vrijen tijd in de gezellige gemeenschapszaal kan doorbrengen. 15 Juli 1896.
De stads-bibliotheek te Haarlem is verrijkt met een zeldzaam werk: De Polichinel, een satiriek weekblad, dat in het begin van 1849 door den uitgever A.C. Kruseman in dewereld gezonden werd. | |
[pagina 171]
| |
De uitgave bleek een groote misrekening te zijn; daarom staakte men deze reeds bij het 8ete nummer. Redacteuren van het weekblad waren S.J. van den Bergh en W.J. Van Zeggelen; medewerkers aan het voorhanden werk A. Ising, II. Ilpsema, Vinckers, Joh. Dyserinck en J. Burlage. J.J.L. ten Kate gaf onder het pseudoniem Sine ira et studio zijn welbekend gedicht: De Lazareth-poëet verliefd (Ik denk aan Haar!... Vraag me niet wie die haar is), dat sedert zonder naam van den auteur steeds werd herdrukt in Van Zeggelen's Keur van Schets en Luim (Guldens-editie). Verschillende proeven van houtgraveerkunst van Le Blansch te 's-Gravenhage en Bouwmeester te Haarlem luisteren het werk op. Een enkele daarvan werd genomen naar een teekening van Rochussen. De heer J.W. Enschedé deelt in de Haarlemsche Courant nog de oorzaak mede der zeldzaamheid van het werk: ‘Bij de staking van het werk lief de uitgever het niet; het blad werd hem een ergernis en zooveel hij maar kon, vernietigde hij de exemplaren’. Het werk dat de gemeente geschonken is, heeft den origineelen gelilhographeerden omslag door C.C.A. Last.
Een paar nieuwtjes uit de pers: Het bestuur van den Nederlandschen journalistenkring heeft besloten de proef te nemen met een vereenigingsorgaan, een maandblaadje, waarvan het 1ste nummer verschenen is. De aandeelhouders der Naamlooze Vennootschap ‘De Tribune’ hebben zich genoodzaakt gezien de uitgave van het weekblad en zijn bijblad ‘De Clown’ te staken. Evolutie onderging eenige verandering in hare redactie. Toen de Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht in het voorjaar haar medewerking alleen aan het blaadje Ga naar voetnoot(1) beloofde, zou Vrouwenkiesrecht door een harer dames in de redactie van Evolutie vertegenwoordigd worden. | |
[pagina 172]
| |
Die redactrice is niet gekomen, maar wel een commissie voor redactie, bestaande uit G dames. Het ging tusschen de dames der commissie voor redactie en der redactie van Evolutie, tevens bestuursleden der Vrije-Vrouwenvereeniging niet goed, zoodat de commissie haar taak neerlegde, omdat een samenwerken met die dames, Mientje Druckcr, Schook-Haver en Mensing, onmogelijk bleek. (Die mevrouwen der Vrije-Vrouwenvereniging schijnen dan ook zeer moeielijk in den omgang, haar strijdlustigheid is algemeen bekend). Deze weigeren nu de namen der leden van de commissie voor redactie aan het hoofd van het blad te schrappen en het besluit der commissie in het orgaan kenbaar te maken. Het einde zal nu wel zijn dat Evolutie toch moet opdoeken, wat men door de tusschenkomst van Vrouwenkiesrecht meende te kunnen voorkomen. Daarbij doet het twistgeschrijf in het blaadje vele inschrijfsters onaangenaam aan; om wekelijks polemieken te moeten doorworstelen is drie gulden 's jaars dan ook wat hoog.
De vereeniging tot verbetering van den Maatschappelijken en den Rechtstoestand der vrouw in Nederland heeft het opgenomen voor de slachtoffers van ontrouw of verleiding. Zij heeft een adres opgesteld aan Hare Majesteit de Koningin-Regentes, waarin zij opheffing verzoekt van het verbod tot onderzoek naar het vaderschap. De mannen en vrouwen, die de adresbeweging op touw gezet hebben, behooren allen tot het ontwikkelde, beschaafde deel der natie. Zij hebben in verschillende plaatsen lijsten ter teekening gelegd, om hen, die sympathiseeren met hun streven in de gelegenheid te stellen, hiervan blijken te geven, terwijl afzonderlijke adhaesie-betuigingen kunnen worden opgezonden. Er wordt druk geteekend! Het is te hopen dat niemand verzuime een wetsartikel te | |
[pagina 173]
| |
helpen schrappen dat alleen dient om zedelooze vaders te beschermen. De gelegenheid tot teekenen blijft open tot 15 September a.s.
Het koloniaal museum te Haarlem heeft zijn 25jarig bestaan gevierd. Toen het museum op 13 Juli 1871 door den voorzitter der Nederlandsche Maatschappij ter bevordering van nijverheid geopend werd, moeten de aanwezige schatten reeds algemeen de aandacht getrokken hebben. De verzameling is gedurende haar bestaan aanmerkelijk uitgebreid en is tegenwoordig een schoone collectie die belangstelling wekt voor de koloniën en hare voortbrengselen. Er is sprake van een fusie tusschen de Nederlandsche Maatschappij ter bevordering van nijverheid en de Vereeniging ter bevordering van hand- en fabriekwerksnijverheid.
De liefdadigheid die toeneemt bij den dag, vooral waar het betreft zedelijke verbetering van Jan, Piet en Klaas, geeft tegenwoordig gezellige avondjes voor de houders van alle mogelijke tenten, die de kermissen bezoeken. Al het losse volk, orgeldraaiers, muzikanten, buitelaars, hardloopers, enz., kunnen mede van de partij zijn. Een paar dominees en een paar weldadige heeren liefhebbers van goede werken leiden de vergaderingen, daarin somtijds bijgestaan door dames. Er wordt gezongen en gebeden, limonade of chocolade geschonken, en gebak rondgedeeld. Zulk een bijeenkomst heeft men te Utrecht den Zondag na afloop der kermis gehouden. Volgens een paar dagbladen werd de vergadering druk bezocht en liep alles ordelijk af. Het moet een buitengewoon gezellige bijeenkomst geweest zijn. Te Groningen had men tijdens de kermis een dergelijke vergadering belegd. | |
[pagina 174]
| |
De kinderen konden er pretmaken in een benedenzaaltje; de mannen en vrouwen werden boven genoodigd. Na afloop der redevoeringen en het zingen van godsdienstige liederen op populaire wijzen, klom de bestuurder van ‘Hydrea, het geheim der najaden’, op een stoel, dankte de dames en heeren namens allen voor de groote eer, die hun was aangedaan en zeide heel bombastisch en met breede kermisgebaren: ‘Wij, kermisreizigers, zoeken eiken dag in de natuur de majesteit en trachten nuttig werkzaam te zijn in de maatschappij.’ Enkele leden van het Comité, die rondgingen met de vraag ‘Moet je niet tot Jezus komen?’ kregen er ook werkelijk eenigen mee in een apart kamertje, daarvoor opzettelijk bestemd. Een man, wien deze vraag werd gedaan, gaf tot antwoord: ‘Nou, dat moet mijn kameraad maar weten, we benne altijd bij malkaar, ziet u; hij loopt mit 't orgel en ik mit den aap, - als hij nog blijft, dan blijf ik ook.’ Een schele hardlooper behoefde niet met zijn kameraad te overleggen, maar... hij wou komen, als er wat te verdienen viel, want in 't hardloopen was ook al veul te veul konkerensje teugenswoordig. Concurrentie is er ook op het gebied van meetings. De nieuwste is de Hosanna-meeting, die uitgaat van het Leger des Heils. Nog een andere nieuwigheid van het Leger zijn de nachtelijke tochten door de achterbuurten van Amsterdam. De politie verschilt evenwel van gevoelen met de Hallelujameisjes omtrent het nut dezer tochtjes. Een andere propaganda-tocht houdt de Theosophische Vereeniging in Amerika, deze strekt zich uit tot verschillende landen van Europa. Eerstdaags worden zij ook hier verwacht. Het doel der vereeniging is haar denkbeelden te verspreiden onder den werkenden stand. De werkman krijgt tegenwoordig zoo'n ruim aandeel in | |
[pagina 175]
| |
alles, dat hij blootstaat om door oververzadiging als werkman ten gronde te gaan. Hem zal de pensioneering van werklieden door den Staat nader aan het hart liggen. Door een 14tal vakbonden en vereenigingen werden de hoofdbesturen en besturen van vak- en algemeene arbeidersorganisaties mtgenoodigd ter bijwoning eener vergadering, waarin men de regeling en uitvoering eener nationale meeting in zake dezer pensioneering besprak.
Te Amsterdam is Louis Apol's panorama Nova Zernbla voor het publiek opengesleld. Het geeft een gezicht op de Zuidkust van Nova-Zembla, zooals de deelnemers van den derden tocht der Willem Barendz die hebben gezien. Het poolschip ligt ten anker; enkele der opvarenden gaan over de ijsvlakte naar het vasteland. Iets verder ligt het Russische reddingstation Kannakuli, enkele Samojedenhutten en een kerkje. Eenige mannen zitten op het ijs gehurkt om een vuur, andere zijn met een boot in zee gestoken. De Nederlandsche en de Russische vlagwapperen op eenigen afstand van elkander. Tusschen die twee ziet men aan den gezichteinder de middernachtzon, die de reusachtige ijsblokken verlicht en daartegenover het sombere tafereel eener naderende onweersbui: donkere wolken, die zich samenpakken en dreigend neerzien op het kerkhof met enkele ruwe kruisen, en op den steenhoop, waarop het houten bord ligt van de ‘Willem Barendsz’ aan den oever der Kruisbaai. 15 Augustus 1896. Veritas. |
|