Tijdschrift van het Willems-Fonds. Jaargang 1
(1896)– [tijdschrift] Tijdschrift van het Willems-Fonds– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 253]
| |
Boekbeoordeeling.Twee Kalverliefden, nog eene Brugsche vertelling door Maurits Sabbe, overgedrukt uil den Gentschen Studenten-Almanak voor 1896, 53 bladz. Gent, Vuylsteke.Twee Kalverliefden is, gelijk op liet titelblad te lezen staat, nog eene Brugsche vertelling, vol lustige frischheid, van dezeltde hand als Cieltjie, Frans en de Duuve, die vroeger ook in den Gentschen Studenten Almanak verschenen is, en zooveel bijval behaalde. In dit verhaal ontstaan hand in hand twee idyllen, die met elkander de grootste gemeenschap hebben, alhoewel zij twee hemelsbreede contrasten uitmaken. De door den schrijver zoo gelukkig gekozen figuren zijn tot in de volmaaktheid fijn afgewerkt en goed geteekend. gelijk een oude schilderij van een grooten meester. Dat wil niet zeggen dat het boelk niet moderne, niet van zijn tijd is. Het strookt integendeel volkomen met de vereischten die men tegenwoordig aan de litteratuur stelt. De gebeurtenissen zijn ongedwongen, en schijnen den lezer toe alsof zij het natuurlijk gevolg waren van de vooraf beschreven toestanden en karakters. De beschrijvingen, die tusschen het verhaal in komen, zijn lief en vol leven. Bijvoorbeeld op de eerste bladz.: ‘'t Hovetjie van Vereist, den ouden timmerman, was maar een ‘schorte’ groot, maar 't was zoo vroolijk, zoo gezellig, dat men het voor geen uitgestrekten tuin zou geruild hebben. Een warme zonnestraal vulde 't juist met streelend licht. Al de ontelbare witte, blauwe, roode, gele bloemenkelken | |
[pagina 254]
| |
en -knoppen keken onbeschaamd omhoog als boerenmeisjes die bekoren wilden; de tijm geurde scherper dan ooit. Immers, een groote hommel gonsde over die kleurige schare in wijde kringen heen. Welke bloem zou hij nu verkiezen? In zooveel geel bestoven kelken had hij zich reeds gewenteld en zoovele reikhalsden nog naar hem! Vond hij er behagen in de verlangende bloemen te kwellen? De speelzieke liet zich neer in een Sint Jozefslelie, wier eerste bloeipracht bijna gansch verwelkt was, en verleende haar nog een waan van jeugd.’ Dan verder, het zwaluwnestje onder de dakgoot, waaruit men de vogels heel zachtjes hoort swatelen en Jantjie, de kleine jongen, die dan zegt: ‘Peetjie, hurkt, de veugels droomen.’ Is dat niet frisch en vol poezie? Het uitgaan der tweejaarlijksche processie, de ‘leerschool’ van Barbara en ook nog wel de vechtpartij tusschen Jan en 't Piepoogstjie, zijn niet alleen gezien, maar meegeleefd geworden. Die gebeurtenissen, zoo schilderachtig tusschen het verhaal ingelascht, en op zulke naïeve eenvoudige manier verteld, dat Cremer zelf het niet beter zou kunnen, geven aanleiding tot toestanden, zoo koddig uitgevonden, zoo lustig weergegeven, dat het den lezer gebeurt luidskeels te lachen, en terzelfdertijd gemoedelijk bewogen te zijn door de aangrijpende kunst die daarachter verborgen ligt. De stijl is zuiver en levendig, goed op de vertelling passend, de taal rijk. Schrijver heeft de dialogen in het Brugsch dialect weergegeven; voor wie het kent is dat Brugsch welluidend als muziek en verhoogt nog de bekoorlijkheid van het verhaal. Fl. H. Maertens. | |
[pagina 255]
| |
Annales Gandenses, nieuwe uitgaafdoor Fr. Funck-Brentano, Parijs (Picard et fils) 1896, 8°; uitgegeven in de Collection des textes pour servir à l'étude et à l'enseignement de l'histoire.Wie zich met geschiedenis onledig houdt, kent wellicht de werken in de bovengemelde verzameling verschenen. Het formaat (8°) vergemakkelijkt het gebruik, de tekst is duidelijk en met zorg samengesteld. Daarbij voegt men gewoonlijk eene goede inleiding en belangrijke nota's. Onlangs is daarin verschenen eene nieuwe uitgaaf der Annales Gandenses, belangrijke kroniek door eenen Gentschen minderbroeder in het begin der XIVe eeuw geschreven (over de feiten in de jaren 1291-1316 gebeurd). Reeds had men van die kroniek eene uitgave, in 1823 door Hartmann te Hamburg bezorgd; eene tweede van kannunik J.J. De Smet in zijn Corpus Chronicorum Flandriae, deel I, verschenen en eene derde van Lappenberg in Pertz's Monumenta Germaniae historica, -Scriptores, deel XVI. Deze laatste de beste der drie, heeft het gebrek weinig notas te hebben. Daarin is voorzien door Funck-Brentano in zijne nieuwe uitgaaf; F.-B. heeft ook den tekst veel verbeterd. De kroniek is voorafgegaan door een zeer belangrijke voorrede. Daarin spreekt de uitgever: 1° over de verschillende handschriften en uitgaven; 2° over den schrijver zelf en zijn werk. Daarin tracht hij onder andere te bewijzenGa naar voetnoot(1), tegen Lappenberg dat de minderbroeder gewoonlijk Fransch moest spreken en geen Vlaamsch. Zijne redeneering schijnt mij niet afdoende: een Nederlandsch taalgeleerde zou dit wellicht beter kunnen oplossen. Een derde deel der voorrede is getiteld: ‘Les conditions historiques du Récit.’ Het is een goed overzicht van den toestand in Vlaanderen op het einde der XIVe en het begin der XIVe eeuw. Doch dat komt mij hier onnoodig voor. Inderdaad, aan dengene die de ‘Annales Gandenses' bezigt, kan dit overzicht niets leeren. Had de uitgever aangetoond welken invloed die toestand op den Gentschen minderbroeder en zijn werk uitgeoefend heeft, dan ware dit overzicht op zijne plaats geweest. Doch hij doet het juist niet. | |
[pagina 256]
| |
Een woordje over den jaarstijl door den kroniekschrijver (die tegen de heerschende gewoonte het jaar met 25 Maart begint) gevolgd, ware ook welkom geweest. In de belangrijke nota's bij den tekst gevoegd, geeft F.-B. talrijke uittreksels uit de werken van eenige tijdgenooten, onder andere vertalingen van den Vlaamschen kroniekschrijver Lodewijk Van Velthem. Dit is zeer lofwaardig. Alleen hecht hij te veel waarde aan een Fransche kroniek door kannunik De Smet in zijn Corpus chron. Flandriae, deel IV uitgegeven, en door F.-B. Chronique Artésienne genaamd. Hij is ook niet onpartijdig wanneer hij die uittreksels geeft. Wel zegt hij in de voorrede; ‘peut-être ainsi en enlendant l'un et l'autre son le lecleur pourra-t-il se faire avec exactitude une opinion personnelle’Ga naar voetnoot(1). Maar hij stelt de beweringen van de franschgezinde schrijvers gewoonlijk zóó voor alsof zij alleen de waarheid gavenGa naar voetnoot(2) Buiten die kleine gebreken, is het werk alleszins prijzenswaardig. Een klein aanhangsel waarin belankrijke inlichtingen over Jan Breidel voorkomen, zal vooral den Vlamingen welkom zijn. A.V.R. |
|