juk en eenige maanden later, op den 8n Augustus, herkreeg de Zuid-Afrikaansche Republiek hare onafhankelijkheid en werd, onder luide jubelkreten, de vierkleur weer geheschen. En in ieder land waar taal- en stamgenooten woonden, klonk de blijde mare: ‘Transvaal is weer vrij.’
Dàt was ja, het welverdiende loon voor den hardnekkigen strijd van uw heldhaftig volk.
Niemand voorzeker zou toen vermoed hebben, dat na een kort tijdsbestek slechts opnieuw een snoode aanval op Transvaal zou gewaagd worden.
Met angst zagen wij de Uitlanders aan 't werk om uwe taal, uw onafhankelijk bestaan te ondermijnen, tot eindelijk, eenige dagen geleden, eene bende vreemde gelukzoekers uwe grenzen overtrok om gewapenderhand bezit van uw land te nemen.
En weer steeg een juichkreet op in de beschaafde wereld, bij het vernemen van de heugelijke tijding der schitterende overwinning van de Boeren bij Krugersdorp.
Ook wij, Antwerpenaren, Heer Staatspresident, willen ons mengen in dit algemeen jubelkoor en U en uw dapper volk onze onverdeelde hulde brengen.
Gij hebt uwe vrijheid en uwe taal, de duurbaarste panden eener natie, gered van verdrukking en dreigenden ondergang.
Majuba en Krugersdorp zijn twee roemrijke tijdstippen in de geschiedenis van Transvaal, tijdstippen waarop uwe nazaten met fierheid zullen wijzen.
Eere aan U, Heer Staatspresident, voor uwe beleidvolle houding in deze benarde tijden!
Eere aan Joubert, den uitstekenden krijgsman!
Eere aan de dappere strijders van Transvaal!