Tijdschrift voor Taalbeheersing. Jaargang 26
(2004)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Taalbeheersing– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 116]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Eveline T. Feteris
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1. InleidingIn hun beslissing gebruiken rechters vaak argumentatie waarin zij wijzen op de gevolgen van toepassing van een rechtsregel in het concrete geval. In de rechtstheorie wordt een verwijzing naar de gevolgen van de beslissing in principe als een deugdelijke manier van argumenteren gezien. Er is echter een bepaalde vorm van argumentatie op basis van gevolgen die tegenwoordig steeds vaker gebruikt wordt maar die wel omstreden is. Bij deze vorm van argumentatie doet de rechter een beroep op een ‘redelijke wetstoepassing’ ter verdediging van de beslissing om een regel in een concreet geval op grond van de onaanvaardbare gevolgen niet strikt toe te passen. In de volgende zaak maakt de Hoge Raad gebruik van zo'n redelijke wetstoepassing. Hij pleit ervoor het toepassingsbereik van de regel uit te breiden om zo een onaanvaardbaar resultaat te voorkomen. In deze zaak heeft de man een kind verwekt maar overlijdt hij zo kort na de verwekking van het kind dat hij niet op de hoogte kan zijn van de zwangerschap. Op grond van artikel 1:215 van het Burgerlijk Wetboek is erkenning na overlijden van de man mogelijk als de man kennis draagt van de zwangerschap en voornemens was de moeder te huwen. De moeder vraagt de Hoge Raad de man toch als wettige vader van het kind te erkennen hoewel de wet dit strikt genomen niet mogelijk maakt omdat kennis van de zwangerschap vereist is. De Hoge Raad beslist in deze zaak het volgende: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 117]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(...) Strikte toepassing van dit vereiste zou in een geval als het onderhavige leiden tot een onaanvaardbaar resultaat, dat de wetgever kennelijk niet voor ogen heeft gehad: aan het kind wordt de staat van wettig kind onthouden op grond van de enkele omstandigheid dat de vader zo kort na de verwekking is overleden dat hij de zwangerschap niet kon kennen. De strekking van de bepaling - wettiging van een nog niet erkend kind mogelijk te maken in gevallen waarin een voorgenomen huwelijk geen doorgang kan vinden door overlijden van de vader - noopt niet tot aanvaarding van dit resultaat. Een redelijke wetstoepassing brengt dan ook mede (curs. E.F.) dat de hier bij de verhoren gebleken feiten voldoende zijn, te weten dat de vader de wens had om een kind bij de moeder te verwekken en dat de moeder de vader in kennis zou hebben gesteld van haar zwangerschap zodra dit mogelijk zou zijn geweest. (Hoge Raad 3 december 1992, NJ 1993, 731). De Hoge Raad betoogt dat de rechtsregel in dit geval niet strikt moet worden toegepast, omdat strikte toepassing het onaanvaardbare gevolg zou hebben dat het kind de status van wettig kind wordt onthouden, wat strijdig zou zijn met het doel van de regel. Een redelijke wetstoepassing houdt volgens de Hoge Raad in dat de regel zo moet worden toegepast dat een resultaat bereikt wordt dat in overeenstemming is met de bedoeling van de wetgever, namelijk wettiging van een nog niet erkend kind mogelijk te maken in een situatie waarin een voorgenomen huwelijk niet plaats kan vinden door overlijden van de vader.
Volgens sommige juridische auteurs is dergelijke argumentatie op basis van onaanvaardbare gevolgen gebaseerd op een redelijke wetstoepassing een minder geslaagde vorm van argumentatie omdat de rechter achter de ‘redelijkheid’ vaak overwegingen verbergt die hij eigenlijk zou moeten vermelden.Ga naar eind1 Zij beschouwen het als een vorm van ‘verhullend argumenteren’ waarbij de eigenlijke gronden voor de beslissing verborgen blijven. Anderen zijn van mening dat dergelijke argumentatie aanvaardbaar kan zijn als hij maar aangevuld of ondersteund wordt door andere argumenten.Ga naar eind2 Omdat deze vorm van argumentatie veel gebruikt wordt maar toch omstreden is, is het interessant om eens preciezer te onderzoeken hoe de argumentatie eruit zou moeten zien om een deugdelijke rechtvaardiging van een juridische beslissing te kunnen vormen. Noch in de internationale rechtstheoretische literatuur, noch in de Nederlandse rechtswetenschappelijke literatuur waarin deze vorm van argumentatie wordt besproken wordt echter duidelijk aangegeven wat argumentatie op basis van onaanvaardbare gevolgen, al dan niet in de context van een redelijke wetstoepassing, precies inhoudt en onder welke voorwaarden dergelijke argumentatie deugdelijk zou kunnen zijn. In deze bijdrage probeer ik meer duidelijkheid te verschaffen over de functie en de inhoud van dergelijke argumentatie. Het doel is een instrumentarium te ontwikkelen voor de reconstructie van dit type argumentatie dat gebruikt kan worden bij de analyse en beoordeling. Hierbij ga ik als volgt te werk. Eerst bespreek ik in (2) rechtstheoretische inzichten over argumentatie op basis van onaanvaardbare gevolgen als een specifieke vorm van teleologische argumentatie waarbij een beroep wordt gedaan op de bedoeling van een rationele wetgever. Op basis van deze bespreking ontwikkel ik in (3) een pragma-dialectisch model waarin wordt gespecificeerd hoe deze argumentatie er in volledig expliciete vorm uit zou moeten zien en welke kritische vragen in het kader van de beoordeling beantwoord moeten worden. Dit model kan als basis kan dienen voor de analyse en beoordeling. Daarna | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 118]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
geef ik in (4) een exemplarische analyse en beoordeling van twee voorbeelden van argumentatie op basis van onaanvaardbare gevolgen met gebruikmaking van dit pragma-dialectische instrumentarium. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2. Argumentatie op basis van onaanvaardbare gevolgen als een specifieke vorm van teleologische argumentatieIn de rechtstheorie wordt argumentatie op basis van onaanvaardbare gevolgen, ook wel aangeduid als een ‘argument from unacceptability’ of een ‘reductio ad absurdum’, opgevat als een specifieke vorm van teleologische argumentatie.Ga naar eind3 Bij teleologische argumentatie wordt een bepaalde interpretatie van een rechtsregel verdedigd of afgewezen omdat toepassing wel of niet in overeenstemming zou zijn met het doel van de regel. Bij argumentatie op basis van onaanvaardbare gevolgen stelt de rechter dat toepassing in een concreet geval onwenselijk is omdat toepassing gevolgen zou hebben die niet in overeenstemming zijn met het objectieve doel van de regel. Het objectieve doel van de regel is de gereconstrueerde bedoeling van een rationele wetgever die verondersteld wordt te willen dat de resultaten van toepassing van een regel redelijk zijn.Ga naar eind4 Bij argumentatie op basis van onaanvaardbare gevolgen wordt gesteld dat de wetgever, als hij aan het concrete geval had gedacht, een uitzondering zou hebben gemaakt omdat de gevolgen onverenigbaar zijn met het doel van de regel en dus als onaanvaardbaar of onredelijk beschouwd kunnen worden. Wanneer de onaanvaardbare gevolgen expliciet worden verbonden met een rechtvaardige of redelijke toepassing spreekt men wel van een ‘argument from justice’.Ga naar eind5 Volgens Bankowski en MacCormick (1991:370) kan teleologische argumentatie drie verschillende functies vervullen. In de eerste plaats kan het gebruikt worden als eerste-orde argumentatie te verdediging van een bepaalde interpretatie. In de tweede plaats kan het gebruikt worden als tweede-orde argumentatie ter verdediging van de afweging van verschillende interpretaties. Ten derde kan het dienen als ‘cancelling argument’ dat de rechter gebruikt om de rechtvaardigingskracht van een ander argument op te heffen. In deze opvatting zou argumentatie op basis van onaanvaardbare gevolgen als specifieke vorm van objectief-teleologische argumentatie dus een zelfstandige verdediging van een beslissing kunnen vormen of een argument ter verdediging van een bepaalde keuze tussen twee of meer argumenten.
Hoewel in de rechtstheorie aandacht wordt besteed aan de functie van argumentatie op basis van onaanvaardbare gevolgen als middel om een bepaalde interpretatie af te wijzen en een alternatieve interpretatie te verdedigen, wordt geen aandacht besteed aan de vraag hoe dergelijke argumentatie er in het ideale geval uit zou moeten zien. De enige juridische auteur die een beschrijving geeft van de structuur en inhoud van argumentatie op basis van onaanvaardbare gevolgen is de Duitse rechtstheoreticus Alexy. Alexy (1978:345-346) geeft een logische reconstructie van wat hij het Unträgbarkeitsargument noemt:Ga naar eind6
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 119]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Alexy (1978:345) vat dit Unträgbarkeitsargument op als een specifieke vorm van objectiefteleologische argumentatie. Aan objectief-teleologische argumentatie ligt volgens Alexy het algemene argumentatieschema voor doel-middel argumentatie ten grondslag. Alexy geeft zelf echter niet aan hoe argumentatie op onaanvaardbare gevolgen vertaald kan worden in termen van het schema van doel-middel argumentatie. Wanneer argumentatie op basis van onaanvaardbare gevolgen wordt opgevat als een specifieke vorm van objectief teleologische argumentatie zou deze argumentatie, uitgaande van het schema van Alexy, naar mijn mening een complexe argumentatie vormen die bestaat uit een combinatie van de volgende twee argumentaties:
De onaanvaardbaarheid van Y kan als volgt verdedigd worden:
De bedoeling van een rationele wetgever is hier geformuleerd als premisse 2 waarin wordt gesteld dat doel D een rationeel doel is dat objectief wordt voorgeschreven door het geldende rechtssysteem. Deze reconstructie laat zien dat argumentatie op basis van onaanvaardbare gevolgen in een volledig expliciete vorm een complexe vorm van argumentatie is. In paragraaf 3 zal ik aangeven hoe de samenhang tussen de onderdelen van deze complexe argumentatie op een adequate manier gereconstrueerd kan worden.
De vraag naar de aanvaardbaarheid van argumentatie op basis van onaanvaardbare gevolgen kan vanuit een rechtstheoretisch perspectief worden beantwoord op basis van de hiërarchie van interpretatiemethoden. In een internationaal onderzoeksproject naar interpretatieve argumenten in 22 landen geven MacCormick en Summers (1991) een beschrijving van de hiërarchie van interpretatieve argumenten die in de meeste landen gevolgd wordt. Een beroep op onaanvaardbare gevolgen waarbij een beroep wordt gedaan op de objectieve bedoeling van een rationele wetgever wordt door hen gerekend tot de categorie van de teleologisch/evaluatieve argumenten, dat wil zeggen argumenten waarin een beroep wordt gedaan op de gereconstrueerde bedoeling van een rationele wetgever.Ga naar eind7 Dergelijke argumenten zijn op grond van deze hiërarchie aanvaardbaar op voorwaarde dat duidelijk wordt gemaakt waarom linguistische argumenten (waarin verwezen wordt naar de beteke- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 120]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
nis van de door de wetgever gebruikte termen) of systematische argumenten (waarbij wordt verwezen naar samenhang met andere regels) geen aanvaardbare oplossing bieden. De ratio van deze hiërarchie is dat vanuit het perspectief van de rechtszekerheid die interpretatie de voorkeur verdient die het dichtst blijft bij de expliciete woorden en bedoeling van de historische wetgever. Teleologisch/evaluatieve argumenten waarbij een beroep wordt gedaan op de gereconstrueerde doelen van de wetgever komen pas in aanmerking als de andere argumenten geen bevredigende oplossing bieden. Als een rechter een beroep doet op het feit dat de gevolgen in het concrete geval in strijd zouden zijn met de objectieve bedoeling van een rationele wetgever, de ratio legis, zal hij volgens deze hiërarchie in de eerste plaats moeten verantwoorden waarom de andere interpretaties in het concrete geval geen bevredigende oplossing bieden en zal hij in de tweede plaats moeten aangeven wat de bedoeling van een rationele wetgever precies is en op grond van welke doelen, beginselen en waarden deze rationele bedoeling gereconstrueerd kan worden.
Op basis van de hiervoor besproken hiërarchie brengt de keuze om een regel in een concreet geval op grond van de onaanvaardbare gevolgen niet strikt toe te passen voor de rechter een extra zware verdedigingsplicht mee. Vanuit het perspectief van de hiërarchie van interpretatiemethoden moet hij verantwoorden waarom een linguistische en een systematische interpretatie geen bevredigende oplossing bieden. Dit kan hij doen door aan te geven dat de gevolgen van een dergelijke interpretatie in het concrete geval onaanvaardbaar zijn. Ter verdediging hiervan zal hij moeten aangeven dat zij strijdig zijn met de bedoelingen van een rationele wetgever. En ter verdediging daarvan zal hij moeten verwijzen naar de doelen, principes en waarden die aan het (betreffende deel van het) rechtssysteem ten grondslag liggen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3. Een pragma-dialectische reconstructie van argumentatie op basis van onaanvaardbare gevolgen bij een redelijke wetstoepassingIn de vorige paragraaf heb ik aangegeven wat de functie is van argumentatie op basis van onaanvaardbare gevolgen als een specifieke vorm van objectief-teleologische argumentatie en wat de inhoud is van de argumentatie. Ook heb ik aangegeven hoe de eisen die voor dergelijke argumentatie uit de hiërarchie van interpretatiemethoden voortvloeien vertaald kunnen worden in termen van de verdedigingsplicht van de rechter. In het volgende zal ik vanuit een pragma-dialectisch perspectief aangeven hoe argumentatie op basis van gevolgen op een adequate manier gereconstrueerd kan worden als een vorm van complexe argumentatie. Ik maak duidelijk hoe een complete volledig geëxpliciteerde argumentatie eruit ziet en hoe de onderdelen van de argumentatie samenhangen. Op basis van deze reconstructie zal ik duidelijk maken onder welke voorwaarden argumentatie op basis van onaanvaardbare gevolgen in de context van een redelijke wetstoepassing als deugdelijk beschouwd kan worden.
De rechter moet zijn beslissing om de regel in het concrete geval niet strikt toe te passen op het eerste niveau verdedigen met hoofdargumentatie die gekarakteriseerd kan worden als | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 121]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de negatieve variant van pragmatische argumentatie (dat wil zeggen argumentatie waarbij een bepaalde handelwijze wordt aanbevolen of afgeraden op grond van de gevolgen ervan):Ga naar eind8
Ter verdediging van het argument 1.1b, dat Y (vanuit een juridisch perspectief) onaanvaardbaar is, moet volgens de rechtstheoretische inzichten bij dit soort argumentatie worden verwezen naar de gereconstrueerde objectieve bedoeling van een rationele wetgever. Deze argumentatie op het niveau van de subargumentatie kan vanuit een pragma-dialectisch perspectief als volgt gereconstrueerd worden:Ga naar eind9
Ter ondersteuning van het argument 1.1b.1b kan vervolgens het volgende argument op het niveau van de subsubargumentatie worden gereconstrueerd:
Deze reconstructie laat zien dat een volledig expliciete argumentatie op basis van onaanvaardbare gevolgen bij een redelijke wetstoepassing in het ideale geval bestaat uit drie niveaus van onderschikkende argumentatie.
Als een rechter op grond van de onaanvaardbare gevolgen beslist dat de regel niet strikt moet worden toegepast beslist hij vaak ook tegelijkertijd dat de regel wel in een andere ruimere interpretatie moet worden toegepast. Die ruimere interpretatie verdedigt hij dan met objectief-teleologische argumentatie waarin hij betoogt dat die ruime interpretatie in overeenstemming is met de objectieve bedoeling van een rationele wetgever. In de reconstructie wordt de argumentatie dan complexer omdat de rechter zowel het negatieve standpunt inneemt dat de regel niet in een beperkte strikte betekenis R' moet worden toegepast en het positieve standpunt dat hij wel in een andere ruimere betekenis R’’ moet worden opgevat. Het complexe standpunt dat bestaat uit een afwijzing van R’ en een keuze voor R’’ wordt verdedigd met een complexe nevenschikkende argumentatie die is samengesteld uit een combinatie van een verdediging van de afwijzing van R’ en een verdediging van een keuze voor R’’: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 122]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De argumentaties dienen elk weer verdedigd te worden. De onaanvaardbaarheid vanY' zal verdedigd moeten worden met de hierboven beschreven keten van onderschikkende argumentatie, de aanvaardbaarheid vanY’’ met de positieve variant van deze keten waarbij erop wordt gewezen datY’’ in overeenstemming is met het doel van de regel. Om de argumentatie compleet te maken moet de afweging van de twee interpretaties op basis van de bedoeling van een rationele wetgever als complementerend argument worden geëxpliciteerd: Als strikte toepassing van R (R') zou leiden totY' dat onaanvaardbaar is omdat het in strijd is met het doel van de regel, en als ruime toepassing van R (R’’) zou leiden tot Y’’ dat aanvaardbaar is omdat het verenigbaar is met het doel van de regel, dan is toepassing van R in de ruime zin R’’ te verkiezen boven toepassing in de strikte zin van R’ Deze reconstructie laat zien dat argumentatie met een beroep op onaanvaardbare gevolgen bij een redelijke wetstoepassing gereconstrueerd kan worden als een complexe vorm van argumentatie die in de meest eenvoudige vorm bestaat uit een keten van onderschikkende argumentaties. De reconstructie laat ook zien dat als naast een afwijzing van een toepassing in strikte zin wordt voorgesteld om de regel in ruime zin toe te passen, en er dus sprake is van twee tegengestelde standpunten, op het hoofdniveau nevenschikkende argumentatie bestaande uit twee pragmatische argumentaties gereconstrueerd moet worden. De reconstructie maakt ook duidelijk dat deze twee argumentaties (die elk weer ondersteund moeten worden met een keten van onderschikkende argumentaties) moeten worden afgewogen op basis van verenigbaarheid met de bedoeling van een rationele wetgever die geen resultaat wil dat strijdig is met het doel van de regel.
De ratio voor de complexiteit van de onderschikkende argumentatie kan vanuit een prag- ma-dialectisch perspectief verklaard worden op grond van de verdedigingsplicht die de rechter heeft ten aanzien van het beantwoorden van de kritische vragen die bij pragmatische argumentatie gesteld kunnen worden. In Feteris (1997, 2004) heb ik aangegeven welke verschillende soorten kritische vragen bij pragmatische argumentatie in het recht relevant zijn. De complexiteit van de onderschikkende argumentatie die ik hierboven gereconstrueerd heb, heeft te maken met de verplichting van de rechter antwoord te geven op de kritische vraag bij het argument 1.1b waarom de gevolgen Y’ onaanvaardbaar zijn.Ga naar eind10 Zoals ik in (2) beargumenteerd heb, is de rechter op grond van de rechtstheoretische inzichten verplicht aan te geven waarom de gevolgen van toepassing van R in de strikte zin van R’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 123]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
onaanvaardbaar zijn, door aan te geven dat zij strijdig zijn met de objectieve bedoeling van een rationele wetgever en door te specificeren wat die bedoelingen precies zijn. Het antwoord op deze kritische vraag vormt de argumentatie bestaande uit 1.1b.1a en 1.1b.1b. Vervolgens zal hij antwoord moeten geven op de kritische vraag bij 1.1b.1b door aan te geven op welke doelen, principes en waarden die objectieve bedoeling precies gebaseerd is. Deze argumentatie heb ik gereconstrueerd als 1.1b.1b.1. De complexiteit van de nevenschikkende argumentatie die ik hierboven gereconstrueerd heb, heeft te maken met de verdedigingsplicht van de rechter wanneer hij een ruime toepassing verkiest boven een strikte toepassing. Hij moet dan zowel verdedigen waarom hij een strikte toepassing afwijst als waarom hij een ruime toepassing prefereert. De extra kritische vraag die hierbij beantwoord moet worden is op welke afweging deze keuze is gebaseerd. Het antwoord op deze kritische vraag is het argument dat ik als (1.1a-1.1b-1.1c- 1.1d’) heb gereconstrueerd. Dit argument kan eventueel ondersteund worden met argumentatie waarin wordt gewezen op de functie van rechtsregels als instrument om bepaalde juridische en sociale doelen te verwezenlijken.
De pragma-dialectische reconstructie van de twee complexe vormen van argumentatie op basis van onaanvaardbare gevolgen vormt een model waarin de verschillende onderdelen die juridisch gezien in het ideale geval in volledig expliciete vorm vertegenwoordigd zouden moeten zijn, worden gespecificeerd. Het model maakt duidelijk welke functie de verschillende onderdelen hebben en hoe de samenhang tussen de onderdelen gereconstrueerd moet worden. Het model biedt een instrument dat gebruikt kan worden bij de analyse en beoordeling. Voor de analyse biedt het een heuristisch hulpmiddel om de elementen van de argumentatie te reconstrueren die relevant zijn in verband met de verdedigingsplicht van de rechter. Het biedt een hulpmiddel om de expliciete elementen een plaats te geven, impliciete elementen te expliciteren en de onderlinge relatie tussen de verschillende elementen duidelijk te maken. Vanuit het perspectief van de beoordeling maakt het duidelijk welke aspecten van de argumentatie aan kritiek onderworpen moeten worden. Ik heb laten zien dat de onderschikkende argumentatie op het tweede niveau opgevat kan worden als reactie op een kritische vraag bij de argumentatie op het eerste niveau en de argumentatie op het derde niveau als reactie op een kritische vraag bij de argumentatie op het tweede niveau. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4. Een exemplarische analyse van argumentatie op basis van onaanvaardbare gevolgen met een beroep op een redelijke wetstoepassingIn het volgende maak ik gebruik van het hiervoor ontwikkelde instrumentarium voor een exemplarische analyse van twee uitspraken van de Hoge Raad waarbij beargumenteerd wordt dat een rechtsregel niet strikt moet worden toegepast omdat dat tot onaanvaardbare gevolgen zou leiden. De Hoge Raad pleit ervoor het toepassingsbereik van de regel uit te breiden op basis van de redelijkheid. Het gaat hierbij om twee zaken waarbij de rechter een strikte toepassing afwijst en kiest voor een ruime toepassing om ervoor te zorgen dat de regel wel van toepassing is. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 124]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In de twee voorbeelden die ik bespreek gaat het over de erkenning van een kind. In het eerste voorbeeld gaat het om het in de inleiding genoemde geval waarbij de vader was gestorven voordat hij kennis had kunnen nemen van de zwangerschap, in het tweede voorbeeld om een geval waarbij de vader voor de geboorte in coma raakte en kort na de geboorte stierf. De vraag in deze twee zaken is of artikel 1:215 BW van toepassing is:Ga naar eind11 art. 1:215 BW: In de eerste zaak is dit artikel strikt genomen niet van toepassing omdat kennis van de zwangerschap vereist is en in het tweede geval niet omdat de vader kort na de geboorte van het kind is overleden. De Hoge Raad beslist in beide gevallen echter dat strikte toepassing onaanvaardbaar zou zijn in het licht van het doel van de regel. Naar de mening van de Hoge Raad brengt een redelijke rechtstoepassing mee dat de regel niet strikt wordt toegepast (wat zou leiden tot een afwijzing van het verzoek tot erkenning) maar op zo'n manier dat aan de voorwaarden is voldaan en het verzoek tot erkenning kan worden gehonoreerd. In de inleiding is de relevante passage uit de uitspraak van de Hoge Raad in de eerste zaak al geciteerd. Hier volgt de relevante passage uit de uitspraak in de tweede zaak: Het zou evenwel tot een onaanvaardbaar resultaat leiden, dat de wetgever kennelijk niet voor ogen heeft gehad, om op grond hiervan een belemmering tegen inwilliging van het verzoek aanwezig te achten. Aldus zou aan het kind als gevolg van de enkele omstandigheid dat de vader, met wie reeds vanaf enkele dagen vóór de geboorte van het kind ten gevolge van ziekte geen enkel contact meer mogelijk was, enkele dagen na de geboorte van het kind is overleden, de staat van wettig kind wordt onthouden. De argumentatie van de Hoge Raad houdt in beide gevallen in dat het resultaat van een strikte toepassing (die zou leiden tot een afwijzing van het verzoek) onaanvaardbaar zou zijn in het licht van het doel van de regel. Naar de mening van de Raad impliceert een redelijke wetstoepassing daarom dat het toepassingsbereik van de regel moet worden uitgebreid in overeenstemming met het doel van de regel (wat leidt tot toewijzing van het verzoek). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 125]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De argumentatie kan in beide gevallen aan de hand van het model gereconstrueerd worden als een complexe argumentatie. De gereconstrueerde argumentatie ziet er op het hoofdniveau als volgt uit (1 verwijst hierbij naar de eerste zaak en 2 naar de tweede zaak):
Op het subniveau bestaat de argumentatie uit een verdediging van 1.1b en 1.1d die in principe hetzelfde is:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 126]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In de twee voorbeelden worden de analogie argumenten 1.1b.1c respectievelijk 1.1d.1c, die als extra aanvullend argument worden gegeven, ondersteund met de volgende argumentatie:Ga naar eind13
De door mij gereconstrueerde argumenten kunnen vrijwel allemaal zonder al te verwrongen vertalingen uit de tekst worden afgeleid. Zo heb ik de uitspraken ‘wat de wetgever kennelijk niet heeft bedoeld’ en ‘de strekking van de bepaling (wettiging van een nog niet erkend kind mogelijk maken in gevallen waarin een voorgenomen huwelijk geen doorgang kan vinden door overlijden van de vader) noopt niet tot aanvaarding van dit resultaat’ gereconstrueerd als het argument 1.1b.1a datY' strijdig is met het doel D van de bepaling, en het argument 1.1b.1c/1.1d.1c als een analogie argument waarin de concrete situatie wordt vergeleken met de situatie die wordt beschreven in de regel. Dit laatste argument en de ondersteuning ervan (1.1b.1c.1/1.1d.1c.1) zijn aanvullingen die hier dienen als versterking van het argument dat, gezien het doel van de regel, het concrete geval valt onder het toepassingsbereik van de regel.
Wat betreft de analyse met behulp van het ontwikkelde model laat de reconstructie van de voorbeelden zien hoe de argumentatie gereconstrueerd moet worden als een complexe vorm van argumentatie bestaande uit verschillende niveaus van onderschikkende argumentatie. De analyse laat ook zien dat de complexiteit van de argumentatie op het hoofdniveau is verbonden met het aantal standpunten dat ter discussie staat. In de twee voorbeelden die ik heb gereconstrueerd, verwerpt de Hoge Raad een toepassing in strikte zin en kiest hij voor een toepassing in ruime zin. De argumentatie op het hoofdniveau laat zien hoe de twee interpretaties worden afgewogen. Aan deze afweging ligt het concept van een rationele wetgever ten grondslag die niet kan willen dat een resultaat van toepassing van een regel in strijd is met het doel van de regel (het argument 1.1a-1.1d’). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 127]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vanuit het perspectief van de beoordeling maakt de reconstructie duidelijk dat de Hoge Raad wat betreft de twee hoofdniveaus van de argumentatie aan zijn verdedigingsplicht voldoet. Wat betreft het onderste niveau geeft de Hoge Raad niet expliciet aan op welke doelen, beginselen en waarden het recht op erkenning door een overleden vader gebaseerd is. Het is echter duidelijk dat de Hoge Raad een voorzichtige poging doet een meer algemeen principe te ontwikkelen, namelijk dat alle gevallen die vergelijkbaar zijn met de situatie waarin de erkenning van een kind onmogelijk is door het overlijden van de vader, vanuit het principe van rechtsgelijkheid, onder de regel vallen. Op basis van de pragma-dialectische reconstructie van deze twee voorbeelden kan duidelijk worden gemaakt dat de algemene kritiek van Nederlandse juristen dat het gebruik van een redelijke wetstoepassing een dekmantel is voor overwegingen waar de rechter niet openlijk voor uit durft te komen als onterecht kan worden aangemerkt. In deze twee voorbeelden blijkt uit de reconstructie dat de rechter formeel gezien aan zijn verdedigingsplicht voldoet door in zijn argumentatie antwoord te geven op de relevante kritische vragen. Hiermee opent de Hoge Raad in elk geval zijn argumentatie voor kritiek. Of de antwoorden op de vragen inhoudelijk bevredigend zijn zal beoordeeld moeten worden op basis van inhoudelijke juridische beoordelingsnormen. Het beroep op de redelijkheid is hier geen dekmantel of retorische formule, maar een inhoudelijk beargumenteerde keuze voor een oplossing die leidt tot aanvaardbare gevolgen die in overeenstemming zijn met het doel van de regel. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5. BesluitIk heb duidelijk gemaakt hoe een integratie van juridische en pragma-dialectische ideeën inzicht kan bieden in de complexe structuur van argumentatie op basis van onaanvaardbare gevolgen bij een redelijke wetstoepassing en onder welke voorwaarden dergelijke argumentatie deugdelijk kan zijn. Voor de rechtstheorie maakt het pragma-dialectische perspectief duidelijk hoe dergelijke argumentatie gereconstrueerd kan worden als een complexe vorm van argumentatie en hoe een volledige rechtvaardiging eruit ziet. Voor de pragma-dialectische argumentatietheorie maakt de reconstructie duidelijk hoe in een specifieke geïnstitutionaliseerde context invulling wordt gegeven aan algemene argumentatieschema's en welke functie een bepaalde combinatie van schema's heeft in een complexe argumentatie ter rechtvaardiging van een juridische beslissing.
In de reconstructie heb ik duidelijk gemaakt dat er in het eenvoudigste geval waarbij een rechter letterlijke toepassing van een regel afwijst, sprake is van een keten van onderschikkende argumentaties bestaande uit pragmatische argumentatie die weer wordt ondersteund door objectief-teleologische argumentatie. In een situatie waarin een afweging wordt gemaakt tussen een afgewezen strikte toepassing en een geprefereerde ruime toepassing bestaat de argumentatie uit nevenschikkende argumentatie waarbij door middel van een waardering van de gevolgen op basis van objectief-teleologische argumentatie een afweging wordt gemaakt. Deze reconstructie biedt een instrumentarium dat als ‘ideaalmodel’ bij de analyse als heuristisch hulpmiddel gebruikt kan worden om de noodzakelijke expliciete en impliciete onderdelen van de argumentatie op te sporen. Voor de beoordeling vormt het een kritisch | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 128]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hulpmiddel om vast te stellen op welke aspecten van de argumentatie kritiek gegeven kan worden. Door een dergelijke systematische reconstructie wordt duidelijk uit welke onderdelen de argumentatie in volledig geëxpliciteerde vorm moet bestaan. Per onderdeel kan dan vervolgens gespecificeerd worden welke kritische vragen relevant zijn. Aan de hand van een integratie van rechtstheoretische inzichten in een pragma-dialectisch kader heb ik aangegeven welke kritische vragen relevant zijn. Wanneer op alle vragen bevredigend antwoord gegeven kan de argumentatie vanuit dit perspectief als deugdelijk worden beschouwd. Op deze manier kan systematisch worden verantwoord onder welke voorwaarden argumentatie waarbij een beroep wordt gedaan op een redelijke wetstoepassing deugdelijk is.
Het pragma-dialectische perspectief biedt een instrumentarium waarmee op een systematische en theoretisch verantwoorde wijze een reconstructie gegeven kan worden van zeer complexe vormen van juridische argumentatie, zoals een beroep op onaanvaardbare gevolgen bij een redelijke wetstoepassing. Dergelijke argumentatie is niet te herleiden tot een eenvoudige objectief-teleologische argumentatie maar vereist, zoals ik heb laten zien, een reconstructie die bestaat uit verschillende vormen van argumentatie op verschillende niveaus. Geen van de rechtstheoretische benaderingen biedt een dergelijk systematisch instrumentarium dat, uitgaande van een basisvorm van argumentatie, het mogelijk maakt de structurele en inhoudelijke aspecten systematisch te reconstrueren.
Ik heb laten zien dat argumentatie op basis van onaanvaardbare gevolgen met een beroep op de redelijkheid een aanvaardbare manier kan zijn om een rechterlijke beslissing te verdedigen als de rechter aan bepaalde verdedigingsverplichtingen voldoet. Wanneer een volledige argumentatie bestaande uit drie niveaus van onderschikkende argumentatie wordt aangevoerd die een antwoord vormt op de relevante kritische vragen is dergelijke argumentatie geen vorm van verhullend argumenteren. Door te verwijzen naar de onaanvaardbaarheid van de verworpen uitkomst en de aanvaardbaarheid van de gekozen uitkomst geeft de rechter een expliciete verantwoording van de afweging tussen een juridisch wenselijke en een juridisch onwenselijke uitkomst. Op deze manier opent hij zijn argumentatie voor rationele kritiek.Ga naar eind14 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 130]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bibliografie
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 131]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|