en die vroeger in Gent eene harer voorname vestingen had. Buiten die klasse is, in gemeld Conservatorium, alles Fransch. Het zal u dan ook zeer natuurlijk voorkomen, Hooggeachte Heer Minister, dat wij, Vlamingen, er sterk van houden dat de klasse voor Nederlandschen zang onverminderd blijve voortbestaan.
Dit voortbestaan is thans erg bedreigd, indien niet, zonder uitstel, een professor van naam en faam en erkend als een echt Vlaamsch kunstenaar, met de hooge leiding van den leergang wordt gelast.
Naast de klasse voor Nederlandschen zang bestaat er immers eene voor Franschen zang, onder een leeraar, die, door erkend gezag, eene concurrentie verwekt, waartegen slechts met een naam van gelijke waarde en beteekenis het evenwicht te herstellen is.
De leeraar in Franschen zang heeft bovendien nog eene grootere aantrekking achter zich, namelijk de schouwburgen en concerten, tot welke hij voor zijne leerlingen den weg kan openen.
Ook deze omstandigheid zou bij de keuze van den gewenschten Nederlandschen leeraar moeten in acht genomen worden, thans vooral dat in Antwerpen en Amsterdam de lofwaardigste pogingen aangewend worden, om eenen nationalen muziekschouwburg in 't leven te houden, aan welken de klasse van den heer Nevejans alreeds meer dan enkele schitterende kunstenaars heeft geleverd.
Wij zullen u ook nog doen opmerken, Hooggeachte heer Minister, dat nu reeds vele leerlingen de klasse van Nederlandschen zang voor de Fransche hebben verlaten, wat ons voorspelt dat, indien de voorloopige toestand, met minder bekende moniteurs, duren moet, de leergang, dien wij wenschen te zien bloeien en zich verheffen ten bate der vaderlandsche kunst, integendeel volkomen ledig loopen zal en ontaarden tot eene onbeduidende en onvruchtbare onderafdeeling van den Franschen leergang.