Tijdschrift voor Taalbeheersing. Jaargang 27
(2005)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Taalbeheersing– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 299]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Veronika Wenzel
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
1. InleidingIn Nederland wordt op televisie, in de reclame, in gezinnen, op school en onder collega's steeds meer getutoyeerd. Vermaas (2002) en eerder al Van den Toorn (1980) onderzochten de groeiende populariteit van de Nederlandse je-vormen (je, jij, jullie, jou, jouw) in ons dagelijks leven. In andere landen is tutoyeren minder gebruikelijk. Neem de Duitsers of Fransen bijvoorbeeld, zij staan erom bekend dat ze veel langer u blijven zeggen tegen elkaar, ook tegen goede kennissen en collega's. Nederlanders klinkt dat soms vreemd in de oren. Tegenover één ‘gesprekspartner’ is het echter precies omgekeerd, namelijk tegenover God: terwijl Duitsers en Fransen de Heer (den Herrscher, den Allmächtigen, le Seigneur, l'Éternel Dieu!) tutoyeren, moeten Nederlanders u tegen hem zeggen. Dat klinkt de Duitsers en de Fransen dan weer vreemd in de oren.
De aanspreekvormen in de bijbelvertaling van 2004 veroorzaakten veel discussie onder de vertalers, tussen de vertalers en de lezerspanels en in het openbaar. De discussie ging echter bijna uitsluitend over de kwestie gij of u, van een vertrouwelijk je tegenover God was er nauwelijks sprake. De vertalers van 2004 streefden naar een eigentijds aanspreeksysteem. De talen waarin de bijbelboe- | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 300]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
ken oorspronkelijk geschreven zijn, het Hebreeuws en het Grieks, maken geen onderscheid tussen u en je, maar het Nederlands wel. Het vertaalwerk is een stuk discours-analyse, omdat ‘zowel de verhouding tussen mensen als de situatie waarin ze met elkaar spreken meeweegt om te bepalen of er getutoyeerd of gevousvoyeerd wordt.’ (Verheul, 2004, p.260). We mogen ervan uitgaan dat dit ook geldt voor andere moderne bijbelvertalingen, maar de oplossingen die gevonden werden, verschillen nogal. Nu is een bijbelvertaling zeker geen afspiegeling van het alledaagse taalgebruik, het is en blijft een vertaling en een religeuze, formele tekst. Bovendien is de gelovige lezer gevoelig voor de verhoudingen onder de menselijke en bovenmenselijke figuren die in de bijbel optreden en de gewenning aan aanspreekvormen is daar niet onschuldig aan. Toch wil ik in deze bijdrage de poging wagen om de aanspreekconventies in drie moderne Nederlandstalige bijbels te vergelijken. De vraag is: wie tutoyeert en wie vousvoyeert en wat betekent dat voor de interpersonele relaties? Zijn er patronen in de vertalingen te vinden? En ook: in hoe verre zijn niet alleen de vormen je en u, maar ook de conventies die hun gebruik bepalen, eigentijds te noemen? | |||||||||||||||||||||||||||||||||
2. AanspreekconventiesNet zoals de andere pronomina zijn de pronomina van de tweede persoon deictische vormen. Anders dan de andere pronomina verwijzen ze niet zomaar naar zaken of personen maar juist naar de aangesproken persoon, de hoorder. Vandaar dat de aanspreekpronomina van de tweede persoon de spreker-hoorder-relatie weerspiegelen, meer nog: ze geven er juist vorm aan. De twee dimensies solidariteit en macht manifesteren zich bij uitstek in de verbale interactie en vormen een permanente spanning tussen de georiënteerdheid op de gemeenschap enerzijds en het verlangen naar vrijheid anderzijds.
Vele talen hebben een T/V-Systeem in de persoonlijke voornaamwoorden: de T-vormen (van lat. tu) voor de vertrouwelijke omgang en de V-vormen (lat. vos) voor de meer gedistantieerde omgangGa naar eind2. Brown en Gilman introduceerden in 1960 het idee dat het gebruik van T- en V-vormen een sociale betekenis heeft. Wederzijds gebruik van T drukt namelijk solidariteit tussen mensen uit die zich als gelijkwaardig beschouwen. Wederzijds V impliceert ook gelijkheid, maar dan op basis van respect en sociale distantie. Maar de zaak ligt anders bij asymmetrische aanspreekconventies: tussen niet-gelijken plaatst de gebruiker van T zich in een machtspositie boven de andere die dan verwacht wordt V te gebruiken. Er is op deze theorie ook kritiek geformuleerd, vooral tegen het universalistische karakter ervan (Braun, 1984). Desondanks fungeert Brown en Giman's tweedimensionele dichotomie van macht en solidariteit vaak als instrumentarium voor de analyse van aanspreekpronomina in vele T/V-talen. In westerse culturen en zeker ook in het Nederlands werd de benadrukking van machtsverschillen in de twintigste eeuw steeds meer als problematisch ervaren. Brown en Gilman verbinden dat met een toenemende wens naar (het verwoorden van) solidariteit. De toename van het gebruik van de vertrouwelijkheidsvorm als gevolg daarvan is eigenlijk maar de halve waarheid, het gaat vooral om een voorkeur voor symmetrische aanspreekconventies. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 301]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
3. Het NederlandsHet Nederlands is niet altijd een T/V-taal geweest, zoals in Van Zalk en Jansen (2004) te lezen is. Het vroege Middelnederlands kende nog geen T/V-systeem, want du werd gebruikt voor het enkelvoud, ghi voor het meervoud. In de oudste overgeleverde teksten gaat dit gebruik al aardig door elkaar en komt ghi ook in het enkelvoud voor (Berteloot, 2003). Men neemt aan dat de gewoonte om hogergeplaatsten in het meervoud aan te spreken teruggaat op de Romeinen en zich tot een geconventionaliseerde indirectheid ontwikkelde (Brown en Levinson, 1987). Hetzelfde is te vinden in de meeste andere Westeuropese talen, ook al neemt de ontwikkeling van de vormen in de talen daarna verschillende routes, vergelijk het Franse vous, het ondertussen verdwenen Engelse ye. In het Nederlands breidde deze gewoonte zich uit tot alle sociale groepen, waardoor het meervoudspronomen ghi in het Nederlands algemeen werd, althans in de ons overgeleverde, geschreven taalGa naar eind3. Ghi, later gij, werd een soort eenheidsvorm voor alle personen en alle situaties. De overgang van deze eenheidsvorm naar het huidige T/V-systeem is buitengewoon ingewikkeld en moet hier buiten beschouwing blijven (Aalberse, 2004; Berteloot, 2003). Feit is dat in de Statenbijbel de enige aanspreekvorm gij (en u voor objectfunctie) was en dat dat overgenomen werd tot in 1951, in de vertaling van het Nederlandse Bijbel Genootschap. Wat in de ANS beschreven staat als ‘aanspreekvorm voor het Opperwezen’ (Haeseryn, 1997, p. 241) is in de grond helemaal geen beleefdheidsvorm, maar een eenheidsvorm die ook door God zelf tegenover de mensen en zelfs tegenover satan gebruikt werd. Ondertussen beleefde het aanspreeksysteem in Nederland in de 17e eeuw een enorme aangroei aan de ‘beleefde’ pool van het paradigma, onder andere door het aanspreken in de derde persoon: Uw Edele (UE), Mijn Heer (cf. Duits Er, Euer Gnaden. Simon 2003, p. 128). Pas in de loop van de 20e eeuw onwikkelden de vormen jij/je en u. Door de recente voorkeur voor symmetrische aanspreekconventies is wederzijds u een distantiepronomen en jij een vertrouwelijkheidpronomen geworden (Daan, 1982), of met andere woorden: u voor de ‘buitengroep’ en jij voor de ‘binnengroep’ (Van Zalk en Jansen, 2004).
In Vlaanderen daarentegen heeft de diglossie-situatie ertoe geleid dat de aanspreekvormen zich anders ontwikkelden. Het gij/ge-systeem is in de mondelinge communicatie in vele streken tot de dag van vandaag bewaard. Het is - althans in de Vlaamse tussentaal - een eenheidsvorm gebleven, er bestaat geen T/V-systeem. Ook al is het standaard T/V-systeem in schriftelijk en formeel taalgebruik in geheel Vlaanderen doorgedrongen (Geerts, 1975), toch zien we niet alleen onzekerheden in het gebruik ervan (Goossens, 1981), maar ook een duidelijk verzet. De tussentaal is populair en de gij het uithangbordje ervan (Van Laere, 2004). Als endogene variant is het dé vertrouwelijkheidsvorm bij uitstek en leent zich goed voor symmetrische, mondelinge aanspreeksituaties.Ga naar eind4
In de twee delen van het taalgebied wordt het aanspreken met gij/ge anders gewaardeerd: Wat in Nederland weggelegd is voor religieus of liturgisch taalgebruik leidt in Vlaanderen (daarnaast) ook een levendig bestaan als informele vertrouwelijkheidsvorm.Ga naar eind5 In beide delen werden in de loop van de 20e eeuw asymmetrische aanspreekconventies echter meer en meer vermeden, restanten zijn nog te vinden in gesprekken tussen de generaties zoals tussen ouder en kind (in Nederland) of docent en student/scholier. De introductie van het eigentijdse T/V-systeem en de afschaffing van de gij in de bijbelvertalingen impliceert dus niet | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 302]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
alleen de beslissing om te tutoyeren en te vousvoyeren, maar ook de noodzaak om te kiezen tussen symmetrische en asymmetrische aanspreekconventies, tussen gelijkwaardigheid en machtsverschil onder de bijbelse figuren. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
4. Onderzoek4.1 ObserveringDankzij de online-bijbelversies van het Nederlandse Bijbelgenootschapis het makkelijk geworden om verschillende vertalingen naast elkaar te leggen en op een woord te zoeken. Online leesbaar zijn onder andere de Statenbijbel in de versie van 1977, de versie van het Nederlandse Bijbelgenootschap van 1951, de Willibrordvertaling van 1995 (WV95) de Groot Nieuws Bijbel van 1996 (GNB96) en de meest recente, de Nieuwe Bijbelvertaling (NBV04) van vorig jaar.Ga naar eind6 De WV95, de GNB96 en de NBV04 gebruiken een T/V-systeem met de vormen u (uw) en je (jij, jou, jouw, jullie). Wie de aanspreekvormen telt, zal het volgende vinden:
Nu zegt zo'n telling niet al te veel. De frequentie van een persoonlijk voornaamwoord hangt vooral samen met de stijlkeuze, de zinsbouw en (het vermijden van) herhalingen. Veel is te wijten aan de gekozen formulering zoals ‘pleeg geen moord’ (NBV04) boven ‘u zult niet doden’ (WV95) of ‘u mag niet doden’ (GNB96). Ook zijn de bijbelversies niet even omvangrijk, de GNB96 bevat bijvoorbeeld de Deuterocanonieke Boeken niet. Desondanks valt de volgende tendens af te lezen: De WV95 bevat veel meer u-vormen dan de andere twee versies en duidelijk minder je-vormen. De volle vormen jij en jou(w) komen minder voor dan je en het minst in de WV95. Vooral jullie is sterk aanwezig in de GNB96 en in de NBV04. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
4.2 VraagstellingKan men hieruit zonder meer afleiden dat er meer getutoyeerd wordt in de recentere bijbels? Betekent dat dat er in de WV95 meer gevousvoyeerd wordt op momenten dat er je gezegd wordt in de NBV04 en de GNB96? Wie zeggen nu u tegen elkaar en tegen God in de bijbelvertalingen en wat zegt God terug? Met andere woorden: welke machtsverhoudingen worden weergegeven en geconstitueerd door de voornaamwoorden en in hoeverre sluiten de aanspreekconventies aan bij het huidige taalgebruik? | |||||||||||||||||||||||||||||||||
4.3 Theoretisch kader en opzetHet is te verwachten dat in asymmetrische aanspreekconventies machtsverhoudingen naar voren komen en symmetrische conventies gelijkheid suggereren. Aanspreekvormen bevestigen echter niet zomaar bestaande rolverdelingen tussen interactanten, ze constitueren deze ook. Hun gebruik is niet alleen veroorzaakt door min of meer statische rolverdeling, maar het is ook omgekeerd: taalgedrag geeft vorm aan rolverdeling (Adamzik 1994). In het geval van de bijbel gaat het bovendien om het beeld dat de (huidige) lezer krijgt van de rollen tussen interactanten. Er is gekozen voor de volgende gespreksituaties: | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 303]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Teksten die in hun geheel vergeleken worden, zijn Genesis in het Oude Testament (OT) en Matteüs in het Nieuwe Testament (NT), omdat daar veel verschillende gesprekconstellaties voorkomen: God spreekt in Gen. met Adam, Eva, Kaïn, Noach, Abraham, Abimellech, Rebekka, Jakob e.a. Er zijn gesprekken tussen man en vrouw (bijv. Abraham en Sara, Jakob en Lea en Rebekka), tussen vreemdelingen, koningen, knechten en in gezinsverband (Isaak met Jakob en Esau, Kaïn en Abel, Jozef en zijn broers e.a.). In Mat. spreekt Jezus met schriftgeleerden, farizeeën, zijn leerlingen, hij geneest zieken en bezetenen en legt aan velen de gelijkenissen uit. Bovendien worden de (weinige) gesprekken tussen Jezus en zijn moeder of ouders onderzocht: Lukas 2 (de twaalfjarige Jezus in de tempel), Johannes 2 (bruiloft te Kana) en Johannes 19 (de kruisiging). In Job 1 en 2 werden de gesprekken tussen God en de duivel onderzocht. Als corpus dienen de genoemde recente bijbelvertalingen: WV95, GNB96 en NBV04, omdat deze een doeltaalgetrouw vertaalprincipe hanteren.Ga naar eind7 Het is te verwachten dat de bijbelvertalingen terughoudend zijn in het tutoyeren, zeker in de gesprekken van het type (3). Van de NBV04 weten we dan ook dat ze asymmetrische aanspreekconventies hanteert: ‘groepen mensen en hoger geplaatsten’ worden aangesproken met u en ‘lager geplaatstenmet’ met u of jullie. De NBV- vertalers rapporteren ook: ‘In andere gevallen wordt gekeken naar de mate van afstandelijkheid of vertrouwelijkheid tussen de sprekers.’ (Deputaten Bijbelvertaling 2004, p. 38). | |||||||||||||||||||||||||||||||||
5. Symmetrische aanspreekvormenIn alle onderzochte bijbelteksten zeggen mensen die elkaar niet (goed) kennen u tegen elkaar. Voorbeelden uit het OT zijn Lot en de vreemdelingen in Gen. 19, Abimelech en Abraham in Gen. 20, Abraham en de Hethiters in Gen. 23. In het NT vousvoyeren Herodes en de wijzen elkaar in Mat. 2 en de leerlingen en de farizeeën en schriftgeleerden in Mat. 9. Ook Jezus zegt u tegen onbekenden en dezen zeggen ook u terug, in WV95 wel met een hoofdletter geschreven (Mat. 9). Er is dus sprake van een gedistantieerde gelijkheid tussen onbekenden, of hij nu spreekt met zieken, de schriftgeleerden of farizeeën en zelfs als aanspreekvormen als ‘mijn dochter’ of ‘mijn kind’ vertrouwelijkheid suggereren.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 304]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Mensen van dezelfde generatie én dezelfde familie, groep of stam tutoyeren elkaar in alle bijbelversies. Dat geldt voor man en vrouw en voor broers en zussen in het OT (bijv. Gen. 12,18,30, 33, 37) en de leerlingen onder elkaar (Mat 10) in het NT. U en je worden gebruikt om distantie en vertrouwdheid uit te drukken, precies zoals het ook in het hedendaagse taalgebruik de gewoonte is. Hier komen alle moderne bijbels overeen met de resultaten van Vermaas (2002): u wordt gebruikt voor de buitengroep en jij voor de binnengroep. In een aantal korte gesprekssituaties in Genesis kiest GNV96 voor tutoyeren, terwijl de andere bijbels u gebruiken. Het gaat om gevallen waar een persoon met een groep spreekt: Jakob met de herders (Gen. 29), Jakob met de bakker en de schenker van de farao (Gen. 40) en Jozef met de Egyptenaren (Gen. 47). Bij Matteüs zien wij iets vergelijkbaars in de toespraak van Pilatus (Mat. 27). De figuren kennen elkaar nauwelijks, maar er is een machtsverschil te bespeuren, de toegesprokenen hebben steeds een lagere status dan de spreker. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
6. Asymmetrie en macht6.1 God, Jezus en de mensDe machtsverhoudingen tussen de bijbelse figuren, met name tussen God of Jezus aan de ene kant en de mensen aan de andere kant komen door de aanspreekvormen naar voren. God en Jezus worden vrijwel altijd met u aangesproken, maar zelf tutoyeren ze mensen, met wie ze een persoonlijke band hebben, bijv. God met Adam en Eva of Jezus met zijn leerlingen.
Dat Jezus je zegt en door de leerlingen met u aangesproken wordt, heeft veel van een interactie tussen scholier en leraar. We lezen in Vermaas (2002) dat hier wederzijds je op school toegenomen is, maar weten ook dat dit weer sterk bediscussieerd wordt. Of dit een taalver- | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 305]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
andering is, blijft af te wachten. Zo ver gaat de bijbel niet. Het gaat hier om een vertrouwelijk je van de kant van de hogergeplaatste tegenover een respectvol u van de lagergeplaatste, een asymmetrische aanspreekconventie die ook in gesprekken tussen knecht en meester terug te vinden is (Gen. 24). ‘Dat dit leidt tot een hiërarchisch godsbeeld toont het verzet van de Nederlandse schrijfster Rascha Peper tegen de je-vormen in de NBV04 en haar reactie op de vraag: ‘Dat Mozes de Heer keurig met ‘u’ aanspreekt, maakt het er voor u niet beter op?’ - ‘Integendeel. Dat benadrukt de heer-knechtverhouding. God is de Heer, de mensen moeten dienen. En Mozes is de opperknecht. Die heer-knechtverhouding is mij in het geloof sowieso onsympathiek. God komt uit de Bijbel naar voren als een man die zich op de borst slaat. Maar goed, ik kan de vertalers moeilijk om een andere God vragen.’ (Trouw 10.11.2004) In de WV95 vindt men in OT talrijke andere oplossingen. God vousvoyeert namelijk veel mensen, die in de andere versies met je worden aangesproken. Hierbij behoren uit Genesis Kaïn (Gen. 4), Noach (Gen. 7) Abraham (Gen. 12), Rebekka (Gen. 25), Isaak (Gen. 26), Jakob (Gen. 28, 32, 35, 46).
Tegenover God en Jezus is het in alle drie u, het verschil wordt in WV95 door het gebruik van de hoofdletter tegenover God aangeduid. De asymmetrie, en dan ook het machtsverschil, is in WV95 dus minder sterk dan in de andere versies, maar omdat gekozen is voor de (wederzijdse) u en niet voor je kun je ook zeggen: er is meer distantie tussen God en de mens. NBV04 en GNB96 kiezen vaker voor je. Maar de mens zegt nooit je terug. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
6.2 EngelenEen machtsverschil is ook te zien tussen engelen en mensen, vooral in de recentere bijbels. In het OT (bijv. Gen. 17, 7; Gen 22, 11) volgen de aanspreekconventies die van de God-mens-interactie.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 306]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
In het NT is dat echter niet zo. De engelen vousvoyeren ook in GNB96 (Mat 1; 2; 28), waar men vooral tussen onbekenden u zegt en groepen met geringere status getutoyeerd worden. Er ontstaat plots een symmetrische conventie; staat men met de engelen op gelijke voet?
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
6.3 Ouders en kinderenIn alle versies en alle onderzochte teksten zeggen ouders tegen hun kinderen je en kinderen zeggen u terug. De afname van asymmetrische aanspreekconventies die we tegenwoordig observeren in ‘moderne’ gezinnen, is niet in de bijbelvertaling te zien. Dat geldt voor Isaak, Ruben Juda, Esau en Jakob en hun ouders en ook voor de verhouding schoonzoon/-dochter-schoonvader (Jakob- Laban, Gen. 29; Juda - Tamar, Gen.38). Als wij gebeden tussen Jezus en God erbij mogen rekenen, zien wij dat dat ook voor hen geldt (Mat. 11). Ook tegen zijn moeder zegt Jezus u (Joh. 2). In twee gevallen wordt hiervan afgeweken, en wel alleen in WV95. Jezus zegt jullie tegen zijn ouders en je tegen zijn moeder, in de andere, ook de recente NBV04 mag hij dat niet.
Terwijl NBV04 en GNB95 altijd asymmetrische ouder-kind gesprekken bevatten, is er (af en toe) géén machtverschil in de WV96. Dit is opvallend. Vermaas (2002) en eerder ook Van den Toorn (1980) constateerden dat de katholieken in het gebruik van je tegenover de ouders veel progressiever zijn dan de protestanten. De 20% Nederlandse gezinnen waarin Vermaas in 2002 de kinderen de oudere generatie nog met u hoorde aanspreken, zijn vooral conservatief protestantse gezinnen. Zou het je-gebruik in de anders vrij u-vriendelijke WV96 te wijten zijn aan het feit dat het een katholieke bijbelvertaling is? | |||||||||||||||||||||||||||||||||
6.3 Verandering in machtsverhoudingenOp verschillende plaatsen veranderen de machtsverhoudingen tussen figuren. Ik noem drie scènes: Jakob wordt door Esaus bedrog diens knecht en spreekt hem in WV95 dan ook met u aan: ‘uw dienaar’ en ‘mijn heer’, (Gen. 33, 5 - 8). Bij de verzoening zien we een terugkeer | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 307]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
naar je en jou in WV95. In de andere versies blijft het je, de onderdanigheid moet blijken uit ‘je dienaar’ in NBV04 en door het bijwoord ‘onderdanig’ in GNB96 (Gen. 33, 8). De verandering is minder zichtbaar.
Jozef ontmoet zijn broers in Egypte, maar maakt zich niet bekend. Bij gevolg spreken ze elkaar met u aan in WV95 (Gen. 43). Later wordt dat jullie om de vertrouwdheid aan te duiden. GNB96 en NBV04 hebben het moeilijker, omdat ze voordien geen u gebruikten. Ze compenseren met de toevoeging van de volle jij.
De Egyptische farao laat Jozef zijn dromen uitleggen in Gen. 41. Als koning zegt hij je tegen hem in GNB96 en hij krijgt u terug. Later vertrouwt hij hem de leiding over het land toe. Dit keer is de verandering in GNB96 te zien: Jozefs status verhoogt en de farao vousvoyeert hem: | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 308]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Dat Jozef als slaaf van de lijfwacht door de farao van begin af aan in WV95 en NBV04 gevousvoyeerd wordt is merkwaardig. WV96 drukt het machtsverschil uit door Jozef de farao in de derde persoon te laten aanspreken. In NBV04 worden bijstellingen toegevoegd. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
6.4 Goed en kwaad: smalend jeIn asymmetrische machtsverhoudingen is u een signaal van respectbetuiging, misschien ook onderdanigheid. De je kan vanuit de hogere positie welwillende vertrouwdheid aantonen zoals we dat interpreteren in de interactie tussen Jezus en zijn leerlingen. Maar dat is niet alles. Er is ook een smalend, minachtend je. Zo'n je komt goed te pas als het gaat om het accentueren van wie goed is en wie slecht. In de gesprekken tussen God en de duivel is het volgende te zien: Hier tutoyeert God en krijgt hij u terug, maar Gods je is dan waarschijnlijk geen vertrouwelijkheidsvorm, maar een teken van neerbuigendheid of minachting.
Wij zien dat dat niet geldt voor de WV95, want daar vousvoyeert God niet alleen mensen, maar ook de duivel. Ook het taalgedrag van de mensen tegenover de gekruisigde Jezus (Mat. 27) is niet anders dan minachtend te noemen. In alle drie vertalingen komt dat naar voren door jij:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 309]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Vergelijkbaar is misschien ook de genezing van twee bezetenen in Mat 8. In WV95 lijken de bezetenen echter beleefder dan in de andere vertalingen.
Als het de onreine geest, de satan zelf is, dan gaat het ook hier om het smalende je. De satan heeft het echter op andere plaatsen bij de u gehouden, ook in heftige discussies (bijv. Mat 3,4). De symmetrische aanspreekvorm lijkt me een sterke uitzondering.
Jezus zelf gebruikt zelden het smalende je. Hij spreekt de farizeeën met u aan, want ze zijn (min of meer) onbekende mensen. Dat gebeurt ook wanneer hij ze ‘adderengebroed’ of ‘huichelaars’ (Mat. 12,34 en 22,18) noemt. In Mat 3,7 tutoyeert Jezus echter de farizeeën op een bepaald moment in de NBV (en niet in WV95 en ook niet in GNB96:
Deze puntsgewijze, functionele inzet van je tegenover iemand die men normaal gezien met u aanspreekt, ontbreekt in de WV95 volledig en in dit voorbeeld ook in GNB96. Maar juist in GNB96 zien we zo'n functionele afwisseling in het boek Samuel. Dit boek behoorde niet bij het corpus, maar is een prachtige illustratie van minachtend je: | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 310]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Plechtig beloofde ze [= Hanna]: ‘Almachtige Heer, heb toch oog voor mijn ellende. Denk aan mij, uw nederige dienares, vergeet mij niet. Als u mij een zoon wilt geven, geef ik hem voor heel zijn leven aan u: geen scheermes zal over zijn hoofd gaan.’. Toen ze lang zo tot de Heer bleef bidden, lette Eli op haar mond. Omdat ze in zichzelf sprak, bewogen alleen haar lippen en was haar stem niet te horen. Daarom dacht Eli dat zij dronken was en hij zei tegen haar: ‘Moet ik je nog lang zo dronken zien? Ga weg en slaap je roes uit.’ ‘U vergist u, mijn heer,’ antwoordde Hanna, ‘ik heb niet gedronken. Ik ga gebukt onder een zware last en heb mijn hart uitgestort voor de Heer. Denk niet dat ik een slechte vrouw ben. Ik heb zo lang gesproken, omdat ik overstelpt ben door zorg en verdriet.’ ‘Ga dan in vrede,’ zei Eli. ‘De God van Israël zal u geven wat u hem gevraagd hebt.’ (GNB96, 1 Sam. 1, 11-17) Hanna wordt in de tempel door de priester Eli eerst smalend getutoyeerd en later weer gevousvoyeerd. Kennelijk is het gebruik van je hier geen teken van vertrouwdheid zoals we zagen tussen Jakob en Esau of Jozef en zijn broers. Het is minachting en pas het gebruik van u signaleert respect. In de andere vertalingen is het altijd een u, de nuances van de veranderende interpersonele relatie ontbreken. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
7. Jullie als tussenvormWie een groep toespreekt, waartoe ook onbekenden behoren, moet kiezen tussen je-en u-vormen. Jullie wordt vaak als een soort tussenvorm of misschien zelfs een overgangsvorm naar het informele je-gebruik beschouwd (Haeseryn e.a., 1997). De bergrede is een treffende situatie om dit te illustreren: Jezus spreekt tot de menigte, inclusief zijn leerlingen. Er heerst dus vertrouwdheid met een deel van de groep, maar niet met iedereen.
Terwijl in NBV04 en in WV95 tegenover de hele groep jullie, het ‘meervoudige je’ (Haeseryn, 1997, p. 241) en ook jou gebruikt wordt, is het GNB96 die hier voor u kiest. Dat is merkwaardig, aangezien juist in de GNB96 hogergeplaatsten jullie zeggen tegen lagergeplaatsten, waar in de andere vertalingen u is gebruikt (zie 5). Wat betekent dat? Jullie als aanspreekvorm voor groepen waartoe ook mensen behoren tegen wie men u zou zeggen, werd misschien door de vertalers van GNB96 voor Jezus (nog) afgekeurd. Ze zijn conservatiever in hun taalgebruik. Niet iedereen waardeert overigens jullie voor groepen in de bijbel: ‘Dit is toch gek? Een groep vousvoyeer je, altijd. Alleen in de Ikea-gids worden groepen met ‘je’ aangesproken.’ aldus Rascha Pepers reactie op de NBV in een interview in Trouw (10 november 2004). | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 311]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
8. UzultIn de bergrede citeert Jezus de Thora-regels, spreekt zijn publiek aan en formuleert nieuwe regels. Om het contrast tussen de oude en de nieuwe regels te onderstrepen, hanteert WV95 duidelijk andere formele realisaties voor de Thora-citaten dan voor het aanspreken van het publiek, een contrast dat in de andere bijbelvertalingen minder evident is.
Voor de Thora- regel kiest WV95 voor de u zult-vorm, terwijl de nieuwe regels in de imperatief of zinsconstructies met je, jullie en (in vier gevallen) jou geformuleerd zijn: ‘Maar als iemand jou een klap op je rechterwang geeft, houd hem dan ook de andere voor.’ Mat. 5, 39. De u zult-vorm staat in WV96 ook op de plaatsten waar de regels, de tien geboden, eerder werden uitgesproken, namelijk in OT, Ex. 20 (Mozes ontvangt de tien geboden van God) en in Deu. 5 (Mozes herhaalt de tien geboden). U zult weerspiegelt gij zult en is een archaïsch overblijfsel van het oorspronkelijk modale zullen in de betekenis ‘moeten, schuld zijn’, dat na de 17e eeuw - dus in de overgangstijd naar het huidige T/V- systeem - in onbruik geraakt is. Tegenwoordig kennen we vooral het eigenlijk modale zullen:‘je zult (wel) dorst hebben met die warmte’ (Haeseryn, 1997, p. 994). Het temporele gebruik ontwikkelde later (WNT).Ga naar eind8 GNB96 en NBV04 gebruiken in de Thora-citaten de imperatief (GNB96 in Mat 5, 27, 33, 43; NBV04: Mat 5. 21, 27, 33) en voornaamwoord-zinnen met moeten (Mat. 5, 31), waardoor er vaak geen aanspreekvorm te zien is. Uit ‘u mag niet doden’ (Mat. 5,21),‘breek uw eed niet’ (Mat. 5, 33) en ‘heb uw naaste lief’ (Mat 5, 43) blijkt echter dat Jezus in GNB96 vousvoyeert en uit ‘je moet je naaste liefhebben’ (Mat. 5, 43) dat hij in NBV04 tutoyeert. Maar als men terugbladert naar de tien geboden in Ex. 20 en Deut. 5 horen we trouwens God (door Mozes) het volk in GNB96 vertrouwelijk (of machtsbewust?) met jullie en je toespreken en in NBV04 met u, net andersom dus. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
9. ConclusieDat de aanspreekvormen bij het vertalen van de bijbel veel discussie veroorzaken is helemaal terecht. Het was echter niet de bedoeling om een vertaalkritisch stuk te schrijven. De vertalers moesten er bijvoorbeeld over nadenken of een tekstgedeelte wel of niet een liturgische rol vervult. Dit soort overwegingen zijn hier volledig buiten beschouwing gebleven. Ik wilde laten zien dat de keuze van de vertalers om figuren te laten tutoyeren of vousvoyeren interpersonele relaties tussen deze figuren veroorzaakt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 312]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
De bijbels hanteren alle drie moderne aanspreekvormen, maar niet (altijd) moderne aanspreekconventies. Onder de vier gekozen gesprekssituaties verschillen de bijbelvertalingen het meest in situatie (3), de gesprekken tussen God (heid) en de mens. Dat lijkt me juist de meest gevoelige situatie te zijn, die die het godsbeeld bepaalt. Belangrijker nog dan de vraag ‘je of u?’ lijkt me de vraag naar symmetrische dan wel asymmetrische aanspreekconventies. Na een lange leestraditie met gij is het niet verwonderlijk dat de drie moderne vertalingen, die met het huidige T/V-aanspreeksysteem werken, hiervoor niet altijd dezelfde oplossing vinden. Er zijn veel asymmetrische aanspreeksituaties die we tegenwoordig niet meer of met duidelijk afnemende tendens zien: de ouder-kind-interactie en gesprekken onder volwassenen die elkaar goed kennen, bijvoorbeeld Jezus en de leerlingen. De functionele inzet van de smalende je-vorm geeft blijk van een machtsmotief, juist in de twee recentere vertalingen. In de maatschappij neemt het machtsmotief echter af. Van Zalk & Jansen (2004) stellen vast dat mensen die op basis van het machtsmotief de voorkeur geven aan u duidelijk ouder zijn dan degenen die je gebruiken juist om het machtsverschil te vermijden. Dit laat vermoeden dat de vertalers niet erg jong zijn of dat ze mikken op een lezerspubliek uit de oudere leeftijdsgroep en/of conservatieve kringen. In WV96 wijkt het gebruik van de aanspreekvormen fundamenteel af van dat in de andere bijbels. Er zijn meer situaties waarin beide interactanten u tegen elkaar zeggen dan in de andere versies. Dat betreft vooral de vaak voorkomende constellatie God/engel-mens in het OT. God vousvoyeert zelf ook, zelfs de duivel. Ik heb geen situaties gevonden waar in de WV96 asymmetrische aanspreekconventies gebruikt worden in situaties die in de andere versie symmetrisch zijn. Ook Jezus zegt wel eens je tegen Maria, wat als gelijkheid geïnterpreteerd kan worden. Een smalend je is er nauwelijks. Zo gezien is er meer gelijkheid in WV96 dan in de andere bijbel. Aangezien het aanspreekpronomen gij in Vlaanderen een andere gevoelswaarde heeft dan in Nederland en het T/V-systeem exogeen is, vraag ik me af of asymmetrische conventies in NBV04 niet raar overkomen. In de bergrede fungeren aanspreekvormen als markeerders voor citaten. Tegen de menigte is het in WV96 jullie, maar de Thora- regels staan in de u-zult-vorm. Dit komt vrij modern of ‘democratisch’ over. Weerspiegelt dat de strenge, afstandelijke God van het OT enerzijds en de mensgeworden, barmhartige Jezus van het NT, en geldt die weerspiegeling dan meer voor de katholieken dan voor de protestanten, waar het u (in GNB95) is? Is het protestantse godsbeeld meer op het gezag georiënteerd dan het katholieke? Deze vragen laat ik liever aan de theologen over. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 313]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Bibliografie
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 314]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|