| |
| |
| |
Peter Houtlosser
Bibliografie argumentatietheorie 2003
Verantwoording
In deze bibliografie wordt een overzicht gegeven van publicaties over argumentatie die in 2003 zijn verschenen (boeken, boekbesprekingen en tijdschriftartikelen). Opgenomen zijn theoretische beschouwingen, verslagen van empirisch onderzoek en praktisch gerichte publicaties. Bij de samenstelling is gebruik gemaakt van boekaankondigingen, periodiek verschijnende bibliografieën en tijdschriften waarin regelmatig artikelen over argumentatie worden gepubliceerd. Om een zo groot mogelijk aantal titels te kunnen opnemen, zijn de annotaties beknopt gehouden.
Er is naar gestreefd de bibliografie zo compleet mogelijk te maken. Wie ervan verzekerd wil zijn dat er in toekomstige bibliografieën geen eigen publicaties over argumentatie ontbreken, wordt verzocht per titel een volledige titelbeschrijving plus een korte annotatie, indien mogelijk vergezeld van een origineel exemplaar of een overdruk, te sturen aan P. Houtlosser, Leerstoelgroep Taalbeheersing, Argumentatietheorie en Retorica, Universiteit van Amsterdam, Spuistraat 134, 1012 VB Amsterdam.
| |
Gebruikte afkortingen
AA |
Argumentation & Advocacy |
ARGU |
Argumentation |
CM |
Communication Monographs |
CT |
Communication Theory |
DP |
Discourse Processes |
IL |
Informal Logic |
PC |
Pragmatics & Cognition |
PhRh |
Philosophy & Rhetoric |
TvT |
Tijdschrift voor Taalbeheersing |
|
* |
De bijdragen van met een asterisk aangeduide auteurs zijn onder de auteursnaam beschreven. |
Aakhus, Mark 2003
‘Neither naïve nor critical reconstruction: Dispute mediators, impasse, and the design of argumentation’. In: ARGU, vol. 17, no. 3, pp. 265-290.
In dit artikel wordt verslag gedaan van een pragma-dialectisch geïnspireerde studie naar de strategieën die mediators gebruiken om uit impasses te geraken in onderhandelingen tussen ex-echtelieden over de voorwaarden van de scheiding in Noord-Amerika. Er worden drie oorzaken voor impasses aangewezen en drie procedurele strategieën besproken die daar een oplossing voor moeten bieden.
| |
| |
Andeweg, Bas & Jong, Jaap de 2003
‘Hoe begint de minister? Een retorisch exordiummodel toegepast op departementale toespraakinleidingen’. In: TvT, jrg. 25, nr. 1, pp. 34-56.
De auteurs richten zich in dit artikel op de analyse van de moderne inleidingspraktijk in speeches die op ministeriële departementen worden geschreven. Ze gaan na in hoeverre klassieke en moderne adviezen voor het openen van een toespraak in het door hen onderzochte corpus politieke beleidsspeeches zijn opgevolgd.
Aristoteles 2003
Retorica. Groningen: Historische Uitgeverij. Dit is de eerste Nederlandse vertaling van Aristoteles’ theoretische studie over de retorica. Het werk is vertaald, ingeleid en van aantekeningen voorzien door Marc Huys van de Katholieke Universiteit Leuven, de revisie en eindredactie waren in handen van Jeroen Bons en Johannes van Ophuijsen van de Universiteit Utrecht. Naast een zakenregister is er een namenregister waarin vele historische en mythische figuren worden toegelicht en een glossarium waarin de belangrijkste retorische begrippen worden uitgelegd. Tevens bevat het boek een samenvatting van het retorische systeem.
Arthos, John 2003
‘Where there are no rules or systems to guide us: Argument from example in a hermeneutic rhetoric’. In: QJS, vol. 89, no. 4, pp. 320-345.
Contra de heersende opvatting betoogt de auteur dat argumentatie op basis van voorbeelden niet als inductie moet worden opgevat, als de retorica tenminste in Aristote- les’ geest moet worden beschouwd als een leer die functioneert waar vaste regels en systemen ontbreken. In deze opvatting is er in argumentatie op basis van voorbeelden geen sprake van het opleggen van een universeel principe aan specifieke gevallen maar van argumentatie waarin van geval naar geval wordt geredeneerd.
Bailin, Sharon 2003
‘Is argument for conservatives? Or, where do sparkling ideas come from?’In: IL, vol. 23, no. 1.
In deze bewerkte versie van de keynote address van de auteur op het IL@25-congres in Windsor wordt Richard Rorty's opvatting bestreden dat argumentatie geen conceptuele vernieuwing kan brengen en dat wie zich er op academisch niveau mee bezig houdt is gedwongen de intellectuele en politieke status quo te handhaven en daar hoogstens een minimale interne herstructurering in kan aanbrengen.
Bertocchi, Alessandra 2003
‘Antonyms and paradoxes’. In: ARGU, vol. 17, no. 1, pp. 113-122.
De auteur laat zien dat de Latijnse negatieve disjunctie-aanduiding neque. . . neque, die normaal gesproken bij contraire opposities wordt gebruikt om een middenterm aan te duiden (‘koud noch warm’) en bij contradicties om de alternatieven uit te sluiten, soms ook in contradicties kan worden gebruikt om een middenterm aan te duiden, zoals in neque vivus neque mortuus (‘levend noch dood’). In zo'n geval ontstaat in letterlijke zin een paradox, die kan worden geparafraseerd met behulp van de middenterm zelf, zoals semivivus (‘halfdood’). Als op de parafrase de theorie van Ducrot wordt toegepast wordt een uitweg uit de paradox geboden doordat die theorie verklaart dat ‘halfdood’ eerder dood dan levend betekent.
Blair, J. Anthony, Farr, Daniel, Hansen, Hans V., Johnson, Ralph H. & Tindale, Christopher W. (eds.) 2003
Informal Logic @ 25. CD-rom proceedings of the Windsor Conference. Windsor, ON: OSSA.
Deze CD-rom bevat de lezingen die zijn | |
| |
gehouden op de conferentie over informele logica die in mei 2003 in Windsor (Ontario, Canada) onder de auspiciën van de Ontario Society for the Study of Argumentation is gehouden. Naast de drie keynote addresses van Sharon Bailin (‘Is argument for conservatives? Or, where do sparkling ideas come from?’), Alvin Goldman (‘An epistemological approach to argumentation’) en Maurice Finocchiaro (‘Dialectics, evaluation, and argument’) zijn er 76 plenaire lezingen opgenomen.
Boger, George 2003
IL, vol. 23, no. 1.
Kritische bespreking van Schreiber, Scott G. (2003), Aristotle on false reasoning. Language and the world in the Sophistical refutations. Albany, NY: SUNY
Bonevac, Daniel 2003
‘Pragma-dialectics and beyond’. In: ARGU, vol. 17, no. 4, pp. 451-459.
De auteur betoogt dat het pragma-dialectische ideaalmodel voor kritische discussie tekort schiet omdat in de praktijk niet alleen discussies voorkomen waarin twee partijen elkaar van hun eigen standpunt willen overtuigen, maar ook discussies waarin een discussiant meer dan één tegenpartij, of zelfs een heel publiek, wil overtuigen. Hij pleit voor een benadering van drogredenen waarin deze worden opgevat als argumenten die uitgaan van een presumptie van redelijkheid maar die worden aangevoerd in een situatie waarin deze presumptie niet van kracht is.
Bons, J. 2003
‘Voor of tegen de democratie? Een retorische analyse van Isocrates’ Areopagiticus’. In: TvT, jrg. 25, nr. 1, pp. 4-13.
De auteur analyseert in deze bijdrage aan het themanummer over retorische analyse een fragment van een rede van de Atheense pedagoog Isocrates (436-338 vC). In deze rede mengt Isocrates zich in het debat dat na de zogenoemde Bondgenotenoorlog in Athene werd gevoerd over de te voeren politiek. De auteur laat zien dat Isocrates’ positie in het recente onderzoek verkeerd is begrepen en dat dit verkeerde begrip heeft geleid tot een onjuiste datering van Isocrates’ werk.
Braet, Antoine 2003
‘“Ik ben niet fout geweest, ik heb fouten gemaakt.” Een retorische kritiek van de apologie van Willem Aantjes (1978)’. In: TvT, jrg. 25, nr. 1, pp. 14-33.
De auteur geeft een analyse van het in 1978 gehouden verweer van Willem Aantjes, eertijds fractievoorzitter van het CDA, tegen de beschuldigingen van professor Loe de Jong, directeur van het toenmalige Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie, dat Aantjes in de tweede wereldoorlog lid was geweest van de Germaanse SS.
Braybrooke, David 2003a
‘Toward an alliance between the issue-processing approach and pragma-dialectical analysis’. In: ARGU, vol. 17, no. 4, pp. 513-535.
De auteur past de pragma-dialectische argumentatietheorie toe op de analyse van beleidskwesties. Hij betoogt dat zijn eigen benadering van geschilkwesties, waarin hij een onderscheid maakt tussen een problematiserende en een oplossingsgerichte behandeling, op een zinnige wijze in de pragma-dialectische theorie kan worden geïncorporeerd, waardoor die theorie op zijn beurt beter uitgerust zal zijn om geschilkwesties op een doelmatige manier te analyseren.
Braybrooke, David (guest editor) 2003b
‘Special Issue: Conversation, argumentation and the resolution of issues’. ARGU, vol. 17, no. 4, pp. 361-535.
Themanummer over argumentatie en de | |
| |
analyse van kwesties naar aanleiding van een conferentie over dit thema aan de University ofTexas at Austin in maart 2002. Met een inleiding van de gastredacteur en bijdragen van Frans van Eemeren en Rob Grootendorst*, Frans van Eemeren en Peter Houtlosser*, Francisca Snoeck Henkemans*, Robert Causey*, Daniel Bonevac*, Agnès van Rees*, Nicholas Asher en Anthony Gilles*, en David Braybrooke*.
Capone, Allesandro 2003
ARGU, vol. 17, no. 3, pp. 347-350. Bespreking van Stati, Sorin (2002), Principi di analisi argomentativa. Bologna: Patron.
Causey, Robert L. 2003
‘Computational dialogic defeasible reasoning’. In: ARGU, vol. 17, no. 4, pp. 421-450. Dit artikel begint met een inleiding op de niet-monotone logica en de toepassing daarvan in het computerprogramma EVID. Vervolgens wordt beschreven hoe dit programma kan worden gebruikt om computationele representaties te geven van alledaagse dialogische argumentatie. Ten slotte wordt betoogd dat dit type representaties een bruikbaar instrument vormt voor de analyse van dialogische argumentatie en van het niet-monotone redeneren dat daarin zou plaatsvinden.
Cummings, Louise 2003
‘Formal dialectic in fallacy inquiry: An unintelligible circumscription of argumentative rationality?’ In: ARGU, vol. 17, no. 2, pp. 161-183.
De auteur betoogt dat een formeel-dialectische analyse van drogredenen tot mislukken gedoemd is omdat de veronderstellingen die aan die analyses ten grondslag ligt tot een niet rationeel te vatten conceptie van rationaliteit leiden. Het theoretische proces van dialectische beregeling dat de rationaliteitsgrenzen van drogredenen zoals de cirkelredenering zou moeten identificeren maakt in haar Putnamiaanse opvatting noodzakelijkerwijs gebruik van concepten waarvan de rationaliteit nog niet is omschreven in termen van dialectische beregeling. Dit heeft volgens haar tot gevolg dat die concepten in dialectische zin betekenisloos zijn, waardoor ze ook niet kunnen bijdragen aan een interpreteerbare dialectische conceptie van de grenzen van de rationaliteit van de betreffende drogreden.
Delicath, John W. 2003
‘Image events, the public sphere, and argumentative practice: The case of radical environmental groups’. In: ARGU, vol. 17, no. 3, pp. 315-333.
De auteurs analyseren de argumentatieve praktijk van het organiseren van ‘image events’, dat wil zeggen, protestbijeenkomsten die het doel hebben de aandacht van de media te trekken en daardoor in het nieuws te komen, aan de hand van de activiteiten van radicale milieuorganisaties.
Doxtader, Erik 2003
‘Reconciliation - A rhetorical conception’. In: QJS, vol. 89, no. 4, pp. 267-293.
De auteur geeft een retorische analyse van het fenomeen ‘verzoening’ waarin het wordt opgevat als iets wat zijn historische waarde niet in de eerste plaats ontleent aan het feit dat het een halt toeroept aan voorafgaand geweld maar aan het vermogen om feitelijke tegenstrijdigheden met behulp van woorden op te lossen.
Eemeren, Frans H. van, Blair, J. Anthony, Willard, Charles A. & Snoeck Henkemans, A. Francisca (eds.) 2003a
Anyone who has a view. Theoretical contributions to the study of argumentation. Dordrecht: Kluwer Academic Publishers.
In deze bundel met theoretische studies over argumentatie staan artikelen van Robert C. Pinto over de aard en status van redenen, James Freeman over de pragmatische di- | |
| |
mensie van de kwaliteit van premissen, Harvey Siegel over de rationaliteit van oordelen, Ralph Johnson over de dialectische component van argumentatie, Hans Hansen over de verantwoording van de pragma-dialectische regels voor kritische discussie, David Hitchcock over de aard van Toumlins warrants, Erik C.W. Krabbe over de beregeling van metadialogen, Anthony Blair over de relatie tussen logica, retorica en dialectica, Daniel Cohen over logische, retorische en dialectische drogredenen, Frans van Eemeren en Peter Houtlosser over de pragmatische opvatting van de bewijslast, Fred Kauffeld over de begrippen ‘presumptie’ en ‘bewijslast’, Scott Jacobs over twee soorten ‘openheid’ in de studie van argumentatie, Christian Kock over het niet-deductieve karakter van deliberatieve argumentatie, Christian Plantin over de studie van argumentatie in de Franstalige wereld, Sorin Stati over de correspondentie tussen argumentatieve en grammaticale opeenvolgingen, Douglas Walton en Chris Reed over het diagrammeren van argumentatieschema's, Stephano Bertea over een argumentatietheoretische opvatting van het recht, Joseph Wenzel over de dialectische verplichtingen van deelnemers aan een argumentatieve discussie, M. Kraus over the abductietheorie van Pierce en het Aristotelische ethymeem op basis van tekenen, Michael Leff over de retoriek van Martin Luther Kings ‘Letter from Birmingham Jail’, Tone Kvernbekk over de argumentatieve aspecten van verklarende uiteenzettingen, Thomas Goodnight over ‘protodeliberatie’ en ‘heroïsche prudentie’ in Homerus’ Odyssee, David Zarefsky over de condities voor een redelijke persoonlijke aanval, Daniel O'Keefe over de potentiële strijdigheid tussen redelijkheid en overtuigingskracht, Renske van Enschot-van Dijk, Lettica Hustinx en Hans Hoeken over de kwaliteit van argumentatie in het model van Petty and Cacioppo en Lenore Langsdorf over narratieve argumentatie.
Eemeren, Frans H. van, Blair, J. Anthony, Willard, Charles A. & Snoeck Henkemans, A. Francisca (eds.) 2003b
Proceedings of the Fifth Conference of the International Society for the Study of Argumentation. Met CD-rom. Amsterdam: Sic Sat.
In deze proceedings van de vijfde vierjaarlijkse ISSA-conferentie over argumentatie zijn 201 bijdragen gepubliceerd die zijn geselecteerd uit de ca. 250 lezingen die op het congres zijn gehouden. De bijdragen bestrijken een grote variëteit aan onderwerpen en aandachtsgebieden. Er zijn filosofische, theoretische en empirische bijdragen, bijdragen over juridische argumentatie en over politiek-maatschappelijke argumentatie, psychologische studies van argumentatie, bijdragen over drogredenen, over argumentatie en kunstmatige intelligentie, over het onderwijs in argumentatie, over argumentatie in de media, over de linguïstische aspecten van argumentatie, over de stilistische kwaliteit van argumentatie, enzovoort. De bijdragen staan tevens op een bijgevoegde CD-rom, wat het mogelijk maakt om er op trefwoord in te zoeken.
Eemeren, Frans van, Garssen, Bart & Meuffels, Bert 2003
‘De pragma-dialectische argumentatieschemaregel empirisch onderzocht’. In: TvT, jrg. 25, nr. 2, pp. 158-180.
In een experimenteel onderzoek werd nagegaan of, en aangetoond dat, gewone taalgebruikers de manier van doen die in de argumentatietheorie als de drogreden van het verkeerd kiezen of toepassen van een argumentatieschema wordt beschouwd ook onredelijk zeggen te vinden. De resultaten van het onderzoek worden vergeleken met de resultaten van soortgelijk onderzoek naar andere drogredenen dat eerder werd uitgevoerd.
| |
| |
Eemeren, Frans H. van & Grootendorst, R. 2003
‘A pragma-dialectical procedure for a critical discussion’. In: ARGU, vol. 17, no. 4, pp. 365-386.
In dit artikel wordt een inleiding gegeven in de pragma-dialectische procedure voor het voeren van een kritische discussie die voor een belangrijk deel is gebaseerd op het systeem dat de auteurs in de jaren tachtig en negentig hebben ontwikkeld maar waarin enkele wijzigingen zijn aangebracht die ten doel hebben het systeem efficiënter toe te kunnen passen in de analyse en evaluatie van argumentatieve discussies.
Eemeren, Frans H. van & Houtlosser, P. 2003a
‘The development of the pragma-dialectical approach to argumentation’. In: ARGU, vol. 17, no. 4, pp. 387-403.
De auteurs beschrijven de recente ontwikkelingen in de pragma-dialectische argumentatietheorie waarin een integratie van retorische inzichten tot stand is gebracht die zou moeten leiden tot een betere en beter te verantwoorden analyse van argumentatie en een basis biedt voor het ontwikkelen van een verfijnder instrumentarium voor de beoordeling van argumentatie.
Eemeren, Frans van & Houtlosser, Peter 2003b
‘De retoriek van Willem van Oranjes Apologie in dialectisch perspectief’. In: TvT, jrg. 25, nr. 1, pp. 57-74.
In deze bijdrage aan het themanummer over retorische analyse wordt een ‘pilot-analyse’ van Willem van Oranjes Apologie gepresenteerd, het verweerschrift van Oranje tegen de Ban van koning Philips II waarin Oranje officieel vogelvrij verklaard werd. De auteurs gaan in op de wijze waarop Oranje strategisch manoeuvreert om de beschuldigingen van Filips op een voor hemzelf zo gunstige mogelijke wijze te pareren.
Eemeren, Frans van & Houtlosser, Peter (gastredactie) 2003c
‘Retorische analyse’. TvT, jrg. 25, nr. 1, pp. 1-97.
Themanummer over retorische analyse met een inleiding van de gastredacteuren en bijdragen van Jeroen Bons*, Antoine Braet*, Bas Andeweg en Jaap de Jong*, Frans van Eemeren en Peter Houtlosser*, Paul van den Hoven* en Agnès van Rees*.
Ferguson, Kenneth G. 2003 ‘Monotonicity in practical reasoning’. In: ARGU, vol. 17, no. 3, pp. 335-346.
In dit artikel wordt stelling genomen tegen het verwerpen van de klassieke, monotone notie van deductieve geldigheid ten bate van een niet-monotone notie van geldigheid. Volgens de auteur wordt met het opgeven van de notie van deductieve geldigheid weliswaar recht gedaan aan bepaalde taalgebruikersintuïties over het alledaagse redeneren, maar worden andere intuïties veronachtzaamd waaraan juist weer recht werd gedaan door de monotone geldigheidsnotie. Mits monoticiteit strikt wordt opgevat als een formele eigenschap van een redenering en niet als een inhoudelijke eigenschap van een premisse of een conclusie, kunnen volgens hem in feite aan alle taalgebruikersintuïties binnen een zuiver deductief systeem worden verdisconteerd.
Feteris, E.T. & Houtlosser, P. 2003
‘Bibliography argumentation studies 2001’. In: ARGU, vol. 17, no. 4, pp. 537-560.
Bibliografie van studies over argumentatie die in 2001 zijn verschenen.
Feteris, Eveline T. 2003
ARGU, vol. 17, no. 2, pp. 251-255.
Bespreking van Millgram, Elijah (ed.), Varieties of practical reasoning (2001). Cambridge, Mass.: MIT Press.
| |
| |
Fink, Edward L., Cai, Deborah A., Kaplowitz, Stan A., Sungeun Chung, Van Dyke, Mark A. & Jeong-Nam Kim 2003
‘The semantics of social influence: Threats vs. persuasion’. In: CM, vol. 70, no. 4, pp. 317-335.
De auteurs doen verslag van experimenteel onderzoek (voorafgegaan door een pilot study) naar de verschillen in de wijze waarop pogingen om iemand te beïnvloeden door hem te bedreigen en pogingen om iemand te beïnvloeden door hem te proberen te overtuigen worden gepercipieerd. Zowel de status van de betrokkenen als de wijze van beïnvloeden werden gevarieerd.
Finocchiaro, Maurice A. 2003
‘Dialectics, evaluation, and argument’. In: IL, vol. 23, no. 1.
In deze bewerkte versie van de keynote address van de auteur op het IL@25-congres in Windsor doet hij een poging het begrip ‘een dialectische benadering van argumentatie’ te verhelderen. Vervolgens pleit hij voor een gematigd dialectische opvatting waarin argumentatie wordt gedefinieerd als een poging een conclusie te rechtvaardigen en die conclusie tegen tegenwerpingen te verdedigen.
Fisher, Alec 2003
Critical thinking. An introduction. Cambridge: Cambridge University Press.
Leerboek over kritisch denken, met bijzondere aandacht voor argumentatiestructuren en hypothetische argumentatie.
Fitch, Kristine L. 2003
‘Cultural persuadables’. In: CT, vol. 13, no. 1, pp. 100-123.
In dit artikel wordt de rol van de cultuur onderzocht in het overtuigingsproces. Culturele premissen en normen bepalen volgens de auteur wat overtuigend is en zou moeten zijn en motiveren zelfs het handelen waartoe in een overtuigingspoging wordt aangezet. Een effectief model van het overtuigingsproces zal volgens haar dan ook een sociale component moeten bevatten.
Frank, David A. & Bolduc, Michelle K. 2003
‘Chaïm Perelman's “First philosophies and regressive philosophy”: Commentary and translation’. In: PhRh, vol. 36, no. 3, pp. 177-188.
Inleiding op een artikel van Perelman (zie Perelman 2003 in deze bibliografie) dat vertaald is door de auteurs.
Garcea, Alessandro 2003
‘Paradoxes in Aulus Gellius’. In: ARGU, vol. 17, no. 1, pp. 87-98.
De auteur is van mening dat de noctes Atticae van Aulus Gellius nagenoeg alle klassieke paradoxen bevat. In dit atikel gaat hij op Gellius’ filosofische, ethische, logische en retorische opvatting van deze paradoxen in.
Garcia-Hernandez, Benjamin 2003
‘Paradoxes in the argumentation of the comic double and classemic contradiction’. In: ARGU, vol. 17, no. 1, pp. 99-111.
De auteur behandelt argumentatieve paradoxen in klassieke komedies waarin het thema van de verdubbeling centraal staat, waarbij een karakter tegelijkertijd wel en niet aanwezig kan zijn, iets kan ontvangen wat hem nog niet gegeven is, ergens kan arriveren nog voordat hij ergens vertrokken is, etc.
Godden, David M. 2003
‘Arguing at cross-purposes: Discharging the dialectical obligations of the coalescent model of argumentation’. In: ARGU, vol. 17, no. 2, pp. 219-243. | |
| |
De auteur behandelt de receptie van Michael Gilberts ‘coalescente’ argumentatietheorie onder argumentatietheoretici. Na een overzicht van de belangrijkste bestanddelen van de theorie weerlegt hij enkele bezwaren die tegen de theorie naar voren zijn gebracht door te wijzen op het gebrek aan ontvankelijkheid dat de critici vertonen voor de ‘gesitueerde’ aard van argumentatie en concludeert dat overeenstemming tussen Gilbert en zijn critici alleen kan worden bereikt over bepaalde fundamentele theoretische kwesties die in het artikel worden geïdentificeerd.
Goldman, Alvin 2003
‘An epistemological approach to argumentation’. In: IL, vol. 23, no. 1.
In deze bewerkte versie van de keynote address van de auteur op het IL@25-congres in Windsor zet de auteur uiteen wat zijn epistemologische opvatting van argumentatie inhoudt. Hij concentreert zich daarbij op argumentatie ter ondersteuning van feitelijke standpunten. Na een overzicht van de voordelen van een epistemologische opvatting gaat hij in op de problemen in de relatie tussen deugdelijke argumentatie en epistemische normen, met name in het persoonlijke mentale redeneren en in het publieke argumenteren.
Gross, Alan G. 2003
PC, vol. 11, no. 2, pp. 386-390.
Bespreking van Eemeren, Frans H. van & Houtlosser, Peter (2002, eds.), Dialectic and rhetoric. The warp and woof of argumentation analysis. Dordrecht: Kluwer Academic Publishers.
Hasian Jr., Marouf 2003
‘In search of”Ivan the Terrible”: John Demjanjuk and the judicial use of ironic argumentation’. In: AA, vol. 39, no. 4, pp. 231-254.
De auteur bespreekt de rol van ironie in juridische argumentatie aan de hand van het proces tegen John Demjanjuk in de jaren tachtig van de 20e eeuw. Hij concentreert zich op het raakpunt tussen juridische retorica, realisme en ironie en geeft aan wat het belang van zijn analyse van ironie is voor toekomstige juridische processen.
Hitchcock, David 2003
IL, vol. 23, no. 1.
Kritische bespreking van Eemeren, Frans H. van (2002, ed.), Advances in pragma-dialectics. Amsterdam/Newport News, VA: Sic Sat/Vale Press.
Houtlosser, Peter 2003
‘Bibliografie argumentatietheorie 2002’. In: TvT, jrg. 25, nr. 4, pp. 357-371.
Bibliografie van studies over argumentatie die in 2002 zijn verschenen.
Hoven, Paul van den 2003
‘Doende over haar eigendom te beschikken’. In: TvT, jrg. 25, nr. 1, pp. 75-86.
In deze bijdrage aan het themanummer over retorische analyse analyseert de auteur drie rechterlijke betoogfragmenten waarin een juridische beslissing zo wordt geformuleerd dat er niet mis te verstane bijbedoelingen in doorklinken.
Keith, William 2003
ARGU, vol. 17, no. 1, pp. 123-126.
Bespreking van Leah Ceccarelli (2001), Shaping Science with Rhetoric. The cases of Dobzhansky Schrodinger, and Wilson. Chicago: University of Chicago Press.
Kienpointner, Manfred 2003a
‘Persuasive paradoxes in Cicero's speeches’. In: ARGU, vol. 17, no. 1, pp. 47-63.
In dit artikel wordt eerst een kort overzicht gegeven van klassieke en moderne logische, retorische en dialectische theorieën waarin studie wordt gemaakt naar de eigenschappen van paradoxale taaluitingen. Vervolgens | |
| |
wordt een Griceaanse analyse gegeven van de subcategorie van persuasieve paradoxen. Ten slotte wordt in een corpus van ca. 80 paradoxale uitspraken in redevoeringen van Cicero gedemonstreerd dat dit soort uitspraken door Cicero wordt gebruikt om kritiek te uiten, lof te tuiten en zichzelf te verdedigen.
Kienpointner, Manfred 2003b
‘Special section on argumentation and paradoxes. Introduction’. In: ARGU, vol. 17, no. 1, pp. 43-45.
Inleiding op een themadeelnummer over paradoxen waarin een aantal bijdragen is opgenomen aan het rondetafelgesprek over paradoxen in de Latijnse taal en literatuur op het 11de Internationale Colloquium over Latijnse Linguïstiek in Amsterdam op 29 juni 2001, georganiseerd door Anna Orlandini van de Université de Toulouse-Le Mirail en Manfred Kienpointner van de Universität Innsbruck. De opgenomen bijdragen zijn van Manfred Kienpointner*, Anna Orlandini*, Alessandro Garcea*, Benjamín García Hernández*, en Alessandra Bertocchi*.
Kienpointner, Manfred 2003c
ARGU, vol. 17, no. 2, pp. 245-250.
Bespreking van Sloane, Thomas O. (2001, ed.), Encyclopedia of rhetoric. New York: Oxford University Press.
Komlósi, L.I., Houtlosser, P. & Leezenberg, M. (eds.) 2003
Communication and culture. Argumentative, cognitive and linguistic perspectives. Amsterdam: Sic Sat.
In deze bundel zijn bijdragen opgenomen aan de conferentie over de argumentatieve, cognitieve en linguïstische aspecten van communicatie en cultuur die in februari 2002 door de Universiteit van Pécs aan de Hongaarse Academie voor Wetenschappen werd gehouden. De bijdragen over de argumentatieve aspecten van communicatie en cultuur komen van László Komlósi over culturele, conceptuele en argumentatieve universalia, Frans van Eemeren en Peter Houtlosser over de Apologie van Willem van Oranje, Danièle Torck over een communicatieve interpretatie van het begrip ‘ethos’, Jan ten Thije over (on)begrip in interculturele communicatie, István Tarrósy over de rol van politieke communicatie in de creatie van een Europese cultuur en J. Lachlan Mackenzie over argumentatieve en nevenschikkende strategieën in politieke teksten.
Koshik, Irene 2003
‘WH-questions as challenges’. In: Discourse Studies, vol. 5, no. 1, pp. 51-77.
In dit artikel wordt nagegaan hoe met zogenoemde w-vragen een spreker een andere spreker kan uitdagen diens bewering te verdedigen. Deze vragen kunnen volgens de auteur als uitdagingen worden opgevat omdat de vragensteller er impliciet een negatieve bewering mee doet en daarmee suggereert dat er geen grond voor de bewering van de andere spreker bestaat. W-vragen zijn daardoor bij uitstek geschikt om in een institutionele context ‘zetten’ te doen die niet specifiek bij die institutie horen.
Krabbe, Erik C.W. 2003a
ARGU, vol. 17, no. 3, pp. 355-359.
Bespreking van Frans H. van Eemeren (ed., 2001), Crucial concepts in argumentation theory. Amsterdam: Amsterdam University Press.
Krabbe, Erik 2003b
TvT, jrg. 25, nr. 1, pp. 98-102.
Bespreking van Frans H. van Eemeren (ed., 2001), Crucial concepts in argumentation theory. Amsterdam: Amsterdam University Press.
| |
| |
Macoubrie, Jane 2003
‘Logical argument structures in decisionmaking’. In: ARGU, vol. 17, no. 3, pp. 291-313.
De auteur neemt Perelman en Olbrechts- Tyteca's opvatting dat argumentatie een logisch fundament verschaft aan besluitvormingsprocessen als uitgangspunt voor haar analyse van het praktische redeneren in groepsinteracties. Zij concentreert zich op twee studies over de publieke deelname aan beleidsdiscussies en jury-beraadslagingen.
McAdon, Brad 2003
‘Probabilities, signs, necessary signs, idia, and topoi: The confusing discussion of materials for enthymemes in the Rhetoric’. In: PhRh, vol. 36, no. 3, pp. 223-247.
In dit essay worden de drie bronnen onderzocht waaruit Aristoteles materiaal voor enthymemen in zijn Retorica put. De auteur betoogt dat het materiaal voor enthymemen meer overeenkomsten vertoont met het logische materiaal dat Aristoteles in de Analytictica priora en de Analytica posteriora identificeert dan met het dialectische materiaal dat hij in de Topica bespreekt. Tevens is de auteur van mening dat Aristoteles’ behandeling van het materiaal voor enthymemen in de Retorica eerder logisch is dan dialectisch.
Mischo, Christoph 2003
‘The role of cognition in reacting to argumentative unfairness’. In: PC, vol. 11, no. 2, pp. 241-266.
De auteur onderzoekt in hoeverre de negatieve emotionele en verbale reactie die mensen vertonen als ze met onredelijke argumentatie worden geconfronteerd kunnen worden teruggevoerd op een cognitieve reactie. Hij doet verslag van experimenteel onderzoek waarin werd vastgesteld dat dit met name voor emotionele reacties geldt.
Nabi, Robin L. & Hendriks, Alexandra 2003
‘The persuasive effect of host and audience reaction shots in television talk shows’. In: Journal of Communication, vol. 53, no. 3, pp. 527-543.
De auteur doet verslag van onderzoek waarin de persuasieve effecten op respondenten werden gemeten van nonverbale reacties van een presentator van een talk show en het aanwezige publiek op de argumentatieve uitlatingen van een gast over een onderwerp dat zich niet mag verheugen in een hoge betrokkenheid van de presentator en het publiek.
Nelson, Mark T. 2003
‘Who needs valid moral arguments? (Dedicated to the memory of R.M. Chisholm, 1916-1999)’. In: ARGU, vol. 17, no. 1, pp. 35-42.
De auteur onderzoekt de negatieve oordelen van filosofen over argumentaties waarin uit feitelijke premissen een morele conclusie wordt getrokken. Volgens hem zijn deze oordelen te verklaren uit het feit dat deze filosofen zich al te zeer laten imponeren door het skeptische argument dat alle morele kennis niet-inferentieel is en voor zover die al inferentieel zou kunnen zijn, op deductief geldige of inductief sterke afleidingen gebaseerd zou moeten zijn. De auteur betwist dit skeptische argument.
O'Keefe, Daniel J. 2003
‘Message properties, mediating states, and manipulation checks: Claims, evidence, and data analysis in experimental persuasive message effects research’. In: CT, vol. 13, no. 3, pp. 251-274.
De auteur gaat in op de conceptualisering en definitie in het persuasie-onderzoek van variabelen in het materiaal dat in overtuigingspogingen wordt aangeboden. Hij betoogt dat definities die gebaseerd zijn op het psychologisch effect dat ze kunnen hebben | |
| |
niet bijdragen aan het vergroten van het inzicht van de onderzoeker in het overtuigingsproces en zouden moeten worden vervangen door definities die gebaseerd zijn op de intrinsieke kwaliteiten van het in de overtuigingspoging aangeboden materiaal. Daarnaast betoogt hij dat het niet nodig is de aldus gedefinieerde variabelen aan een manipulatie-controle te onderwerpen.
Ohler, Amy 2003
‘A dialectical tier within reason’. In: IL, vol. 23, no. 1.
In dit artikel, dat de J. Anthony Blair Prize heeft gewonnen op de IL@25-conferentie in Windsor, wordt betoogd dat Ralph Johnsons opvatting van rationaliteit niet consisent is met de dialectische aspecten die hij in zijn boek Manifest Rationality aan argumentatie toekent. Perelmans redelijkheidsconceptie biedt daarvoor volgens haar een beter alternatief. Tevens biedt deze conceptie de mogelijkheid om de ook door Johnson gewenste normatieve criteria te formuleren waaraan een redelijke argumentatie zou moeten voldoen.
Orlandini, Anna 2003
‘Logical, semantic and cultural paradoxes’. In: ARGU, vol. 17, no. 1, pp. 65-86.
In deze bijdrage aan het themanummer over paradoxen stelt de auteur dat logische, semantische en culturele paradoxen de eigenschap delen dat ze gebaseerd zijn op een exclusieve disjunctie en dat alle paradoxale argumentatieve proposities hieraan hun kracht ontlenen. Een analyse van de paradoxaliteit van proposities in elk van deze drie ‘gebieden’ volgt.
Perelman, Chaïm 2003
‘First philosophies and regressive philosophy’ (Transl. Frank, David A. Frank & Michelle K. Bolduc). In: PhRh, vol. 36, no. 3, pp. 189-206.
Dit artikel, oorspronkelijk geschreven in 1949, is een kritiek van Perelman op fundamentalistische filosofieën. Het artikel markeert volgens de vertalers Perelmans overgang van een positivistische naar een retorische opvatting van filosofie en legt de filosofische fundamenten voor de Nouvelle rhétorique die in 1958 werd gepubliceerd.
Plantin, Christian 2003
ARGU, vol. 17, no. 1, pp. 127-130.
Bespreking van Schmetz, Roland (2000), L'argumentation selon Perelman. Pour une raison au coeur de la rhetorique. Namur: Presses Universitaires de Namur.
Plantin, Christian 2003
ARGU, vol. 17, no. 3, pp. 351-354.
Bespreking van Dominicy, Marc & Frédéric, Madeleine (2001). La mise en scène des valeurs - la rhétorique de l’éloge et du blâme. Delachaux et Niestlé.
Rees, M.A. van 2003a
‘Pragma-dialectical analysis and evaluation of problem-solving discussion’. In: ARGU, vol. 17, no. 4, pp. 465-479.
De auteur betoogt dat het pragma-dialectische ideaalmodel voor kritische discussie een goed uitgangspunt biedt voor de analyse, evaluatie en verbetering van probleemoplossende discussies doordat het de analysator van dienst kan zijn wanneer deze wil vaststellen in hoeverre de deelnemers aan een probleemoplossende discussie de door henzelf gestelde doelen hebben verwezenlijkt. Twee analyses van probleemoplossende discussies ondersteunen haar betoog.
Rees, M.A. van 2003b
‘Within pragma-dialectics: Comments on Bonevac’. In: ARGU, vol. 17, no. 4, pp. 461-464. De auteur gaat in op de kritiek die Bonevac (zie Bonevac 2003 in deze bibliografie) op de toepasbaarheid van de pragma-dialectische argumentatietheorie heeft gegeven inzake discussies met meer dan twee partijen, | |
| |
het doel van argumentatie en de relatie tussen niet-monoticiteit en drogredenen.
Rees, Agnès van 2003c
‘Critical Discourse Analysis en retorische analyse’. In: TvT, jrg. 25, nr. 1, pp. 87-97.
De auteur gaat na in hoeverre iemand bij het maken van een retorische analyse van een betogende tekst gebruik kan maken van de methode die bekend staat als Critical Discourse Analysis. Zij bespreekt daartoe met name de linguïstisch georiënteerde benadering van theoretici zoals Roger Fowler, Norman Fairclough en Gunther Kress.
Ritola, Juho 2003
‘Begging the question: A case study’. In: ARGU, vol. 17, no. 1, pp. 1-19.
In dit essay wordt eerst een kritische theoretische bespreking gegeven van John Sanfords en John Biro's opvattingen van de drogreden van de cirkelredenering. Vervolgens wordt een gevalstudie van een cirkelredenering ondernomen en wordt betoogd dat de analyses van Sanford en Biro hierin geen verheldering kunnen bieden. Ten slotte ontwikkelt de auteur zijn eigen theorie, die het gepresenteerde voorbeeld wel op een volgens de auteur afdoende manier kan behandelen.
Schilperoord, Joost & Maes, Fons 2003
‘Overtuigen met visuele en verbale retoriek’. In: TvT, jrg. 25, nr. 2, pp. 119-141.
In een experimenteel onderzoek wordt nagegaan wat het effect is van retorische teksten beeldcombinaties in reclameadvertenties. Retorische figuren in tekst en beeld blijken beide tot effecten te leiden, zij het dat de effecten van beeldretoriek het grootste zijn.
Schmidt-Faber, Werner 2003
Einerseits-Andererseits. Untersuchungen zur Fonfrontation normativer Arguments. Philoso- phische Dissertation, Hagen.
Disseratie over botsende argumenten. De auteur gaat na hoe pro- en contra-argumenten met elkaar kunnen worden vergeleken en tegen elkaar kunnen worden afgewogen. De vergelijking en afweging betreft teleologische argumenten die tegenover elkaar staan, deontologische argumenten die tegenover elkaar staan en teleologische en deontologische argumenten die tegenover elkaar staan.
Schreiber, Scott G. 2003
Aristotle on false reasoning: Language and the world in the Sophistical refutations. Albany, NY: SUNY.
In deze studie over Aristoteles’ Sofistische weerleggingen wordt een kritische analyse gegeven van Aristoteles’ voorbeelden van drogredelijk redeneren en van Aristoteles’ (verantwoording van zijn) taxonomie van twaalf typen drogredenen.
Secor, Marie J. 2003
‘Reconsidering contentious argument: Augustus DeMorgan on fallacy’. In: ARGU, vol. 17, no. 2, pp. 131-143.
In dit artikel wordt het hoofdstuk over drogredenen uit Augustus DeMorgan's Formal Logic (1847) besproken om te laten zien op welke wijze DeMorgan Aristoteles’ behandeling van de drogredenen uitwerkt. Op basis van een aangepaste versie van Aristoteles’ lijst laat DeMorgan zien dat beschuldigingen van het begaan van een drogreden vaker in discussies voorkomen dan Aristoteles doet voorkomen en dat met name het probleem van de niet-gedeelde uitgangspunten en het streven de discussie te winnen vaak de aanleiding tot het uiten van dergelijke beschuldigingen vormen.
Simosi, Maria 2003
‘Using Toulmin's framework for the analysis of everyday argumentation: Some methodological considerations’. In: ARGU, vol. 17, no. 2, pp. 185-202.
In deze studie wordt Toulmins model van | |
| |
de structuur van argumentatie als uitgangspunt genomen in een poging het argumentatieve discours van werknemers te analyseren over de wijze waarop zij conflicten ‘op de werkvloer’ oplossen. De auteur laat zien dat het Toulminmodel, ondanks de kritiek die er tegen is aangevoerd, goed kan dienen om een dergelijke analyse uit te voeren, met name omdat het de niet-expliciet gemaakte regels centraal stelt waarop men zich in het betreffende discours beroept en er recht mee kan worden gedaan aan de ‘veldafhankelijkheid’ van de problemen die in de betreffende context moeten worden opgelost.
Slade, Christina 2003
‘Seeing reasons: Visual argumentation in advertisements’. In: ARGU, vol. 17, no. 2, pp. 145-160.
De auteur bestrijdt de stelling dat visuele argumentatie irrationeel is door er op te wijze dat de relatie die de protagonisten van deze stelling leggen tussen rationaliteit en lineair, geschreven, emotieloos proza ongerechtvaardigd is en dat de visuele aspecten van argumentatie, met name in advertenties, met dezelfde middelen kunnen worden geanalyseerd als de middelen die in de analyse van verbale argumentatie worden gebruikt.
Snoeck Henkemans, A.F. 2003a
‘Complex argumentation in a critical discussion’. In: ARGU, vol. 17, no. 4, pp. 405-419.
In dit artikel wordt betoogd dat een dialogische benadering van complexe argumentatie van dienst kan zijn om twee belangrijke problemen in de analyse van een argumentatiestructuur op te lossen. Ten eerste maakt een dialogische benadering het volgens de auteur mogelijk het onderscheid tussen meervoudige en nevenschikkende argumentatie te verhelderen. Ten tweede kan men volgens haar met behulp van zo'n benadering een betere analyse van tegenargumenten en weerleggingen geven.
Snoeck Henkemans, Francisca 2003b
‘Indicatoren van vergelijkingsargumentatie’. In: TvT, jrg. 25, nr. 2, pp. 142-157.
De auteur gaat na welke woorden en uitdrukkingen een aanwijzing kunnen vormen voor de analysator die wil vaststellen op wat voor argumentatieschema een argumentatie in een tekst is gebaseerd en wanneer een argumentatie als een vergelijkingsargumentatie wordt gepresenteerd of geïnterpreteerd.
Souder, Lawrence 2003
‘What are we to think about thought experiments?’ In: ARGU, vol. 17, no. 2, pp. 203-217.
De auteur gaat in op de argumentatieve waarde van gedachte-experimenten zoals John Searle's Chinese Kamer en Judith Jarvis Thomsons bewusteloze violist. Hoewel deze experimenten vaak om hun fictionele karakter verworpen worden, zijn ze volgens de auteur in de ethiek en de filosofie altijd heel productief geweest doordat ze vele varianten hebben voortgebracht die mede door hun variatie in stijl en mate van detaillering een goed inzicht geven in de filosofische uitgangspunten van degenen die ze hebben geformuleerd.
Tindale, Christopher 2003
ARGU, vol. 17, no. 2, pp. 257-261.
Bespreking van Josina M. Makau and Debian L. Marty (2001, eds.), Cooperative argumentation. A model of deliberative community. Waveland Press, Inc., Prospect Heights, Illinois.
Toulmin, S.E. 2003
The uses of argument. Updated edition. Cambridge: Cambridge University Press. Nieuwe druk van Toulmins welbekende boek uit 1958. Met een voorwoord van Frans van Eemeren.
| |
| |
Vassiliev, Lev G. 2003
‘Rational comprehension of arguments in theoretical texts: A program for an argumentative-linguistic approach’. In: ARGU, vol. 17, no. 1, pp. 21-34.
De auteur presenteert een linguïstische methode voor het interpreteren van redeneringen die is gebaseerd op semiotische principes van tekstbegrip. Volgens hem zijn zowel de vorm als de inhoud van argumenten van cruciaal belang voor het begrijpen van argumentatieve teksten. Hij vat een recipiënt van een argumentatieve tekst op als een rationele beoordelaar die alle relevante aspecten van de te beoordelen argumentatie in overweging tracht te nemen om daardoor te kunnen vaststellen of de argumentatie consistent is. Een nieuwe linguïstische interpretatie van het syllogisme kan volgens de auteur behulpzaam zijn om het tekstbegrip van een dergelijke recipiënt te analyseren.
Waes, Luuk van, Cuvelier, Pol, Jacobs, Geert & Ridder, Isabelle de (red.) 2003
Studies in taalbeheersing 1. Assen: Van Gorcum.
In deze bundel zijn bijdragen opgenomen aan het negende VIOT-congres dat dit keer onder de naam VioT 2002 werd gehouden in Antwerpen. De bijdragen aan het congresthema Argumentatie en retorica, die in de bundel niet als bijdragen aan dit thema zijn te herkennen, komen van Bas Andeweg en Jaap de Jong over de inleidingstechnieken van ministeriële speechschrijvers, Antoine Braet over exordiale en peroratieve argumentaties, Frans van Eemeren, Bart Garssen en Bert Meuffels over het argumentum ad consequentiam en over de oordelen van gewone taalgebruikers over de drogreden van het ontduiken van de bewijslast, Frans van Eemeren en Peter Houtlosser over strategisch manoeuvreren en drogredenen, Eveline Feteris over teleologische argumentatie in het recht, Hans Hoeken en Lettica Hustinx over de invloed van de voorbeeldgeschiedenis in een fondswervingbrief op de toepassing van de eigen-schuldvuistregel, Jos Hornikx over de relatieve frequentie van evidentietypen in Nederlandse en Franse persuasieve voorlichtingsbrochures, Hen- rike Jansen over redeneren op grond van tegenstellingen in juridische discussies, Erik C.W. Krabbe over de pragmatiek van deductieve discussiezetten, Jan Albert van Laar over het geven van kritiek op dubbelzinnige discussiebijdragen, Margot van Mulken, Renske van Enschot-van Dijk en Hans Hoeken over de waardering van woordspelingen in advertentieslogans, José Plug over de interpretatie van juridische argumentatie, Agnès van Rees over indicatoren van dissociatie, Peter Jan Schellens en Luuk Lagerwerf over pragmatische argumentatie in de discussie over biotechnologie en voedsel en Francisca Snoeck Henkemans over indicatoren van complexe argumentatie.
Walton, Douglas N. 2003a
Ethical argumentation. Lanham, MD: Lexington Books.
In dit boek wordt met behulp van inzichten uit de argumentatietheorie getracht een brug te slaan tussen de toegepaste ethiek en de ethische theorievorming. De auteur ontwikkelt een dialogisch model voor de rechtvaardiging van ethische uitspraken waarin onder meer de kritische vragen worden geformuleerd waar de rechtvaardiging van een ethische uitspraak volgens hem dient te voldoen en een methode wordt aangereikt om emotieve termen en persuasieve definities te ‘deconstrueren’.
Walton, Douglas 2003b
‘The interrogation as a type of dialogue’. In: JoP, vol. 35, no. 12, pp. l77l-1802.
In dit artikel karakteriseert de auteur ondervragingen als een specifiek dialoogtype. | |
| |
Hij classificeert ondervragingen als een subtype van de informatieve dialogen en stelt vervolgens een normatief model van ondervragingen op waarin is gespecificeerd welke doelen er in een ondervraging worden nagestreefd, aan welke regels ze moeten voldoen, wat de betrokken partijen zijn en wat voor technieken erin worden gebruikt. De belangrijkste vraag die vervolgens moet worden beantwoord is volgens hem in hoeverre argumentatie in ondervragingen sowieso legitiem is en zoja, onder welke voorwaarden. Hij tracht die vraag te beantwoorden met behulp van een aantal voorbeeldanalyses van ondervragingen.
Weger Jr., Harry & Aakhus, Mark 2003
‘Arguing in internet chat rooms: Argumentative adaptations to chat room design and some consequences for public deliberation at a distance’. In: AA, vol. 39, no. 4, pp. 23-39.
In dit artikel wordt onderzocht hoe het ontwerp van communicatie via het internet kan bijdragen aan het voeren van redelijke maatschappelijke discussies. Dialogen in zogenoemde ‘chat rooms’ staan volgens de auteurs het dichtst bij de gewone conversatie en lenen zich daarom het best voor dergelijke discussies. Om te kunnen bepalen hoe dialogen in ‘chat rooms’ in overeenstemming kunnen worden gebracht met een ideaalmodel voor kritische discussie zoals dat in de pragma-dialectische argumentatietheorie is ontwikkeld gaan ze na wat de procedurele verschillen tussen een kritische discussie en een dialoog in een ‘chat room’ zijn
Woods, John 2003a
Agenda relevance. A study in formal pragmatics. In dit boek worden vier economische principes geformuleerd die volgens de auteur bepalend zijn voor de werking van de menselijke cognitie. Dit zijn de mate waarin een individu in staat is (a) irrelevante informatie terzijde te schuiven, (b) abductieve gedachtesprongen te maken, (c) systematisch gebruik te maken van wat in de argumentatietheorie in de regel drogredenen worden genoemd en (d) in de interactie met anderen op efficiënte wijze informatie te verkrijgen. De auteur betoogt dat geen van de standaardanalyses van de concepten ‘relevantie’, ‘abductie’, ‘drogreden’ en ‘dialoog’ toereikend is om de complexe rol van deze vier principes in het praktische redeneren op afdoende wijze te analyseren. Daarvoor is volgens hem ofwel een substantiële uitwerking van de bestaande analyses ofwel een geheel nieuwe conceptualisering nodig, die hij in het boek onderneemt.
Woods, John 2003b
Paradox and inconsistency. Conflict resolution in the abstract sciences.
In dit boek wordt een aantal strategieën ontwikkeld om diepe conflicten in de logica en het grondslagenonderzoek in de wiskunde te beslechten of onschadelijk te maken. Een van de onderwerpen waarop daarbij uitvoerig wordt ingegaan is dat van de veronderstelde aantasting van de filosofie van de logica, de taalfilosofie en de argumentatietheorie door het logisch pluralisme.
|
|