| |
| |
| |
Afdeelingen van het Willems-Fonds.
Brugge.
In de afdeeling Brugge trad Zaterdag 16 November als spreker op de heer Isidoor Albert, letterkundige te Gent. Hij handelde over de Openbare Liefdadigheid, en dit met zooveel gloed, dat de aanwezigen gedurende ruim een uur aan zijne lippen hingen.
In zijne inleiding bewees spreker dat de liefdadigheid ten huidigen dage te werktuigelijk geschiedt, en het zacht karakter niet aanneemt, dat eigen is aan de liefdadigheid. Hij weidde verder uit over de bijzondere en openbare liefdadigheid. De eerste, de schoonste en tevens ook de doeltreffendste; de andere evenmin zonder nut, doch ondoeltreffend en bijna altijd vernederend.
Daarna ging spreker over tot de bedelarij en de landlooperij, die walgelijke wonden van het maatschappelijk lichaam, en wees op de oorzaken er van, die hij ophelderde door talrijke voorbeelden.
Het Nachtverblijf, Het Werk der Weduwen en andere liefdadige instellingen bleven niet onaangeroerd. Mede sprak de heer Albert over de weezenscholen, de hospitalen, en door het boeiend woord van den spreker overtuigd, stemde | |
| |
de vergadering ten volle in men het besluit van den redenaar, dat er maar eene broederschap is, deze van het ongeluk. De liefdadigheid is de wereldsche taal, die alle volkeren verstaan en spreken. Tegenover de strijdende volkeren moet men de volkeren plaatsen die elkander beklagen en elkander helpen.
Dikwerf werd deze leerrijke rede door daverend handgeklap onderbroken, en bij het eindigen werd spreker warm geluk gewenscht.
Het muzikaal gedeelte, dat de voordracht voorafging, was buitegewoon verzorgd.
Den Zaterdag 23 November trad voor het eerst dit jaar het knappe kwartet in de wekelijksche zittingen weer op. Het voerde op de puike wijze, waardoor het zich zijne goede faam aan 't verwerven is, twee brokken uit van een der schoonste quatuors van Mendelssohn en werd dapper en welverdiend toegejuicht.
De voordracht, die wij, bij verzuim niet aankondigden, werd gegeven door den heer Jul. Pée van Gent, thans uit Duitschland terug, waar hij twee jaren heeft doorgebracht en zich met de meest moderne Duitsche letterkunde heeft vertrouwd gemaakt. Zelden hoorden wij hem met zooveel aantrekkelijkheid en gloed spreken en hij wist letterlijk te boeien. Het voornemen van den redenaar was te handelen over Suderman als romandichter, en hij vertelde ons werkelijk eene typische anecdote over Suderman's eerste optreden: maar de romans zelve, die spreker besteld had in Duitschland nog niet aangekomen zijnde, handelde hij verder over Baumbach als dichter en verteller. Tot slot droeg de heer Pée twee sprookjes van dezen zoo door en door Duitschen schrijver voor en droeg er als vertaler en als lezer den grootsten bijval mede weg.
| |
| |
Het veel talrijker opgekomen publiek was hoogst voldaan en stelde zich wel voor vrienden en kennissen aan te wakkeren deze zoo aantrekkelijke als leerrijke en kunstvolle Zaterdagavonden van het Willems-Fonds te Brugge talrijker en regelder bij te wonen.
| |
Brussel.
De afdeeling Brussel en voorsteden van het Willems-Fonds, lokaal, Leopoldstraat, 11, te Brussel zal voortaan wekelijksche feesten inrichten.
Elken Zaterdag, te 8 uren 's avonds, zal eene voorlezing of kleine voordracht worden gehouden, welke men niet alleen aangenaam, maar tevens nuttig en leerzaam zal trachten te maken. - Het eerste avondfeest had plaats Zondag 26n October; de afdeeling is voornemens deze bijeenkomsten, tot einde Februari voort te zetten.
Ter navolging aanbevolen!
| |
Gent.
Zondag 24n November 1895 opende de Gentsche afdeeling van het Willems-Fonds hare reeks voordrachten. De spreker was de heer Van Wilder, regent aan de middelbare school onzer stad. Hij handelde over: In Berner-Oberland (met zichten). Een echt puike voordracht, laat het ons maar onmiddellijk zeggen. Alhoewel de dag slecht gekozen was voor het begin der voordrachten, was de groote zaal tamelijk goed bezet. Deaanwezigenluisterdenmet belangstelling naar de uitleggingen der zichten, die door den spreker klaar en duidelijk werden gegeven, en volgden in gedachten den voordrachtgever naar de stad Lucern, van daar naar Meiringen, | |
| |
Brientz, om stil te houden in de stad Interlaken. Van al die steden werd het schoonste, het merkwaardigste getoond en uitgelegd, en wat natuurschoons er te bewonderen was op die reis, werd ook voor de oogen der toeschouwers gebracht en de Heer V. Van Wilder, die gezien heeft wat hij vertelt, doet de menschen aandachtig luisteren, en in het donkere der zaal zal er wellicht menige wensch in stilte uitgedrukt zijn, mocht ik dat ook eens in natuur bewonderen. Toen de heer voordrachtgever eindigde met de verklaring, dat hij misschien nog in dit winterjaargetijde het vervolg zijner reis zal vertellen, brak een storm van toejuichingen onder de aanwezigen los, wat bewees dat allen voldaan waren over de eerste voordracht dit jaar in ons Willems-Fonds gegeven.
Het muziek gedeelte was niet groot, maar in goede handen. Mej. Van Thome en de heeren Martin en Goossens werden alle drie door het publiek teruggeroepen.
Kortom een flink begin, en een aangename avond.
De 2de openbare en kostelooze voordracht werd gegeven door Prof. P. Fredericq, voorzitter der Gentsche afdeeling, over: De diensten bewezen in het Willems-Fonds.
De achtbare spreker, als inleiding, stelt vast dat het Willems-Fonds deel uitmaakt van de geschiedenis van ons volk. Hij herinnert hoe onze gewesten achterlijk stonden op het gebied van beschaving sedert de afscheiding der Noorder-provinciën op het einde der XVIe eeuw. Geene of slechte scholen, geene Vlaamsche boeken, de Noordnederlansche niet toegelaten als verderfelijk; in dergelijke omstandigheden kon ons volk zich niet ontwikkelen. Eindelijk komt er verbetering onder Willem I; er worden goede scholen gesticht; door de zorgen, der ‘Maatschappij tot Nut van 't Algemeen’ ontstaan er in groote en kleine steden, zelfs in groote dorpen, volksbibliotheken. Het zijn natuur- | |
| |
lijk meest uitsluitend Hollanders die aan dit beschavingswerk medehelpen. Met de Franco-jezuïetische omwenteling van 1830 verdwijnt alles, een officiëel decreet van het ‘Gouvernement provisoire’ verklaart de Vlaamsche taal een patois en dienvolgens afgeschaft.
Een hevige schoolstrijd vangt aan, welke de afschaffing van de goede scholen tot gevolg heeft. Er bestaan geene bibliotheken meer; immers zijn er geene boeken verkrijgbaar; de Hollandsche zijn verboden; in het Vlaamsche land verschijnen er bijna geene en de ettelijke, die het licht zien, beantwoorden niet het minst aan de verreischten van ontwikkelende volksboeken. Als een staaltje der Vlaamsche litteratuur uit dien tijd, haalt de heer Fredericq aan:
Devotie van 9 en 10 dagen ter eere van Sint Franciscus-Xaverius; Hemelsch Palmhof; Isidorus de Landman; Elisa of de gevolgen van het lezen van slechte boeken; Augustina of de voordeelen van eene christelijke opvoeding, enz., enz.
Eerst in 1837 zien de eerste boeken der Vlaamsche volksschrijvers het licht.
Het wonderjaar 1566 door Hendrik Conscience;
Eigenaardige verhalen door Theodoor Van Ryswyck.
In den beginne verschenen meest romans en gedichten; eindelijk komt de beurt aan de wetenschappelijke werken.
En dit is wel de grootste verdienste der grondleggers van het Willems-Fonds, eene maatschappij in 1850 gesticht ter eere van J.-Fr. Willems, die gansch zijn leven veil had voor de volksbeschaving en de opbeuring onzer moedertaal.
Het Willems-Fonds heeft sedert zijne stichting meer dan 130 werken van ernstigen aard uitgegeven; men treft er zelfs aan in 2 en 3 deelen. Zij handelen over techniek, kunst, karaktervorming bij ons volk, sociale toestanden, zang, geschiedenis, aardrijkskunde, natuurlijke wetenschap, schoone letteren, enz.
Dat het zeker is dat onze instelling invloed oefende op het | |
| |
gemoed van ons volk, ligt in het feit dat wij navolgers vonden bij de Katholieke partij (Davids-Fonds) en bij de Socialistische partij.
Het Willems-Fonds richtte ook plaatselijke werkzaamheden in. Over geheel het land verspreidden zich een veertigtal afdeelingen waarvan de Gentsche de oudste is; sedert 1868 heeft zij 450 openbare volksvoordrachten gehouden. In 1865 stichtte de Gentsche afdeeling van het W.-F. de eerste kostelooze volksboekerij in eene achterzaal van Minardskoffiehuis, Corianderstraat, met 1800 boekdeelen. Thans bezit zij 4 bibliotheken met ruim 10,000 boekdeelen. In 1865 waren er 1300 lezers die 9000 boekdeelen ontleenden en nu zijn er 2581 lezers die 34,000 boekdeelen lezen. Sedert 1865 heeft de Gentsche afdeeling ± 1,500,000 boekdeelen uitgeleend in hare 4 volksboekerijen en gaf hiervoor uit, met eene toelage van het Gemeentebestuur de som van fr. 193,248 77.
De achtbare voordrachtgever besluit met te verklaren dat het W.-F. mag fier zijn over de verkregen uitslagen. De grondleggers hebben recht op de erkentelijkheid van het Dietsche volk; hij verzekert dat het W.-F. zal voortgaan zich te wijden aan de beschaving en de verdediging der moedertaal.
Prof. Fredericq oogstte veel bijval met zijne belangrijke rede. Aan de toejuichingen scheen geen einde te zullen komen.
Het zangkundig gedeelte was zeer voldoende. Noemen wij Mej. Marie Steurbaut en de heeren Ach. Vermeulen en Pol. Moerman, die ons vergastten op lieve Vlaamsche melodiën van Wittow, Moeremans, Duvosel, E. De Bie en Edw. Blaes. Allen werden warm toegejuicht.
In naam der Gentsche afdeeling voegen wij onzen dank bij dien der toehoorders.
E.
| |
| |
| |
Tongeren.
Sterfgeval.
Wij vernamen de droevige tijding van den dood van den den heer Jacques HENNUS, echtgenoot van Mevrouw Maria Dohmen, in leven boomkweeker, leeraar in tuinbouwkunde, bestuurlid van de Union Horticole van Tongeren en van het Landbouw-Comice Tongeren-Sichen-Sussen en Bolré, oudvoorzitter der letter- en tooneelkundige maatschappij De Vlaamsclie Kring, onder-voorzitter der Tongersche afdeeling van het Willems-Fonds, gedecoreerd met het burgerlijk kruis van 1e klas, geboren te Maastricht den 25 Februari 1831 en overleden te Tongeren ten gevolge van eene beroerte den 12 December 1895.
Groot was de aandoening welke dit onverwacht afsterven verwekt heeft in onze stad en overal op den buiten, waar de heer Jacques Hennus zoo gunstig bekend was door zijne wetenschappelijke lessen en zijne land- en tuinbouw-betrekkingen.
Begaafd met een helderen geest, met een gezond oordeel en tevens met een vroolijk en openhartig karakter, heeft hij gedurende eene loopbaan van meer dan 40 jaren onbetwistbare diensten aan den hofbouw en aan de boomteelt bewezen.
Dank aan zijne uitgebreide kennis, dank aan het uitstekend en methodisch talent dat hem als voordrachtgever in Noorden Zuid-Nederland deed waardeeren, heeft de heer Hennus eene menigte leerlingen in zijn vak gevormd; overal vond hij bewonderaars en werden immer zijne lessen met gretigheid gevolgd.
Als bestuurder van verschillende maatschappijen en als lid der jury in talrijke wedstrijden en tentoonstellingen, wist hij zich steeds met veel verkleefdheid en verstandigheid van zijne taak te kwijten.
| |
| |
Ook de armen en de goede werken verliezen in hem een milddadigen weldoener.
De dood heeft hem met eene groote snelheid verrast, terwijl zijne sterke lichaamsgesteltenis nog lang het noodlottig uur bleek te moeten verwijderen.
Zijn afscheiden dompelt eene dierbare echtgenoote en geachte familie, in wier droefheid wij hier met zijne ontelbare vrienden innig deelnemen, in den rouw.
De plechtige teraardebestelling heeft den Zaterdag 14 December om 11 uren, onder een grooten toeloop van vrienden en kennissen, plaats gehad. Twee redevoeringen werden er in het sterfhuis uitgesproken; de eene door den heer J. Van Hees in naam van den Vlaamschen Kring, de andere in naam van de Tongersche afdeeling van het Willems-Fonds.
(Uit Journal du Limbourg, 14 December 1895).
| |
Utrecht.
Tamelijk wel was de opkomst Donderdag 14 November in de groote zaal van het Geb. voor K. en W., waar prof. Julius Salbe, op uitnoodiging van de Utr. Studentenafd. van het Willemsfonds eene boeiende rede hield over ‘de muzikale zijde der Vlaamsche Beweging,’ en zijnen hoorders den indruk wist te geven, dat op het gebied der muziek de strijd even warm, de verkregen uitkomsten even belangwekkend zijn, als op dat van taal en letterkunde. Die muzikale beweging trekt zich samen om den naam van Peter Benoit.
Op deze zijde der Vlaamsche Beweging werd door den spreker het volle daglicht gewrorpen en zeker is men in Noord-Nederland nimmer zoo juist, zoo duidelijk, en zoo degelijk ingelicht omtrent die zijde der Vlaamsche Beweging, - die ik liever Vlaamsch-Nederlandsche beweging zou heeten - dan door de schoone woorden van Professor Sabbe.
| |
| |
Spreker meende dat hij, na het optreden van den grooten redenaar Schaepman, vrijwel zou wegvallen.
Het tegendeel was waar!
Kondigden de bladen aan, dat men Julius Sabbe in Zuid-Nederland den smaakvollen litterator noemt, ik zou hem tevens den smaakvollen redenaar willen noemen.
Eenvoudig, zonder overdonderingen, die dikwijls dienen om veel holle woorden achter nog veel meer vuurwerk te verbergen, deed spreker een juisten blik slaan in de taak van het Willems-Fonds, dus ook in het doel der Vlaamsche Beweging. En dat is het juist wat wij hier noodig hebben.
Een schitterend woordgespeel is goed als verpoozing, maar een degelijken gedachtengang in warme en juiste bewoording gekleed, dat hebben de denkers noodig, de belangstellenden in de zaak. En dien gaf Professor Sabbe.
De Vlaamsche Beweging, van dadelijk belang voor Zuid-Nederland, is voor Noord-Nederland belangrijk genoeg om er zich mede bezig te houden; want het geldt hier het behoud van den Nederlandschen stam.
Daarvoor is noodig dat men het Vlaamsche volk de taal van Nederland boven die van Frankrijk leert verkiezen en liefhebben en hoe kan dit, wanneer ze daar niet wordt beoefend.
Spreker heeft dit alles duidelijk aangetoond.
Zonder taalkennis geen kennis der letterkunde uit die taal voortgekomen; zonder kennis der letterkunde geen kennis der geschiedenis, geen kennis der zeden en gewoonten van het volk, waartoe men behoort. De onbekendheid met de taal sluit de gelegenheid af tot alle overige kennis.
De Vlaamsche Beweging is van algemeen belang, en daarom hoop ik nog dikwijls mannen uit Vlaanderen te hooren, die als de Brugsche leeraar, in even keurige taal, in Noord-Nederland op dat belang komen wijzen.
(Uit Volksbelang.)
|
|