Tijdschrift van het Willems-Fonds. Jaargang 1
(1896)– [tijdschrift] Tijdschrift van het Willems-Fonds– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina t.o. 257]
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 257]
| |||||||||||||||||||||||||
Besmetting der Scheldewateren door de Spierebeek.Het vraagstuk van de besmetting der Scheldewateren door de Spierebeek, in Frankrijk, is ontstaan voor een 45tal jaren, toen in de steden Roubaix en Tourcoing, die dan slechts ongeveer 43000 inwoners teldenGa naar voetnoot(1), de wolnijverheid, in hare drie hoofdvakken: spinnerij, weverij en verwerij, zich heeft weten te vestigen, te ontwikkelen en uit te breiden. Door de noodwendigheden dezer nijverheid gedreven kon het bijna niet anders of de, in het Noorderdepartement bestaande waterloopen, zouden weldra benuttigd worden om de besmette wateren op te vangen, die zulke nijverheidsgestichten uitwerpen. Eerst werden de aanvloeiende waterloopen der Spierebeek daartoe benuttigd en, bijgevolg, besmet; dan, de Spiere zelf en, door haar, onze schoone Scheldestroom. Die toestand is van jaar tot jaar verergerd. In de Kamer van Volksvertegenwoordigers, in den Senaat, mede ook in den Provincieraad van Oost-VI. werden herhaalde klachten gehoord over de voortdurende verpesting der Scheldewateren door de Spierebeek. Nu, dat de kwestie der Spiere, die sedert meer dan | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 258]
| |||||||||||||||||||||||||
40 jaar het voorwerp is van ondoeltreffende onderhandelingen tusschen België en Frankrijk, meer dan ooit aan de orde van den dag wordt geplaatst, zoowel in de drukpers als in de openbare meening van beide landen, door het bepaald genomen besluit van de Belgische Regeering, om binnen weinige weken de afdamming der Spiere te doen bewerkstelligen, indien niet door Frankrijk aan België, over dit vraagstuk, voldoening wordt gegeven, kan het niet ongepast wezen een ontwerp van oplossing nader bekend te maken, dat daarover reeds, van in 1888, in den Provincieraad van Oost-Vlaanderen werdt neergelegd en ter bespreking gebracht. Naar het blijkt, stelt zich de ontwerper op een zeer onpartijdig en objectief standpunt. Volgens zijne meening zou de bepaalde oplossing der kwestie niet te vinden zijn dan in eene minnelijke overeenkomst der beide landen, waarvan de basis zou moeten berusten op wederzijdsche tegemoetkomingen, omdat, volgens hem, hier toch wel rekening zou moeten gehouden worden met zekere toestanden, voortspruitende uit de al of niet levensvoorwaarden der Fransche nijverheid in het Noorderdepartement en bijgevolg ook, uit de middelen van bestaan van duizenden werklieden. Een decreet van den prefect van het Noorderdepartement, in September 1883 uitgevaardigd, beval aan de nijveraars de besmette waters hunner fabrieken in de Spierebeek niet meer te laten loopen alvorens ze te hebben gezuiverd. Op het niet in toepassing brengen van deze verordening werd herhaaldelijk door de Belgische Regeering gewezen. Tot nu toe bleef zij echter een doode letter. Zeker wel een bewijs van den zooeven vermelden | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 259]
| |||||||||||||||||||||||||
overmachtigen toestand waar de Fransche Regeering zich zelf in bevindt tegenover een belangrijken tak der Nationale Nijverheid. Inderdaad, het schijnt aan de nijveraars niet mogelijk, op de voorbrengsels hunner fabrieken de groote onkosten te leggen, die de zuivering harer nijverheidswateren zou veroorzaken, wil men er niet langzamerhand den ondergang van bewerken. Indien dit nu werkelijk zoo is, mag men zich hier wel de vraag stellen: welke Regeering, in Frankrijk, daarover de verantwoordelijkheid zou willen dragen? Zij weze dan Republikeinschgezind, Keizerlijk- of Koningsgezind, ja zelfs Socialistischgezind. Zoo niet eene onmogelijkheid, dan toch eene andere groote moeilijkheid doet zich voor, om de vuile waters der Spiere naar de Noordzee af te leiden op Fransch grondgebied. Moet men de gegevens der Fransche Ingenieurs geloven dan is de ligging der gronden in het Noorderdepartement hoegenaamd niet geschikt om daarin een kanaal te graven, dat de besmette waters naar zee zou voeren, tenzij tegen overgroote uitgaven en het overkomen van groote technische hinderpalen. Dan nog wordt betwist, dat de zee, op de Fransche kust, wegspoelt met het tij wat er aldaar, van onreine wateren, zou kunnen aangebracht worden, 't zij met een open of onderaardsch afleidingskanaal. Uit die verschillende niet ongewichtige reden, besloot men eindelijk tot de inrichting eener waterzuiveringsfabriek te Grimonpont. Een ongelukkig besluit. Inderdaad, reeds op kleine schaal beproefd, had de reiniging van bedorven fabriek wateren geen voldoende uitslagen geleverd. Ook van de, door de steden Roubaix en Tourcoing ingerichte waterzuiveringsfabriek, te Grimonpont, kon men dus geen goeden uitslag verwachten. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 260]
| |||||||||||||||||||||||||
Het was dan ook onder den drang eener algemeene teleurstelling in het Vlaamsche Land, dat de zaak nogmaals ter bespreking kwam in den Provincieraad van Oost-Vlaanderen, gedurende den zittijd van 1888. Een voorstel werd neergelegd, luidende als volgt: ‘De Raad, Gezien den voortdurenden slechten staat van het water der Schelde, drukt andermaal den wensch uit dat dringende maatregelen genomen worden om ons land tegen het bevuilde water, uit Frankrijk komende, te bevrijden.’ De Heer Honoré Goossens maakte gebruik van zijne tusschenkomst in de bespreking om een voorontwerp van afleiding der Spierebeek naar de Noordzee, op Belgisch grondgebied, aan den Raad voor te stellen. Hij drukte zich uit als volgt: Mijne Heeren, ik kom het voorstel: om onze Schelde te bevrijden van de verpeste waters der Spierebeek, op mijne beurt ondersteunen. Ik doe het met des te meer aandrang, daar de poging verleden jaar aangewend om den toestand te zien verbeteren, tot niets heeft mogen helpen. De voortdurend betreurenswaardige staat waarin de waters onzer Schelde en Lei zich bevinden, vestigt alweer de aandacht op de kwestie der Spierebeek. De zomer van dit jaar is buitengewoon koud en regenachtig; het slechte weder is wellicht, in meer dan een opzicht, en wel namelijk voor den landbouw een ongeluk, maar misschien is de slechte zomer een geluk voor de openbare gezondheid. Niettegenstaande den, in dien opzichte, eenigszins voordeeligen toestand is het | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 261]
| |||||||||||||||||||||||||
Scheldewater dat te Gent komt, heel en al bedorven en werpt het verpestende uitwasemingen uit. Onze rivieren en kanalen zijn in denzelfden onreinen staat als verleden jaar. Onlangs zelfs zijn nieuwe gevallen van ziekte aangestipt geworden die, te recht of ten onrechte, toegeschreven worden aan de verpesting onzer rivieren en kanalen. Die feiten leveren het bewijs van den gedurenden invloed dien de toestand van onze wateren op de openbare gezondheid uitoefenen; zij leveren tevens het bewijs hoe schrikkeliijk waar sommige voorzeggingen zouden kunnen wezen bij eenen warmen zomer en heerschende uitheemsche ziekten. Besmettelijke koortsen heerschen er gestadig langs de oevers onzer onrein geworden wateren van de Fransche grens tot Gent en verder nog. Gevallen van typhuskoorts zijn voor eenige maanden uitgeborsten in de omstreken der gewezene Kortrijksche poort te Gent. Achter mij wordt gezegd dat er ook te Oudenaarde gevallen van ziekten zijn vastgesteld geworden. Onze collega's van Oudenaarde zullen zulks ongetwijfeld kunnen bevestigen. Uit goede bron is ook te mijner kennis gekomen dat te Doornik zich hetzelfde verschijnsel heeft voorgedaan. (Onderbreking.) Men heeft het mij verzekerd - ik heb den tijd niet gehad mij te overtuigen of het gerucht dat daaromtrent geloopen heeft, waar is ja dan neen - maar men heeft gezegd dat de soldaten langer dan het noodig was in het kamp zijn moeten blijven, omdat te Doornik de typhuskoorts in de kazerne heerschte. Wat er van dit laatste feit zij, altijd is het zeker dat | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 262]
| |||||||||||||||||||||||||
de bederving onzer waters den verderflijksten invloed op de openbare gezondheid uitoefent. Dit is ook in de Kamer vastgesteld geworden, waar meer dan eens het vraagstuk der bederving van de wateren onzer rivieren besproken is geworden. Gij zult mij toelaten, Mijne Heeren, eenige uittreksels te lezen uit de beraadslagingen die in de wetgevende Kamers hebben plaats gehad, om te bewijzen dat in veler meening de ziekten die geheerscht hebben, aan de bevuiling onzer waters moeten toegeschreven worden. Ons gewezen achtbaar medelid de heer Willequet, later Volksvertegenwoordiger, riep, toen hij deel uitmaakte van de Kamer der Volksvertegenwoordigers, ook de aandacht van’ het Staatsbestuur op dien betreurlijken toestand. Ziehier in welke bewoordingen hij hem den 20 Augustus 1884, in eene ondervraging aan den heer Minister heeft afgeschilderd: ‘Ceux qui ont vu et qui voient ce fleuve dans sa première partie, celle qui s'étend depuis la frontière française jusque vers Gand, doivent reconnaître que ce n'est plus un fleuve, mais un véritable égout. Ce qu'il nous apporte, ce ne sont pas des eaux, c'est de la boue en état de fermentation. ‘Vous aurez une idée de la gravite de ce fait, lorsque vous saurez qu'il est avéré, incontesté, que le typhus est endémique sur les bords de l'Escaut, dans la partie supérieure de son cours en Belgique.’ Een ander oud-collega, die jaren lang in deze vergadering heeft gezeteld, ongelukkiglijk thans overleden, de achtbare heer De Bleeckere, ondersteunde in dezelfde zitting het voorstel van den heer Willequet en drukte zich uit in dezer voege: | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 263]
| |||||||||||||||||||||||||
‘J'appuie les observations de l'honorable M. Willequet et je me joins à l'honorable membre pour signaler au Gouvernement la situation désastreuse dans laquelle se trouve l'arrondissement d'Audenarde par suite des eaux corrompues, des matières infectes que nous envoient les usines de Roubaix et de Tourcoing.’ ‘Cette question est d'autant plus importante qu'il s'agit non seulement d'un dommage matériel, appréciable en argent, mais de salubrità publique. L'Escaut et la Lys soni dépeuplés de poissons et le typhus règne en permanence sur les rives de ces rivières.’ De heer Sainctelette drukte zich in denzelfden zin uit, toen hij in 1879 ondervraagd werd door den heer De Vos, die, geloof ik, destijds burgemeester van Oudenaarde was. De heer De Vos was ook op de hoogte van den toestand en kon dus met kennis van zaken spreken. Ziehier wat de heer Sainctelette hem antwoordde in de zitting van 1 April 1879: ‘Je promets de m'occuper sans cesse de cette ‘question, dont je reconnais toute la gravité. Je sais ‘que la santé publique est compromise à Audenarde, ‘que pendant l'été dernier les eaux corrompues y ont ‘provoqué une épidémie de typhus.’ Zoo spraken onze Volksvertegenwoordigers in 1884; zoo sprak de Minister in 1879. Gij ziet, Mijne Heeren, dat, niettegenstaande de beste inzichten de toestand niet is verbeterd; sedertdien is hij integendeel nog verslecht. Het zijn geene stikstofblaasjes alléén meer die zich vormen op de oppervlakte van het water. Neen, Mijnheeren, 't zijn nu stukken vuilnis en verrotte afval, die op den bodem in gisting zijn gekomen, van stap tot stap boven water botten, zich daar openspreiden, voortdrijven | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 264]
| |||||||||||||||||||||||||
te midden van duizenden en duizenden stikgasblaasjes, weer zinken, terugkomen op 't water en telkens alom verpestende uitwasemingen verspreiden, waarin noodlottig de kiemen berusten van de besmettelijke ziekten waarvan ik zooeven heb gesproken. De verrotte bestanddeelen van Frankrijk, door de Spierebeek overgezonden in de Schelde, en die deze laatste op haren bodem voortdrijft, maken van onzen Vlaamschen stroom een glibberigen en mijlen langen modderpoel. Om er zich van te overtuigen hoeft men slechts een uitstapje te doen langshenen hare boorden, stroomopwaarts. Evenals in onze stad is de toestand aldaar uiterst bedenkelijk. Wederom zal ik u verwijzen naar de officiëele stukken om u te toonen, dat ik in niets overdrijf. Zij zullen u doen zien hoeverre de bederving onzer rivieren en kanalen in de beide Vlaanderen gekomen is. Er was in 1884 kwestie van werken uit te voeren aan de glooiingen van de Spierebeek, tusschen de Siphons van Evregnies en Saint-Léger, en eene aanbesteding moest gedaan worden. Ziehier wat den 6 September 1884 de heer Minister de Moreau schreef aan onzen Gevolmachtigden Minister te Parijs, den heer baron Beyens: ‘Monsieur le Baron, Ma lettre du 12 août dernier vous a fait connaitre que le Gouvernement du Roi se verrait obligé de prendre des mesures dans le but d'atténuer les conséquences calamiteuses résultant pour notre territoire de ‘la corruption des eaux de l'Espierre. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 265]
| |||||||||||||||||||||||||
Sous la date du 22 aoüt, M. le Ministre de l'Agriculture, de l'Industrie et des Travaux publics a fait procéder à cet effet à la mise en adjudication de l'entreprise des travaux de consolidation à exécuter aux talus de la dérivation de l'Espierre situés entre les Siphons d'Evregnies et de Saint-Léger. Or, telle est la répugnance des entrepreneurs à se charger d'un travail pour lequel il faudrait remuer les dépôts infects des cours d'eau, qu'aucune soumission n'a été déposée à cette adjudication. Je crois, M. le Baron, que, sans attendre les résultats d'une seconde adjudication, il y a lieu de porter ce fait à la connaissance du Gouvernement Francais; il vient s'ajouter à tous ceux qui ont déjà été signalés pour attester l'intensité du mal dont se plaignent les populations riveraines de l'Espierre. Agréez, etc.
Le Ministre, Chev. de Moreau.’ Gij ziet dus wel, Mijne Heeren, dat de feiten die ik aanhaal echt en onbetwistbaar zijn. In al onze beraadslagende lichamen heeft men er op gewezen. Die toestand mag of kan niet langer blijven duren. De verantwoordelijkheid van ons Staatsbestuur wordt van dag tot dag grooter in die ongelukkige kwestie. Zonder te miskennen dat er in den laatsten tijd wel iets gedaan werd van wege het Fransch Staatsbestuur om de oplossing van het vraagstuk te bevorderen, moet ik nochtans doen opmerken dat de noodkreten sedert reeds lang en overal aangeheven, geenen weerklank genoeg hebben gevonden. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 266]
| |||||||||||||||||||||||||
Ik zal wederom daarvan het bewijs zoeken in de officiëele stukken. Den 27 Maart 1884 drukt de heer Rolin-Jaequemyns zich in dezer voege uit: ‘En ce qui concerne le ruisseau et le canal de l'Espierre, j'ai entendu le renouvellement des plaintes qui ont déjà été formulées antérieurement. La question semblait avoir fait un pas l'année dernière, puisque le Préfet du Nord a pris le 28 août 1883 un arrêté qui nous a été communiqué par le Gouvernement Francais et qui enjoignait aux propriétaires d'établissements industrieis déversant leurs eaux dans l'Espierre ou ses affluents, directement ou par l'intermédiaire des égouts, de prendre, dans le délai de six mois (ce délai est expiré depuis le 11 mars), des dispositions pour n'envoyer hors de leurs établissements que des résidus liquides, épurés et clarifiés. On reconnaîtra sans doute que c'est à nos instances auprès du Gouvernement Français que eet arrêté est dû et que nous n'avons done pas perdu cette affaire de vue, que nous avons fait, au contraire, de notre mieux pour arriver à un résultat satisfaisant. A la suite d'une communication que j'ai reçue, je suis obligé de regretter, avec les honorables MM. De Bleeckere et Magherman, que l'arrêté, dont je parle, n'ait pas produit d'effet; nous aurons done à appeler de nou veau l'attention du Gouvernement Français sur cet état de choses déplorable, paree qu'il fait subir à nos nationaux les inconvénients d'une situation qui résulte d'un véritable abus de la part des industrieis de cette partie de la France.’ ‘Il y aura en outre à examiner, si nous ne serons pas | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 267]
| |||||||||||||||||||||||||
obliges d'appliquer le remède héroïque proposé un jour par l'honorable M. Beernaert et consistant à élever à la frontière un barrage qui aurait arrêté l'écoulement de ces eaux empestées sur notre territoire; ce remède serait difficile à employer et nous ne pourrions y recourir qu’à la dernière extrémité. Si cependant nos instances restaient sans effet, ce serait line facon, comme le disait l'honorable M. Beernaert, de faire comprendre aux villes de Roubaix et de Tourcoing l'inconvénient de ces eaux. M. Beernaert. - Le leur fait sentir! M. Rolin-Jacquemyns, Minister de l'lntérieur. - Oui, de le leur faire sentir.’ Die woorden bewijzen genoeg dat het Fransch Staatsbestuur maar bitter weinig het oor leende aan onze klachten. Ik ben overtuigd dat wij niets beters te verwachten hebben in de toekomst, als wij niet krachtdadiger tegenover Frankrijk zullen optreden dan dat wij tot nu toe gedaan hebben. De heer Willequet, in de Kamerzitting van den 20 Augustus 1884, haalt het besluit aan van den Noorder Prefect, van 28 Augustus 1883, goedgekeurd door den Minister van Openbare Werken van Frankrijk onder dagteekening van 13 September 1883 en voegt er bij: ‘Eh bien, toutes ces belles promesses sont demeurées sans résulat aucun; les eaux sónt ce qu'elles étaient auparavant; que dis-je? leur corruption augmente et le nombre de jours dans lesquels se présente eet empoisonnement, devient énorme. Ce n'est plus une fois par semaine, c'est jusqu’à trois fois dans l'espace de dix jours que nous avons vu le fleuve transformé en égout.’ | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 268]
| |||||||||||||||||||||||||
De heer Beernaert, Minister van Landbouw, Nijverheid en Openbare Werken, geeft aan de heeren Willequet en De Bleeckere gelijk en antwoordt in dezelfde zitting in dezen zin: ‘Messieurs, la question dont les honorables MM. Willequet et De Bleeckere viennent d'entretenir la Chambre est assurément des plus importantes et elle n'est pas 4 neuve, car il y a vingtcinq ans qu'elle est née, vingtcinq ans qu'on en reparle, pour ainsi dire, périodiquement dans cette assemblee. La gravité de la situation n'a pas été exagérée. s'il n'est pas exact, comme on le disait toute à l'heure, que le bassin de l'Yser ne s'alimente que par les eaux de l'Escaut, il en est ainsi pour tout le surplus de la Flandre. Les eaux de la Lys empoisonnées par une autre cause qui, du moins ne les rend pas insalubres, doivent être conduites directement à la mer et, par conséquent, c'est sur les eaux de l'Escaut qu'il faut compter pour alimenter la grande moitié de la Fiandre Occidentale et le Nord de la Flandre Orientale. C'est done une chose intolérable de voir l'Escaut réduit pendant l'été à cet état d'égout qu'on vient de vous signaler; et il n'est que trop vrai qu'il en résulte les plus graves préjudices pour la santé publique. Cette situation procède du mauvais vouloir absolu des administrations' municipales de Roubaix et de Tourcoing; non seulement ces deux villes industrielles nous envoient toutes les eaux que la pente naturelle du sol dirige vers la Belgique, sans prendre aucune mesure à l'effe! de les épurer quelque peu, mais il y a ce fait, plus grave encore, qu'elles dirigent, par l'Espierres vers la Belgique, les eaux d'usines appurtenant à | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 269]
| |||||||||||||||||||||||||
d'autres bassins; la ville de Roubaix touche même annuellement, pour nous empoisonner de la sorte, une somme de 15,000 francs.’ (Interruption.) Gij ziet het, Mijne Heeren, zooverre is het gekomen dat de stad Roubaix, eene nijverheidstad, die circa 100,000 inwoners telt, onbeschaamd genoeg is van op de steeds aanzienlijker verpesting onzer wateren te speculeeren en zelfs 15,000 fr. bekomt, om ons het vuile water over te zenden van de Wollefabriek van Croix, dat deze laatste vroeger, ietwat gezuiverd, in de Marque mocht laten loopen, later niet meer, en nu maar ongezuiverd, met de medeplichtigheid van de stad Roubaix, langs een duiker, in de Spierebeek stort. Tegenover dien toestand moeten wij luide klachten doen hooren. Er dienen geene woorden meer, maar daden om de zaak op te lossen. De tijd schijnt mij lang voorbij om ons nog met woorden en halve maatregelen te laten paaien. Overigens er is reeds genoeg over geschreven en gesproken om tot daden over te gaan. De kwestie is oud. Zij is ontstaan toen de kleine dorpen Roubaix en Tourcoing tot nijverheidsteden zijn opgewassen. Roubaix en Tourcoing, twee steden die nu te zamen circa 150,000 inwoners tellenGa naar voetnoot(1), hadden en hebben nog geen ander natuurlijk ontlastingsmiddel, om hunne vuilnissen van allen aard kwijt te geraken dan de Spierebeek. Zonder zich te bekommeren wat er het gevolg van zou geweest zijn, hebben zij zich maar eenvoudig van die beek bediend om er ai den verrotten afval, mede ook drek en modder, die twee groote nijverheidsplaatsen kunnen opleveren, te laten inloopen en daardoor de helft der beide Vlaanderen vergiftigd. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 270]
| |||||||||||||||||||||||||
Van jaartot jaar is die toestand verslecht, naarmate de gemeenten in nijverheidsbelang en bij gevolg, in bevolking toenamen. Reeds in 1884 was de staat van zaken zoo erg dat het Belgisch Gouvernement zelf verplicht was hem af te schilderen als volgt: ‘L'Espierres qui, en 1840, apportait à l'Escaut un tribut annuel d'un million de mètres cubes d'eau pure, d'eau saine, d'eau limpide est devenu l'émissaire, l'égoût collecteur d'une agglomération ouvrière de 150,000 âmesGa naar voetnoot(1), où l'on comptait, en 1851 déjà, 450 établissements industrieis, 513 machines à vapeur et 7,950 chevaux-vapeurGa naar voetnoot(2). Elle charrie le sewage empesté de cette population condensée et ce qui est pis encore, les eaux noires, graisseuses, souillées, polluées au maximum de concentration, des établissements insalubres qui couvrent le territoire de Roubaix et de Tourcoing. Le débit de l'Espierres, grossi par les déjections de ces villes, par les immondices et les vidanges des établissements français, fournit chaque année à l'Escaut dix millions de mètres cubes d'une fange immonde, d'une boue infecte qui vicie l'air au loin sur son passage, brûlé et détruit toute matière végétale et récèle dans les immondices qu'elle charrie un foyer de fièvres endémiques et de maladies contagieuses et pestilentielles de toute nature. Le lit de la rivière est devenu trop étroit pour le volume de matières putrides qu'on y déverse et qui représente dix fois son débit normal. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 271]
| |||||||||||||||||||||||||
campagnes, en laissant derrière elles la devastation, la sterilité et des emanations dont les effets pernicieux deviennent terribles aux époques de chaleurs.’ Ik ontleen die aanhaling ook aan de verzameling ‘Documents diplomatiques et parlementaires' die, spijtig genoeg, niet verder gaan dan tot het jaar 1884, en door het Belgisch Staatsbestuur rondom dit tijdstip werden uitgegeven. Op die aanhaling werd er reeds door eenen volksvertegenwoordiger van Oudenaarde in de Kamerzitting van 9 Augustus 1887 gewezen. Herhalen hoe het Staatsbestuur zelf over de kwestie denkt, moet een spoorslag wezen om dringender en krachtiger te doen handelen. Alle overheden zijn dat overigens eens. Hier te Gent kan men vaststellen dat het akelig tafereel dat ik zooeven aanhaalde, nog altijd den waren toestand schetst. Reeds verleden jaar heb ik hierover, bij den Raad, eenen noodkreet laten hooren. Men zou, volgens mijn amendement aan het besproken voorstel, bij ons Staatsbestuur den wensch uitdrukken om den slechten toestand van onze wateren onmiddellijk te verbeteren. Ter gelegenheid der bespreking van het vraagstuk, in de Kamerzitting van 15 Februari 1887, wees de heer de Moreau, Minister van Landbouw en Nijverheid, op de onderbandelingen die met Frankrijk waren aangeknoopt. Hij had vertrouwen, zeide hij, in de verklaringen van het Fransch Gouvernement, dat zelf zijnen plicht beseft en belooft te vervullen tegenover ons. In allen geval, verzekerde de heer Minister, was hij bereid te handelen om ‘A la moindre crue, ces matières se répandent sur les | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 272]
| |||||||||||||||||||||||||
ons land te verlossen van die ware plaag, door eene afdamming der Spierebeek te doen oprichten, indien hij in zijne verwachting moest teleurgesteld worden. Ziehier overigens de woorden van den heer Minister: ‘Les négociations entamées depuis longtemps entre la Belgique et le Gouvernement Français pour obtenir que la France épure les eaux de l'Espierres sont poursuivies en ce moment avec activité. Elles font l'objet de pourparlers diplomatiques dans les détails desquels je demanderai à la Chambre de ne point entrer en ce moment. J'ai dans leur succès la foi que m'inspirent les dèclarations d'une grande nation amie qui reconnaît ses devoirs envers nous. Mais, quoi qu'il en puísse être et pour étre prêt à parer à toutes les éventualités, le Gouvernement a inscrit au projet du budget de dépenses sur ressources extraordinaires, un premier crédit destiné à la construction d'un barrage à la frontière française. La Chambre apprendra que l'année dernière déjà, l'Etat a acquis les terrains nécessaires pourla construction de ce barrage,’ (Annales parlementaires) Wat is nu nogmaals het gevolg geweest van die onderhandelingen? Den 22 Februari kondigde de President der Fransche Republiek een decreet af waarbij een einde zou gesteld worden aan de bederving van het water der Schelde door de Fransche Spierebeek op Vlaanderens grondgebied veroorzaakt. Bij dit decreet verbond zich het Fransch Staatsbestuur de reiniging der bedorven wateren van de Spierebeek te bewerkstelligen op gezamenlijke kosten der steden Tourcoingen Roubaix en daartoe eene waterzuiveringsfabriek te doen bouwen te Grimonpont. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 273]
| |||||||||||||||||||||||||
Van haren kant verbonden zich die steden de werken te doen beginnen binnen een tijdverloop van zes maanden te rekenen van de dagteekening der goedkeuring van het uitvoeringsontwerp. In twee jaren tijd, te rekenen van den datum van het decreet, den 22 Februari 1888, zouden die werken, zonder tusschenpozen worden uitgevoerd. Wat is er nu werkelijk gebeurd? Er is gebeurd hetgeen te verwachten was in zulke jammerlijke kwestie waarin eene der twee partijen liefst geene oplossing zou vinden. Inderdaad, de besluiten zijn genomen, maar de uitvoering er van, evenzoo als vroeger werd gedaan, wordt thans nog op de lange baan geschoven. De gemeentebesturen van Roubaix en Tourcoing hebben zich trachten te onttrekken aan hunne verplichtingen en gedurende het heele jaar 1887 hebben zij hunnen slechten wil trachten te verbergen onder besprekingen en bergen papieren en briefwisselingen van allen aard. Ziehier hoe de heer Raepsaet, volksvertegenwoordiger van Oudenaarde, dien toestand kenschetste in zitting van 9 Augustus 1887. ‘Comme il arrive d'ordinaire en nos temps de bureaucratie et de paperasserie, il y a eu entre la signature du décret de février et son execution, place pour les lenteurs et le mauvais vouloir. Tandis que l'autorité centrale voulait mettre la main à l'oeuvre, les municipalités ont louvoyé, temporisé et cherché à se dérober à leurs obligations.’ (Annales parlementaires.) De heer de Moreau, Minister van Landbouw, Nijverheiden Openbare Werken, ondervraagd in dezelfde zitting der Kamer van den 9 Augustus 1887, over de reden dezer | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 274]
| |||||||||||||||||||||||||
weinige bereidwilligheid, om de genomen verbintenissen in uitvoering te brengen, geeft tot verschooning het internationaal karakter der zaak, maar hij blijft toch berusten in de beloften van het Fransch Gouvernement dat, zegt hij, nooit aan zijne verbintenissen is te kort gebleven. De zaak heeft inderdaad een internationaal karakter. Dit is evenwel geen reden om gedwee te berusten in de welwillendheid van het Fransche Staatsbestuur en, daarvan alléén de oplossing der kwestie te verwachten. Bestaat er ergens niet een internationaal recht dat hier van toepassing is? Zoo dacht er evenwel de Heer Henri Dumortier in de Kamer van Volksvertegenwoordigers over, toen hij den 10 Februari 1863, in die ongelukkige kwestie van de Spierebeek de traagheid van Frankrijk om ons voldoening te geven, aldus afschilderde: ‘Cet état de choses est ‘contraire au droit des gens, contraire à toute espèce ‘de lois; il importe que le Gouvernement fasse des ‘réclamations énergiques et promptes auprès du ‘Gouvernement français pour que cette situation ait ‘une fin.’ Indien de steden Roubaix en Tourcoing de werken niet hebben begonnen den 22 dezer maand (22 Augustus 1887), zegt verder de heer Minister, dan zal het Fransche middelbestuur van bruggen en wegen in hare plaats handelen. Den 22 Augustus 1887 is voorbijgegaan... en, enkel in Maart 1888 heeft men de eerste aanbesteding gedaan. Tegenover die werkeloosheid en zelfs onwilligheid der steden Roubaix en Tourcoing is er alweer in de Belgische Kamers protest aangeteekend en gevraagd om, in allen | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 275]
| |||||||||||||||||||||||||
gevalle, de afdamming te doen stellen, zelfs al werd de zuiveringsfabriek gebouwd, omdat men dit middel ondoelmatig vindt, en vreest eenen kostbaren tijd hierbij te verliezen, zonder de zuivering der verpeste wateren van de Spierebeek te kunnen bekomen. Ik moet mij aansluiten bij de heeren Volksvertegenwoordigers die in onze Belgische Kamers de vrees uitdrukten over de ontoereikendheid van den genomen maatregel en de ondoeltreffendheid van het middel. Inderdaad, ik kan mij maar moeilijk voorstellen dat eene inrichting op zoo eene kleine schaal als degene welke men bouwen wil, in staat weze om eene hoeveelheid stinkend water van 30,000 kubieke meters per dag te zuiveren. Omtrent 11 millioen kubieke meters is het voluum bedorven, stinkend water dat de Spierebeek in onzen Scheldestroom stort per jaar; vroeger was het maar circa 3000 m3 per dag of 1.000,000 m3 in 't jaar. Dit cijfer is tot 30,000 m3 geklommen, ter oorzaak eener waterleiding die door de steden Roubaix en Tourcoing in 't voordeel hunner nijverheidsgestichten is gelegdGa naar voetnoot(1). Ik ga verder en zeg: ware het systeem goed op zich zelf en wilde men de middelen beschikbaar maken om het uit te breiden, dan twijfel ik nog aan de mogelijkheid om eene zoo betrekkelijk groote hoeveelheid water behoorlijk te zuiveren, in eenen beperkten tijd, naarmate van zijnen afloop. 't Is daarom, en gezien de internationale moeilijk- | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 276]
| |||||||||||||||||||||||||
heden waarop de heer Minister wijst en waartegen wij te worstelen hebben, tevens den slechten wil waarvan tot het laatste oogenblik de steden Roubaix en Tourcoing blijken hebben gegeven, dat ik hier nogmaals het ter bespreking neergelegde voorstel, dit maal in den zin van mijn amendement van verleden jaar opgesteld, uit al mijne krachten kom ondersteunen. Dringend verzoek ik den Raad zijne bemiddeling te willen verleenen, in afwachting dat de zuiveringsfabriek gebouwd zij en in werking komt, om bij het Belgisch Staatsbestuur aan te dringen, ten einde het te verzoeken behoedende maatregelen te nemen die onze bevolkingen der Scheldeoevers buiten de gevaren stellen door hunne vertegenwoordigers in den Senaat, in de Kamer en den Provincieraad aangewezen. Wij hebben hier een navolgenswaardig voorbeeld aan te halen van onze eigen handelwijze tegenover Holland, toen dit Land ons destijds klachten zond over de te groote hoeveelheid water dat op zijn grondgebied uit België soms in eens werd afgelaten. Noord-Nederland eischte van België eene behoorlijke regeling der hoeveelheid water per drijfdag af te leiden. België heeft zich dadelijk naar de gegronde opmerkingen van onze Noorderbroeders geschikt. Waarom kunnen wij nu niet hetzelfde bekomen van Frankrijk tegenover België? En wij zonden dan nog maar zuiver water naar Holland - in wat te groote hoeveelheid in ééns 't is waar - terwijl Frankrijk ons verpestende waters zendt, dit, jaar uit jaar in. Is dit geene reden te meer om ons voldoening te geven? Of moet het recht van den sterkste hier blijven gelden - dan, wanneer men in alle landen het interna- | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 277]
| |||||||||||||||||||||||||
tionaal verkeer tracht te regelen naar het volkenrecht? - Ik lees in de Inleiding van het boek dat voor mij ligt: Documents Diplomatiques et Parlementaires, het volgende: ‘En 1839, la Belgique, cédant aux pressantes sollicitations du Gouvernement Français, et animée du désir deGa naar voetnoot(1) satisfare aux réclamations élevèes dans le département dn Nord’ consentit au prolongement sur son territoire et jusqu’à l'Escaut, vers Warcoing, du d canal français de Roubaix. ‘C’était créer la jonction de la Deule à l'Escaut, et de Lille, Roubaix, Tourcoing aux bassins de Mons et de Tournai par une voie de navigation directe. Ainsi se réalisait, dans l'intérêt de la France et gràce au Gouvernement de la Belgique, récemment fondé, un projet dont l'idée première est due à Vauban et qui fut mis à l'étude en 1821 par M. de Résumont, Préfet du Nord. Ce projet, toujonrs entravé et combattìi par le Gouvernement des Pays-Bas, n'avait cesse d'être soutenu par les aspirations et les voeux persévérants et hautement manifestés des populations et des ‘industrieis du Département du Nord.’ Is het nu tot belooning, voor het blijk van genegenheid dat België hier aan Frankrijk gaf, dat men ons, sedert circa 40 jaar reeds, voldoening weigert in de kwestie der Spierebeek? Zou Frankrijk, door zijn onwil, ons dan toch tot het nemen van uiterste maatregelen drijven en België verplichten de afdamming der Spierebeek op eigen grondgebied te bewerkstelligen? Ik hoop van neen. In allen | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 278]
| |||||||||||||||||||||||||
geval wil ik, ten slotte, in eigen naam, een toegevoegd voorstel doen, of, beter gezegd, een denkbeeld uitdrukken, dat misschen tot eene minnelijke oplossing der kwestie zou kunnen leiden. 't Is maar een denkbeeld en gij zult oordeelen, Mijne Heeren, of gij er uwe goedkeuring kunt aan verleenen. Wat mij betreft, ik ben overtuigd dat het ons tot de oplossing der kwestie van de Spierebeek naderbij zou doen komen. Men heeft de afdamming aangeprezen; welnu ik zie die niet als het geschikte middel aan om liet vraagstuk, dat heide landen aanbelangt, uit den weg te ruimen. Ik geloof dat een afleidingskanaal, in den vorm van een riool onder den grond, veel doeltreffender zou zijn om ons te ontlasten van de vuile waters uit de Fransche Spierebeek. Let wel op dat ik geen open kanaal voorstel, maar wel een kanaal, in den vorm van een riool, dat naar de zee zou leiden of enkel naar liet kanaal van Schipdonck. Gelooft mij, Mijne Heeren, anders zult gij nooit tot eene voldoende oplossing komen. Langs het Noorder-Departement kan men het onderaardsch kanaal niet maken, omdat de gronden, volgens genomen inlichtingen, daar te hoog liggen; maar in de lagere gronden onzer provincie is dit zeer wei mogelijk. Ik heb de voorzorg genomen op de landkaart, die ik op het bureau neerleg, de punten aan te teekeneri langswaar het kanaal zou doorvallen. Het kanaal zou loopen van aan de Fransche grens Leers-Noord, voorbij de gemeente Espierres, met een duiker onder het kanaal van Bossuyt, langs de Scheldevallei tot aan Asper; van daar westwaarts omdraaien in de lage gronden die langs de Wallebeek liggen; vervolgens west- | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 279]
| |||||||||||||||||||||||||
waarts voortloopen langs de gemeenten Nazareth en Astene; van daar, met een siphon onder de Lei, stroomafwaarts van de sluis te Deynze, zou de afleidingsriool, onder het kanaal van Schipdonck met een duiker doorloopen. Dit is het eerste deel van het werk. Het zou, volgens mijne berekening 2,600,000 fr. kosten. Het tweede deel zou niet verre van de gemeenten Nevele, Bellem, Beernem, Coolkerke en Lisserveghe voorts naar zee loopen. Dit tweede deel zou, volgens mijne bereking 2,300,000 fr. bedragen. Het afleidingskanaal dat enkel naar het kanaal van Schipdonck zou leiden, om zich daarin te ontlasten zou maar 2,600,000 fr. kosten, zijnde de eerste helft der beraming dier werken. Frankrijk zou de onkosten van het werk moeten dragen, dit, op zijn grondgebied kunnen voortleggen, en aldus zelf van zijn vuile waters bevrijd zijn. Ik ben geen ingenieur, Mijne Heeren, maar ik wenschte dat mijn ontwerp ernstig mocht onderzocht worden, omdat ik de overtuiging heb, dat het eenen grooten bepaalden stap tot de oplossing der kwestie van de bederving onzer wateren zou doen maken. Ik heb een klein bestek gemaakt van de kosten die de uitvoering van mijn ontwerp zou veroorzaken en ik vraag u de toelating, Mijne Heeren, om het u mede te deelen. Het ontwerp heb ik in twee deelen verdeeld. Daarbij komt de beraming voor het ontwerp dat alléén tot doel hebben zou de vuile waters der Spierebeek in het kanaal van Schipdonck te storten. Ziehier deze twee ontwerpen: 1ste voorloopig ontwerp tot afleiding der vuilniswaters uit de Spierebeek door middel van een overbouwd afleidingskanaal (riool). | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 280]
| |||||||||||||||||||||||||
2 meters diameter heeft en, en in eene grondvlakte van 3 meters berust. | |||||||||||||||||||||||||
Berekening.
IIe Deel: gelegen tusschen het kanaal van Schipdonck en de Noordzee; niet verre van de gemeenten Nevele, Bellem, Beernem, Coolkerke en Lisseweghe. | |||||||||||||||||||||||||
Berekening.
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 281]
| |||||||||||||||||||||||||
2de Voorloopig ontwerp. Een riool maken van aan de Fransche grens tot aan het kanaal van Schipdonck. Op dit punt zouden de afgeleide vuile waters van de Spierebeek in dit kanaal worden gestort. Aldus zou men enkel het 1e deel, van het hierbijgaande 1e voorloopig ontwerp moeten laten bouwen. Volgens mijne beraming zou de geheele uitgave dus tot eene som van ongeveer vijf millioen frank beloopen. Om de kosten der onteigeningen voor de aan te koopen gronden te verminderen, zou het misschien ook mogelijk zijn, waar het pas geeft, de afleidingsriool onder de Staats-, Provincie- en gemeentesteenwegen te leggen. De duinengronden, indien men de riool naar de zee legt, behooren bij de sluis van Heyst aan het Staatsbestuur en zouden dan ook ter afrekening in de onteigeningskosten kunnen komen. Ik heb hooren zeggen door sommige burgemeesters, leden van dezen Raad, dat er door het kanaal veel gronden aan den landbouw zouden ontnomen worden en dat hunne gemeenten met tegenzin een dusdanig kanaal in hunne buurt zouden zien leggen. Ik moet hun doen opmerken dat er hier kwestie is van een onderaardsch afleidingsriool en niet van een kanaal in open lucht; dat het daarbij op sommige plaatsen misschien niet onmogelijk zijn zou de afleidingsriool zoo diep in den grond te leggen, dat de grond aan den landbouw zou kunnen teruggegeven worden. Daardoor zou mijne berekening misschien nog lager kunnen gebracht worden. Wat er van zij, het moet aan de bevoegde Staatsambtenaren van den technischen dienst overgelaten | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 282]
| |||||||||||||||||||||||||
worden, de vraag te onderzoeken: in hoeverre het plan, dat ik heb aangewezen, kan benuttigd worden. Aan die bijzondere ambtenaren ook zou de kwestie moeten onderworpen worden of er moeilijkheden bestaan - en in 't bevestigend geval welke die zijn - ten aanzien van de niveleering der gronden voor 't gemakkelijk afloopen der vuile wateren. Hierin ware misschien te verhelpen door van afstand tot afstand, op de geheele lengte van de afleidingsriool, valsluizen te plaatsen. Volgens mij zou dit werk het eenige radicaal middel zijn om de zuivering der rivieren en kanalen onzer provincie te bekomen, en niet alleen van Oost-Vlaanderen, maar ook van West-Vlaanderen. Ik herhaal het, wat men in Frankrijk nogmaals wil doen en beproeven, daarvan schijnt mij de uitslag al te raadselachtig om er te kunnen op rekenen, 't zij nu, 't zij in de toekomst. Het hiervoren aangewezen geval te Croix, mede nog een ander te Fourmies, alwaar men ook, destijds, proeven van waterzuivering heeft gedaan, geven mij gelijk. Zie over dit laatste geval het oordeel van den heer Bonnet, senateur van Doornijk. In zitting van den 28 December 1880, drukte hij zich uit in dezer voege: ‘Vous n'avez rien à attendre de l'Administration du Département du Nord. L'année dernière, quand j'ai eu l'honneur, lors de la discussion des budgets, de cc soulever la question de TEspierres, j'ai parie de ce qu'on faisait à Fourmies, je vous ai parie des expériences sur lesquelles on se rejetait pour ne pas faire les travaux d'assainissement des eaux de TEspierres. Eh u bien, cette usine de Fourmies a cesse ses travaux. Et c'est là-dessus que l'Administration du Dépar- | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 283]
| |||||||||||||||||||||||||
tement du Nord se fondait, pour faire répondre par le Ministre des Affaires étrangères de France, au Gouvernement Belge qu'après les expériences faites à Fourmies, on aurait avisé. Je ne dois pas en faire compliment à l'Administration du Département du Nord. Quand on n'a pas d'autres bases plus fondées que celle-là, il ne faut pas s'y appuyer.’ Door de afleiding der Spierebeek integendeel ware Vlaanderen voor altijd bevrijd van het overgroot onheil zijne rivieren en kanalen gestadig te zien verpesten en daardoor zijnen gezondheidstoestand jaar uit jaar in jammerlijk bedreigd te zien worden. Deze, mijne voorstellen verzoek ik den Raad tot nader onderzoek te willen verzenden naar de bestendige Deputatie; of wel, ze ter inlichting aan ons Staatsbestuur te willen onderwerpen, gezamenlijk met het voorstel in bespreking.
De Raad besloot het voorstel met de stenographie der bespreking naar het staatsbestuur te verzenden. Alle volgende jaren, in den gewonen zittijd van den Provincieraad, werd de kwestie opnieuw ingeleid en besproken. In September 1891 zond de Bestendige Deputatie van den Raad het voorontwerp van den heer Honoré Goossens ter studie van den heer Theodoor Belpaire, destijds Hoofd-Ingenieur-Bestuurder van den technischen dienst der Provincie, ten einde er zijn advies over te laten kennen. Kopij van dit niet onbelangrijk stuk deelen wij hier mede. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 284]
| |||||||||||||||||||||||||
Gand, le 15 octobre 1891.A Monsieur le Gouverneur de la Province de la Flandre Orientale, à Gand. Monsieur le Gouverneur, Satisfaisant à votre dépêche du 8 septembre dernier, 3e Division A n° 31,677, j'ai l'honneur de vous faire connaître mon avis sur la proposition èmise par Mr le Conseiller Honoré Goossens dans la séance du 18 juillet 1888 du Conseil provincial, en vue de rernédier à la corruption des eaux de l'Escaut par les résidus provenant des usines de Roubaix et Tourcoing. Mr Goossens propose de dériver au moyen d'un égout collecteur le ruisseau de l'Espierres qui amène ces résidus à l'Escaut, de manièreà les conduire, soit dans le canal de Schipdonck, soit directement à la mer du Nord á Heyst. Dans la première hvpothèse, l'auteur de la proposition évalue le dépense à faire à fr. 2,600,000 et dans le second cas il estime les frais à fr. 4,900,000. Il est incontestable, à mon avis, que l'idée émise par Mr Goossens est pratiquement réalisable et qu'en l'adoptant, on supprimerait d'une facon complète et définitive les inconvénients résultant du déversement des eaux industrielles corrompues dans l'Escaut. L'avant-projet présenté au conseil provincial est trop sommaire pour permettre de vérifier l'exactitude des évaluations des dépenses. Un examen superficiel de la | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 285]
| |||||||||||||||||||||||||
question m'a cependant porté à admettre que les estimations des frais en donnent une idée suffisamment exacte pour servir de base à une disscussion sur le principe de la proposition. C'est là d'ailleurs le seul but que Mr Goossens a en vue, car il est le premier à dire que, n’étant pas ingénieur, il ne peut dresser un projet complet. La proposition de cet honorable conseiller soulève plusieurs objections que je crois devoir examiner, mais qui ne me paraissent pas de nature à être admises. 1. On peut craindre d'abord qu'en écoulant à la mer, à Heyst, les eaux corrompues de l'Espierre, celles-ci jointes à celles de la Lys qui sont polluées, en été, par le rouissage du lin, causeront un préjudice sérieux à la station balnéaire établie à cet endroit. Mais il est à observer que l'égout collecteur propose ne doit pas nécessairement aboutir à Heyst. L'étude approfondie de la question permettrait de déterminer le point du littoral qui se prêterait le mieux à recevoir les eaux en question et il ne me paraît pas douteux que les ingénieurs des Ponts et chaussées chargés du service de la côte parviendront à trouver un endroit, où les courants de marèe sont de nature à emporter rapidement et sans inconvénients les eaux polluées qu'on y déverserait. 2. On peut objecter, en second lieu, que le moment est mal choisi pour proposer une solution nouvelle, en vue de mettre fin aux difficultés pendantes entre la France et la Belgique, attendu que les villes de Roubaix et Tourcoing viennent d'établir, à très grands frais, une usine d'épuration des eaux de l'Espierres. Je pense, au contraire, Monsieur le Gouverneur, que l'expérience acquise, depuis la mise en exploitation de cette usine, est suffisante, si pas pour démontrer, au | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 286]
| |||||||||||||||||||||||||
moins pour faire craindre trés sérieusement, qu'on n'aboutira pas dans la voie où l'οn est entré. L'usine de Grimonpont est, il est vrai, parfaitement aménagée et elle permettrait certainement d'eviter tons les inconvénients, dans la supposition qu'on puisse faire abstraction de la dépense. Mais il est clair que pour épurer convenablement toutes les eaux industrielles nuisibles, on serait conduit à des frais exorbitants, notamment pour se débarasser des matières qui se déposent dans les bassins de décantation. Un rapport présenté le ler juillet dernier au conseil communal de Gand par Mr Colson, ancien échevin des Travaux publics, fournit à eet égard des renseignements intéressants qui concordent absolument avec les données que la Députation permanente du Conseil provincial a pu recueillir dans la visite qu'elle a faite à l'usine de Grimonpont, le 21 avril 1890. Je ne crois pas faire injure aux autorités municipales de Roubaix et Tourcoing en disant qu'elles chercheront à épurer le moins possible leurs eaux industrielles et que l'on n'arrivera done pas à une solution satisfaisante ou même admissible de la question dans la voie où l'οn est entré. Aussi j'estime que loin d'etre mal choisi, le moment est trés opportun pour signaler au Gouvernement français l'inefficacité des mesures prises jusqu'ici et pour proposerle seul remède radical qui est celui préconisé par Mr Goossens. Je crois à ce sujet devoir vous signaler, Monsieur le Gouverneur, une circonstance de nature à montrer que le Gouvernement français ne rejetterait pas l'idée d'établir un égout collecteur. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 287]
| |||||||||||||||||||||||||
Lorsque j'ai eu l'honneur d'accompagner la Députation permanente à Grimonpont, j'ai parié de cette idée à l'Ingénieur des Ponts et Chaussées, Mr Devos, qui a établi et qui dirige l'usine d'épuration. Il m'a répondu que cette question avait été étudiée, mais qu'on avait reconnu l'impossibilité de conduire les eaux polluées à la mer, en restant sur le territoire français. Cette réponse semble montrer que le Gouvernement de la Republique serait disposé à recourir à une derivation dans le cas où la chose serait possible, ce qui serait le cas en adoptant le tracé par la Belgique. J'ajouterai que les Villes de Roubaix et Tourcoing auraient probablement avantage à adopter cette solution, attendo que le Gouvernement ayant pris à sa charge la moitié de la dépense consacrée à l'usine de Grimonpont supporterait, sans doute, dans la même proportion, les frais d'un égout collecteur. En admettant l'exactitude des; estimations de Mr le Conseiller Goossens, la dépense incombant aux susdites villes ne s'élèverait done qu’à 2 1/2 millions de francs, somme dont l'intérêt annuel serait notablement inférieur au montani des frais d'exploitation de l'usine d'épuration, frais qui, d'après Mr Colson, sont évalués à 270,000 francs par an. Les considérations qui précédent me donnent la conviction que la proposition de Mr Goossens fournit seule une solution complète du problème qui nous occupe et qu'elle mérite done un examen approfondi de la part du Gouvernement. Je me permettrai d'ajouter, Monsieur le Gouverneur, que, dans le cas où l'on construirait un égout collecteur, il ne devrait pas être seulement destiné aux eaux françaises, car il existe en Belgique dans le bassin de | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 288]
| |||||||||||||||||||||||||
l'Escaut, bien des industries qui contribuent à souiller ce fleuve. Les résidus qu'elles écoulent passent aujourd'hui inaperçus, mais il n'en serait plus ainsi dans la supposition que les eaux de l'Escaut cesseraient d'être contaminées par le ruisseau de l'Espierres. A mon avis, un égout collecteur serait très utile, si pas nécessaire, pour recevoir les eaux industrielles beiges et cette considération milite en faveur de la proposition de Mr Goossens. l'Ingénieur en Chef-Directeur, [Signé] Théodore Belpaire. |
|