| |
| |
| |
Bibliografie argumentatietheorie 2001
Eveline Feteris en Peter Houtlosser
Verantwoording
In deze bibliografie wordt een overzicht gegeven van publicaties over argumentatie die in 2001 zijn verschenen (boeken, boekbesprekingen en tijdschriftartikelen). Opgenomen zijn theoretische beschouwingen, verslagen van empirisch onderzoek en praktisch gerichte publicaties. Bij de samenstelling is gebruik gemaakt van boekaankondigingen, periodiek verschijnende bibliografieën en tijdschriften waarin regelmatig artikelen over argumentatie worden gepubliceerd. Om een zo groot mogelijk aantal titels te kunnen opnemen, zijn de annotaties beknopt gehouden.
Er is naar gestreefd de bibliografie zo compleet mogelijk te maken. Wie ervan verzekerd wil zijn dat er in toekomstige bibliografieën geen eigen publicaties over argumentatie ontbreken, wordt verzocht per titel een volledige titelbeschrijving plus een korte annotatie, indien mogelijk vergezeld van een origineel exemplaar of een overdruk, te sturen aan P. Houtlosser, Leerstoelgroep Taalbeheersing, Argumentatietheorie en Retorica, Universiteit van Amsterdam, Spuistraat 134, 1012 VB Amsterdam.
Gebruikte afkortingen
AA |
Argumentation and Advocacy |
ARG |
Argumentation |
IL |
Informal Logic |
PhRh |
Philosophy and Rhetoric |
QJS |
Quarterly Journal of Speech |
TvT |
Tijdschrift voor Taalbeheersing |
* De bijdragen van met een asterisk aangeduide auteurs zijn onder de auteursnaam beschreven. |
| |
| |
| |
Adler, Jonathan 2000 (verschenen 2001)
‘Belief and negation’. In: IL, vol. 20, no. 3, p. 207-222.
De auteur betoogt dat iemand die interne en externe negatie in een intensionele context gelijkstelt (dat willen zeggen, ‘Jan gelooft dat het niet regent’ gelijkstelt aan ‘Jan gelooft niet dat het regent’) een drogreden begaat. Volgens de auteur geeft een spreker of schrijver met een interne negatie een (negatief gestelde) mening, terwijl hij zich daar met een externe negatie juist van onthoudt. De auteur bespreekt de negatieve consequenties van het veronachtzamen van het onderscheid tussen de beide soorten negaties voor het debatteren. De belangrijkste daarvan is ‘zwartwitdenken’.
| |
Andrews, Richard & Sally Mitchell 2001
Essays in argument. London: Middlesex University Press.
In deze bundel zijn vier studies over het onderwijs in argumentatie bijeengebracht die de auteurs in de loop der jaren hebben uitgevoerd. De studies hebben zowel betrekking op het onderwijs in argumentatie op de lagere en de middelbare school als op het onderwijs in argumentatie aan de universiteit. Uitgaande van de discussie die de afgelopen tien jaar in de vakliteratuur over het onderwijs in argumentatie is gevoerd behandelen de auteurs onderwerpen zoals de rol van de leraar en de student in het leren argumenteren, de betekenis van ‘argument’ als term in het onderwijs, de conventionele vorm van argumentatie en alternatieven daarvoor en het belang van argumentatie voor de democratie en het maatschappelijk leven.
| |
Angell, Richard B. 2001
‘Reflections on Henry Webb Johnstone, Jr.’. In: IL, vol. 21, no. 1, p. 1-9.
De auteur herdenkt Henry Johnstone, Jr. en geeft een overzicht van diens belangrijkste filosofische geschriften.
| |
Antaki, Charles & Ivan Leudar 2001
‘Recruiting the record: Using opponents’ exact words in parliamentary argumentation’. In: Text, vol. 21, no. 4, p. 467-488.
De auteurs doen verslag van onderzoek naar de strategische waarde van het citeren van voorgangers in parlementaire debatten. Met name als de geciteerde woorden uit de mond van een partijgenoot van de toegesprokene zijn opgetekend, kunnen ze retorisch krachtig werken.
| |
Bailenson, Jeremy 2001
‘Contrast ratio: Shifting burden of proof in informal arguments’. In: Discourse Processes, vol. 32, no. 1, p. 29-41.
De auteur doet verslag van experimenteel onderzoek naar de bewijslastverdeling in conversationele argumentatie. De resultaten van het onderzoek maken duidelijk dat specifieke conversationele mechanismen van invloed zijn op het al dan niet toewijzen van een bewijslast aan een gespreksdeelnemer.
| |
Balter, S.J. 2001
‘The search for grounds in legal argumentation: A rhetorical analysis of Texas vs Johnson’. In: ARG, vol. 15, no. 4, p. 381-395.
De auteur gaat in op de manier waarop de meerderheid en de minderheid in de Amerikaanse Supreme Court in de zaak Texas v. Johnson het concept publiek (‘audience’) gebruiken in de rechtvaardiging van hun beslissingen. Naar zijn mening biedt deze zaak een goed voorbeeld van hoe een constructie van het publiek gebruikt kan worden om een beslissing te verdedigen.
| |
| |
| |
Bax, Marcel 2001
TvT, jrg. 23, nr. 3, p. 271-273.
Bespreking van M.A. van Rees, ‘We komen er wel uit’: over rationaliteit in probleem-oplossende discussies. Amsterdam: Boom, 1999.
| |
Bertea, Stefano 2001
‘La certezza del diritto nel dibattito teorico-giuridico contemporaneo’ (‘De rechtszekerheid in de hedendaagse rechtstheoretische discussie’). In: Materiali per una stora della cultura giuridica, vol. 31, no. 1, p. 131-164.
De auteur betoogt dat de juridische eis van ‘rechtszekerheid’ voor rechterlijke beslissingen op grond van opvattingen van moderne rechtstheoretische auteurs zoals Habermas, Alexy, MacCormick, Aarnio en Peczenik opgevat moet worden als de eis dat een rechtsbeslissing rationeel te rechtvaardigen is met behulp van argumenten. Bij zijn beslissing moet een rechter laten zien dat de toepassing van het recht in een concreet geval het resultaat is van een rationele argumentatieprocedure. Voor deze procedure geldt zowel de eis dat voldaan moet zijn aan bepaalde procedurele normen als dat wordt aangetoond dat de beslissing coherent is met fundamentele principes van de rechtsorde.
| |
Birrer, Frans 2001
‘Expert advice and argumentation: Some remarks on the work of Douglas Walton’. In: ARG, vol. 15, no. 3, p. 267-275.
De auteur gaat in op de vraag in welke opzichten de ideeën die Walton in zijn boek over argumentatie op basis van de visie van deskundigen (Walton 1997) een uitwerking vormen van ideeën die Walton in eerdere publikaties over ‘information seeking dialogues’, dialogen waarin gezocht wordt naar informatie, heeft ontwikkeld. De auteur sluit af met een aantal suggesties voor verder onderzoek.
| |
Blair, J. Anthony 2000 (verschenen 2001)
IL, vol. 20, no. 2, p. 190-201.
Bespreking van Chr. Tindale (1999), Acts of arguing: A rhetorical model of argument. Albany, NY: State University of New York Press.
| |
Blair, J. Anthony 2001
‘Walton's argumentation schemes for presumptive reasoning: A critique and development’. In: ARG, vol. 15, no. 4, p. 365-379.
De auteur geeft aan in welke opzichten Waltons boek Argumentation schemes for presumptive reasoning (1996) een bijdrage levert aan de theorievorming op het gebied van argumentatieschema's. Hij gaat in op Walton's ideeën over de relatie tussen argumentatie en redeneren, het onderscheid tussen deductief en presumptief redeneren, de oorsprong van argumentatieschema's en hun rechtvaardigigingskracht, en de verantwoording van de kritische vragen die met de schema's verbonden zijn.
| |
Bons, J.A.E. 2001
ARG, vol. 15, no. 3, p. 363-364.
Bespreking van Takis Poulakis, Speaking for the polis. Isocrates’ rhetorical education. Columbia, SC: University of South Carolina Press, 1997.
| |
Braet, Antoine 2001a
‘Argumenteren met anekdoten’. In: TvT, jrg. 23, nr. 2, p. 145-156.
In deze verkorte versie van de oratie van de auteur worden twee vormen van de retorische techniek van het amplificeren besproken: de inhoudelijke en de stilistische. De auteur betoogt dat de techniek van het amplificeren op een redelijke manier kan worden gebruikt in anekdotische argumentatie, die in feite als een symbiose tussen amplificatie en argumentatie kan worden beschouwd.
| |
| |
| |
Braet, Antoine 2001b
‘De oudste typologie van argumentatieschema's’. In: TvT, jrg. 23, nr. 4, p. 319-338. De auteur betoogt dat de Rhetorica ad Alexandrum de oudste typologie van argumentatieschema's in de Westerse geschiedenis van de argumentatieleer bevat. De typologie wordt beschreven en vergeleken met hedendaagse typologieën.
| |
Brandt, Corine van den, Nuria Dominguez & Hans Hoeken 2001
‘De relatieve overtuigingskracht van waarde-appèls in Nederlandse en Spaanse advertenties. Spelen cultuurverschillen een rol?’ In: Toegepaste Taalwetenschap in Artikelen, jrg. 66, nr. 2, p. 101-112.
De auteurs doen verslag van experimenteel onderzoek naar de invloed van cultuurverschillen op de relatieve overtuigingskracht van het doen van een beroep op waarden in Nederlandse en Spaanse advertenties.
| |
Brookey, Robert Alan 2001
‘Bio-rhetoric, background beliefs, and the biology of homosexuality’. In: AA, vol. 37, no. 4, p. 171-183.
De auteur combineert een theorie over ‘bioretorica’ en een theorie over assumpties in een argumentatieve analyse van het biologisch onderzoek naar mannelijke homosexualiteit. Zijn conclusie is dat dit onderzoek de rechten van homosexuelen in bioretorisch opzicht geen goed doet omdat het stoelt op de verkeerde veronderstellingen.
| |
Cattani, Adelino 2001
Botta e risposta. L'arte della replica (Oog om oog: de kunst van de repliek)’. Bologna: Il Mulino.
De auteur ontwikkelt een typologie van vijf soorten debatten, variërend van ‘coöperatieve dialogen’ tot ‘conflictuele polemieken’. Hij geeft een overzicht van de retorische en dialectische tradities van ‘Dissoi Logoi’ en ‘Controversiae’. De auteur formuleert twee tegengestelde systemen van regels: ‘regels voor welgemanierde discussianten’ en regels voor ‘zetten voor perfecte discussianten’. De twee systemen komen uiteindelijk bij elkaar in een systeem van tien regels voor een vrij en effectief debat.
| |
Cohen, Daniel H. 2001
‘Evaluating arguments and making metaarguments’. In: IL, vol. 21, no. 2, p. 73-84. De auteur betoogt dat in een goede beoordeling van argumentatie in elk geval gekeken wordt naar de sterkte van de afleiding die in de argumentatie wordt gemaakt, naar de mate waarin in de argumentatie wordt ingegaan op bezwaren van mogelijke opponenten en naar de effectiviteit van de rationele overtuigingspoging die met de argumentatie wordt ondernomen. Deze criteria kunnen volgens de auteur alleen op een zinvolle manier met elkaar in verband worden gebracht als wordt uitgegaan van het principe van meta-rationaliteit, dat inhoudt dat het rationele redeneren ook altijd het redeneren over rationaliteit betekent.
| |
Combs, Steven C. 2000 (verschenen 2001)
‘Analysis of legal issues’. In: IL, vol. 20, no. 3, Teaching Supplement, p. 69-72.
Korte verhandeling ten behoeve van het onderwijs over de identificatie en analyse van statuskwesties.
| |
Cros, Anna 2001
‘Teaching by convincing: Strategies of argumentation in lectures’. In: ARG, vol. 15, no. 2, p. 191-206.
De auteur geeft een beschrijving van de argumentatiestrategieën die docenten op de universiteit gebruiken om tijdens hun eerste les de sociale afstand met de studen- | |
| |
ten duidelijk te maken. Op basis van een analyse van verschillende voorbeelden concludeert ze dat docenten gebruik maken van een combinatie van twee strategieën, het bewaren van afstand en het zoeken van toenadering, met het doel een evenwicht te bereiken dat hen in staat stelt zowel hun autoriteit behouden als open te staan voor de studenten.
| |
Crosswhite, James 2001
‘Con amore: Henry Johnstone's philosophy of argumentation’. In: IL, vol. 21, no. 1, p. 25-40.
De auteur betoogt dat Johnstones pogingen om een formele ethiek van retorica en argumentatie te ontwikkelen mislukt zijn omdat zo'n ethiek strijdig is met andere opvattingen van Johnstone over een ethiek van argumentatie. Johnstone was volgens de auteur dichter bij die opvattingen gebleven als hij een ethiek van de deugden had ontwikkeld.
| |
Depew, David 2001
‘The new philosophy of science and its lessons’. In: ARG, vol. 15, no. 1, p. 9-20. De auteur betoogt dat op basis van ideeën van moderne wetenschapsfilosofen het traditionele beeld van de wetenschap moet woren bijgesteld. Eerst schetst hij het traditionele beeld van wetenschap dat inhoudt dat wetenschappelijke theorieën bestaan uit universele uitspraken die ondersteund of gefalsifieerd worden door middel van experimentele voorspellingen. Daarna bespreekt hij de wijzigingen die in dit beeld moeten worden aangebracht op grond van recente inzichten uit de wetenschapsfilosofie.
| |
Dolinina, Inga 2001
‘Theoretical’ and ‘empirical’ reasoning modes from a neurological perspective’. In: ARG, vol. 15, no. 2, p. 117-134.
De auteur laat zien dat het onderscheid tussen twee manieren van redeneren, de theoretische formele manier en de empirische niet-formele manier, kan worden gerechtvaardigd op grond van verschillende soorten onderzoek. Zij bespreekt eerst ontwikkelingspsychologisch onderzoek waaruit blijkt dat bij mensen een ontwikkeling van een empirische methode naar een theoretische methode kan worden waargenomen. Daarna bespreekt ze neurologisch onderzoek waaruit blijkt dat elk van de twee manieren van redeneren is verbonden met een bepaalde hersenhelft.
| |
Dominicy, Marc & Madeleine Frédéric 2001
La mise en scène des valeurs. La rhétorique de l'éloge et du blâme. Lausanne: Delachaux & Niestlé.
Bundel over het epideictische genre, met een inleiding van de samenstellers. Uitgaande van het idee dat epideictische teksten zich op het grensvlak van de retorica en de poëtica bevinden, houden de auteurs zich in deze bundel bezig met allerlei onderwerpen die verband houden met het epideictische genre. Aan de orde komen onder meer de rationaliteit van het epid-eictische genre, de emotionele aspecten van epideictische teksten en de relatie tussen epideictiek en besliskunde. Daarnaast zijn drie analyses van epideictische redes opgenomen.
| |
Eemeren, Frans H. van 2001
‘Toulmin en Perelman’. In: Lampas, jrg. 34, nrs. 4 en 5, p. 406-423.
De auteur belicht de retorische bijdrage die Toulmin en Perelman aan de studie van argumentatie hebben geleverd. Tevens wordt aangegeven welke rol de inzichten van beide theoretici kunnen spelen in het verenigen van een retorisch en een dialectisch perspectief op argumentatie.
| |
| |
| |
Eemeren, Frans H. van (ed.) 2001
Crucial concepts in argumentation theory. Amsterdam: Amsterdam University Press. Dit boek biedt een overzicht van onderzoek naar concepten, methoden en instituties die een cruciale rol spelen in de moderne argumentatietheorie. Na een overzicht van de verschillende theoretische benaderingen in de hedendaagse studie van argumentatie, doen verschillende auteurs achtereenvolgens verslag van historisch en systematisch onderzoek naar de pragmalinguïstische en dialectische eigenschappen van standpunten, verzwegen argumenten, argumentatieschema's en argumentatiestructuren. Daarna volgen hoofdstukken over drogredenen, het analyseren en reconstrueren van argumentatief taalgebruik en de analyse van argumentatie in institutionele contexten, met name het recht. Elk artikel bevat een uitgebreide bibliografie waarin alle relevante literatuur voor verdere studie is opgenomen.
| |
Eemeren, Frans H. van & Bart Garssen 2001
‘Betogende teksten: retorisch en dialectisch schrijven en herschrijven’. In: Tekst[blad], jrg. 7, nr. 1, 7-13.
De auteurs laten zien hoe het gebruik van een analytisch overzicht de schrijver van een betogende tekst kan helpen zijn betoog te structureren en zelfkritisch te beoordelen, zodat het betoog toegankelijker kan worden gemaakt en beter van kwaliteit.
| |
Eemeren, Frans H. van, Bart Garssen & Bert Meuffels 2001
‘De pragmatische vrijheidsregel empirisch onderzocht’. In: TvT, jrg. 23, nr. 2, p. 106-131.
In dit artikel wordt verslag gedaan van experimenteel onderzoek naar de redelijkheidsoordelen van gewone taalgebruikers over overtredingen van de pragma-dialectische discussieregel die discussianten verbiedt elkaar te belemmeren een bepaald standpunt naar voren te brengen of in twijfel te trekken.
| |
Eemeren, Frans H. van, Rob Groot-endorst & Francisca Snoeck Henkemans 2001
Argumentatie. Inleiding in het analyseren, beoordelen en houden van betogen. 2e herziene druk. Groningen: Martinus Nijhoff.
Tweede, ingrijpend herziene druk van het in 1995 bij Wolters-Noordhoff verschenen leerboek over de analyse, beoordeling en presentatie van argumentatie.
| |
Eemeren, Frans H. van & Peter Hout-losser 2001a
‘Clear thinking in troubled times’: An integrated pragma-dialectical analysis’. In: IL, vol. 21, no. 2, Teaching Supplement, p. 17-30.
De auteurs betrekken retorische overwegingen in een pragma-dialectische analyse en beoordeling van deze door Shell gepubliceerde advertorial.
| |
Eemeren, Frans H. van & Peter Hout-losser 2001b
‘Managing disagreement: Rhetorical analysis within a dialectical framework’. In: AA, vol. 37, no. 3, p. 150-157.
De auteurs bepleiten een integratie van retorische, pragmatische en dialectische inzichten in de pragma-dialectische methode voor het analyseren van argumentatieve teksten. Zij illustreren hun voorstel aan de hand van een analyse van de strategische aspecten van de wijze waarop in de discussie over de vossenjacht in Groot-Brittannië de verschillende standpunten naar voren werden gebracht.
| |
Ennis, Robert H. 2001
‘Argument appraisal strategy: A comprehensive approach’. In: IL, vol. 21, no. 2, p. 97-140.
| |
| |
De auteur stelt een strategie voor de beoordeling van argumentatie voor waarin eerst verschillende beoordelingsnor-men worden onderscheiden, deze normen vervolgens successievelijk worden toegepast in combinatie met een toekenning van assumpties volgens een procédé waarin rekening wordt gehouden met de doelen van de beoordelaar en met de modaliteiten van het redeneren.
| |
Feteris, Eveline T. & Peter Houtlosser 2001
‘Bibliography argumentation studies 1999’. In: ARG, vol. 15, no. 3, p. 347-362. Geannoteerde bibliografie van studies over argumentatie die in 1999 zijn gepubliceerd.
| |
Feteris, Eveline T. & Peter Houtlosser 2001
‘Bibliografie argumentatietheorie 2000’. In: TvT, jrg. 23, nr. 4, p. 354-371. Geannoteerde bibliografie van studies over argumentatie die in 2000 zijn gepubliceerd.
| |
Finnegan, Cara A. 2001
‘The naturalistic enthymeme and visual argument: Photographic representation in the ‘skull controversy’. In: AA, vol. 37, no. 3, p. 133-149.
Aan de hand van de ‘schedel-controver- se’ (genoemd naar de discussie die in de jaren dertig in Amerika ontstond naar aanleiding van een - gemanipuleerde - foto van een schedel die de toen heersende droogte in het Midden-Westen moest symboliseren) bepleit de auteur een analyse van visuele argumentatie waarin de kracht van het ‘naturalistische’ enthymeem in een realistische context centraal staat.
| |
Finocchiaro, Maurice A. 2001
‘Valid ad hominem arguments in philosophy: Johnstone's metaphilosophical informal logic’. In: IL, vol. 21, no. 1, p. 11-24. In dit essay wordt kritisch ingegaan op Henry Johnstones these dat alle geldige filosofische argumentatie ad hominem-argumentatie is. De auteur voert tegen deze these aan dat geldige ad hominem argumentatie in feite ad rem-argumentatie is, dat onduidelijk is hoe Johnstones eigen theoretische argumentatie ad hominem kan zijn, dat een ad hominem-argumentatie alleen maar echt geldig kan zijn als die op de uitgangspunten van de proponent geënt is en dat de these niet opgaat voor constructieve in plaats van kritische filosofische argumentatie.
| |
Fisher, Alec 2000 (verschenen 2001)
‘Informal logic and its implications for philosophy’. IL, vol. 20, no. 2, p. 109-115. De auteur betoogt dat informele logica opgevat als de studie van argumentatie in de omgangstaal duidelijk maakt dat implicatie geen asymmetrische relatie is, dat het onderscheid tussen inductieve en deductieve argumentatie niet nuttig is voor het beoordelen van omgangstalige argumentatie en dat de naturalistische epistemologie zich op het juiste spoor bevindt.
| |
Flage, Daniel E. 2000 (verschenen 2001)
‘Flow charts for critical thinking’. In: IL, vol. 20, no. 3, Teaching Supplement, p. 57-68.
Korte verhandeling over de toepassing van het stroommodel bij de beoordeling van argumentatie.
| |
Freeman, James B. 2000 (verschenen 2001)
‘The place of informal logic in philosophy’. IL, vol. 20, no. 2, p. 117-128.
De auteur vat de informele logica op als een epistemologische discipline waarin men zich bezighoudt met het bestuderen van de voorwaarden waaronder premissen | |
| |
als aanvaardbaar en verbanden tussen premissen en conclusies als deugdelijk kunnen worden beschouwd. De centrale voorwaarde is volgens de auteur dat premissen en verbanden epistemisch ‘gerechtvaardigd’ zijn. In het artikel worden de consequenties van deze opvatting besproken voor filosofische opvattingen over de structuur van de wereld en de status van waarden.
| |
Freeman, James B. 2001
‘Argument structure and disciplinary perspective’. In: ARG, vol. 15, no. 4, p. 397-423.
De auteur betoogt dat aan het logische onderscheid tussen ‘convergent’ en ‘linked’ argumentatie en het pragma-dialectische onderscheid tussen meervoudige en nevenschikkende argumentatie verschillende benaderingen van argumentatie ten grondslag liggen. Door de twee benaderingen te onderscheiden kan duidelijk gemaakt worden dat auteurs zoals Thomas, Nolt en Yanal ten onrechte ‘convergent’ en meervoudige argumentatie en ‘linked’ en nevenschikkende argumentatie als identiek opvatten.
| |
Garver, Eugene (red.) 2001
‘Science and teaching reasoning’. ARG, vol. 15, no. 1.
Themanummer over wetenschap en het onderwijs in redeneren. Met een inleiding van de gastredacteur en bijdragen van David Depew*, Jaako Hintikka*, David Reed*, Miriam Solomon*, Stephen Turner* en Larry Wright*.
| |
Gelder, Tim van 2000 (verschenen 2001)
‘Critical thinking on the web’. In: IL, vol. 20, no. 3, Teaching Supplement, p. 83-85.
Overzicht van websites over kritisch denken.
| |
Gerritsen, Susanne 2001
‘De analyse van verzwegen argumenten: een bespreking van recent onderzoek’. In: TvT, jrg. 23, nr. 1, p. 22-40.
De auteur gaat in op de problematiek van verzwegen argumenten. Ze behandelt de inductieve en de deductieve benadering van verzwegen argumenten, de verschillende definities van verzwegen argumenten die in de vakliteratuur worden gehanteerd, het verschil tussen verzwegen argumenten en vooronderstellingen en tussen gebruikte en benodigde premissen, de rol van de context bij de reconstructie van verzwegen argumenten en de relatie tussen verzwegen argumenten en argumentatieschema's.
| |
Giere, Ronald N. 2001
‘A new framework for teaching scientific reasoning’. In: ARG, vol. 15, no. 1, p. 21-33.
De auteur beschrijft het kader dat hij in zijn boek Understanding scientific reasoning heeft ontwikkeld voor wetenschappelijk redeneren. Hij gaat in op de verschillen tussen zijn kader en het traditionele kader. Hij laat zien dat in zijn kader de objecten van redeneren geen linguïstische entiteiten zijn bestaande uit premissen en een conclusie, maar abstracte modellen.
| |
Gilbert, Michael 2001
‘Emotional messages’. In: ARG, vol. 15, no. 3, p. 239-249.
De auteur behandelt, uitgaande van het door hemzelf geformuleerde ‘Principe van pragmatische emotionalisering’, de rol van emoties in alledaagse argumentatie. Hij geeft aan welke functie expressieve taalhandelingen in alledaagse argumentatie hebben en legt uit waarom onderzoek naar emoties in verbale interactie thuishoort in de argumentatietheorie en niet in de psychologie.
| |
| |
| |
Goodwin, Jean 2000 (verschenen 2001)
‘Wigmore's Chart method’. In: IL, vol. 20, no. 3, p. 223-243.
De auteur bespreekt de methode die Henry Wigmore heeft ontwikkeld om argumenten in een boomdiagram weer te geven. Ondanks - of zelfs dankzij - de retorische benadering die Wigmore voorstond is zijn methode volgens de auteur bij uitstek geschikt voor het oplossen van informeel-logische en dialectische analyseproblemen.
| |
Goodwin, Jean 2001a
‘Cicero's authority’. In: PhRh, vol. 34, no. 1, p. 38-60.
In dit artikel gaat de auteur in op het onderwerp ‘autoriteitsoverdracht’: het (doen) accepteren van een uitspraak of verzameling uitspraken op basis van gezag. Ze analyseert een specifiek geval van autoriteitsoverdracht in een rede van Cicero en reconstrueert de praktische redeneringen die bij de overdracht een rol spelen. Dan stelt ze een retorisch model van autoriteitsoverdracht voor en betoogt ze dat een aldus gemodelleerde autoriteitsoverdracht niet noodzakelijk drogredelijk is. Ten slotte geeft ze aan hoe haar analyse op hedendaagse politieke discussies kan worden toegepast.
| |
Goodwin, Jean 2001b
‘Henry Johnstone, Jr.’s still-unacknowledged contributions to argumentation theory’. In: IL, vol. 21, no. 1, p. 41-50.
De auteur betoogt dat gegeven de recente [sic] pragmatische wending in het onderzoek naar argumentatie hernieuwde aandacht gerechtvaardigd is voor het door Johnstone gepropageerde primaat van het proces van het argumenteren boven het produkt daarvan. Volgens haar is het door Johnstone ontwikkelde, niet op coöperatie gebaseerde model van argumentatie een verfrissend en - retorisch gezien - verhelderend alternatief voor hedendaagse dialogische argumentatietheorieën.
| |
Govier, Trudy 2000 (verschenen 2001)
IL, vol. 20, no. 3, p. 281-291.
Bespreking van Ralph H. Johnson (2000), Manifest rationality. A pragmatic theory of argument. Mahwah, NJ: Lawrence Erlbaum.
| |
Graham, Keith 2001
‘Preconditions for normative argumentation in a pluralist world’. In: ARG, vol. 15, no. 4, p. 471-487.
De auteur legt uit waarom in een pluralistische wereld een universalistische rationaliteitsconceptie die ook rekening houdt met veldafhankelijke factoren het meest adequaat is. Formele universaliteit kan worden gewaarborgd door te zoeken naar voorwaarden voor praktisch redeneren in algemene zin. Inhoudelijke universaliteit kan worden gewaarborgd door te eisen dat de materiële voorwaarden die noodzakelijk zijn voor elke vorm van rationeel handelen vervuld zijn.
| |
Gross, Alan & Marcelo Dascal 2001
‘The conceptual unity of Aristotle's Rhetoric. In: PhRh, vol. 34, no. 2, p. 275-291.
De auteurs betogen dat inferentiële processen de kern zijn van Aristoteles' Retorica en dat dit gegeven de Retorica tot een conceptuele eenheid maakt. Ze zijn van mening dat elk van de drie door Aristoteles onderscheiden bewijsmiddelen (logos, pathos en ethos) gebaseerd is op inferentie, net als de stijl en de ordening van het betoog. Hoewel Aristoteles de ordening zelf niet als inferentieel zag, speelt die ordening volgens de auteurs een cruciale rol in het versterken van de door de redenaar geprefereerde inferentiepatronen.
| |
Hample, Dale 2001
‘A pragma-dialectical analysis of the Inquisition.’ In: ARG, vol. 15, no. 2, p. 135-149. Aan de hand van een analyse van Inquisitieverslagen laat de auteur zien hoe de Inquisitie systematisch probeerde de ‘dis- | |
| |
agreement space’, de mogelijkheden voor een verschil van mening, te beïnvloeden door te verhinderen dat bepaalde relevante standpunten naar voren werden gebracht en door zelf andere, op het eerste gezicht, minder relevante standpunten juist wel naar voren te brengen. De auteur is van mening dat het beïnvloeden van de ‘disagreement space’ een overtreding van de pragma-dialectische regels voor een redelijke discussie impliceert. Hij stelt op basis van deze analyse dat de pragma-dialectiek een geschikt instrumentarium biedt voor het analyse ren en beoordelen van het functioneren van sociale instituties.
| |
Hansen, Hans V. 2000 (verschenen 2001)
‘Logic and misery: Walton's Appeal to pity’. In: IL, vol. 20, no. 2, p. 169-184.
Kritische bespreking van Douglas Walton, (1997), Appeal to pity: Argumentum ad misericordiam. Albany, NY: State University of New York Press.
| |
Hansen, Hans V, Christoper W. Tindale & Elmar Sveda (eds.) 2000 (verschenen 2001)
Argumentation at the century's turn. CD-ROM. St. Catherines: OSSA.
Proceedings van de gelijknamige conferentie over argumentatie die in mei 1999 onder auspiciën van de Ontario Socety for the Study of Argumentation aan de Brock University in St. Catherines, Ontario, Canada, is gehouden. De CD-ROM bevat alle papers die op het congres zijn gehouden, inclusief de keynote speeches van Trudy Govier (‘What is acknowledgment and why is it important?’), Michael Leff (‘Rhetoric and dialectic in the twenty-first century’) en Douglas Walton (‘The importance of dialogue theory at the century's turn’).
| |
Hasian, Jr., Marouf 2001
‘Legal argumentation in the Godwin-Malthus debate’. In: AA, vol. 37, no. 4, p. 184-197.
De auteur onderzoekt de wijze waarop bepaalde jurisprudentie-argumenten tot stand komen in debatten over de armoede die aan het eind van de achttiende en het begin van de negentiende eeuw in Groot-Brittannië zijn gevoerd. Centraal staat de discussie tussen Godwin en Malthus, waarin stellingen naar voren werden gebracht die van grote invloed zijn geweest op de interpretatie van de toenmalige Britse armenwetgeving.
| |
Hatcher, Donald L. 2001
‘Why Percy can't think: A reply to Bailin’. In: IL,, vol. 21, no. 2, p. 171-181.
De auteur verwerpt Sharon Bailins stelling dat het ontbreken van het bredere epistemologische ‘plaatje’ ervoor zorgt dat studenten de vaardigheden die zij in een cursus kritisch denken hebben aangeleerd niet toepassen in andere vakken. De auteur meent dat deze feilen wordt veroorzaakt doordat geen beroep op de betreffende vaardigheden wordt gedaan in de opdrachten die in de verschillende vakken worden gegeven, doordat cursussen in kritisch denken meestal eenmalig zijn en doordat de vaardigheden in kritisch denken vooralsnog in een epistemische context worden geplaatst, terwijl het veel effectiever zou zijn ze in een pragmatische context te plaatsen.
| |
Hazen, Michael David 2001
ARG, vol. 15, no. 4, p. 499-502.
Bespreking van Barbara Emmel, Paula Resch & Deborah Tenny (eds., 1996), Argument revisited, argument redefined. Thousand Oaks, CA: Sage.
| |
| |
| |
Hintikka, Jaakko 2001
‘Is logic the key to all good reasoning?’ In: ARG, vol. 15, no. 1, p.35-57.
De auteur is van mening dat de gangbare methoden voor het onderwijs in wetenschappelijk redeneren niet adequaat zijn. Hij maakt onderscheid tussen definitorische en strategische regels en betoogt dat, in tegenstelling tot de gangbare opvatting, de logica niet altijd gebruikt is als instrument voor het geven van definities en het vermijden van redeneerfouten. Naar zijn mening is de deductieve logica een strategisch instrument dat gebruikt moet worden in de ‘context of discovery’ en niet in de ‘context of justification’.
| |
Hitchcock, David 2000a (verschenen 2001)
‘The significance of informal logic for philosophy’. IL, vol. 20, no. 2, p. 129-138.
De auteur beschouwt de informele logica als een belangrijke subdiscipline van de filosofie, waarin alternatieven voor de logisch-epistemische opvatting van argumentatie zijn ontwikkeld.
| |
Hitchcock, David 2000b (verschenen 2001)
IL, vol. 20, no. 3, p. 291-301.
Bespreking van Keith E. Stanovich (1999), Who is rational? Studies of individual differences in reasoning. Mahwah, NJ: Lawrence Erlbaum.
| |
Hodges, Wilfrid & Erik C.W. Krabbe 2001
‘Dialogue foundations’. In: The Aristotelian Society; Supplement, vol. 75, p. 17-49.
In het eerste deel van dit tweedelige artikel onderzoekt Hodges het nut van de dialogische logica voor het verhelderen van logische concepten. Aan de hand van een aantal specifieke kritiekpunten trekt hij de verklarende kracht van dialoogspelen zoals die door door Lorenzen en anderen zijn ontwikkeld in twijfel en karakteriseert dialoogspelen als niet meer dan psychologisch handige hulpmiddelen. Krabbe bestrijdt Hodges’ kritiek. Na te hebben aangegeven met welke verschillende doelen dialoog-spelen ontwikkeld zijn, laat hij zien dat Lorenzens dialoogspelen kunnen worden opgevat als model voor het geven van immanente kritiek en betoogt hij dat de concepten die een rol spelen in discussiemodellen fundamenteler zijn dan de concepten die worden gebruikt in modellen voor - monologische - bewijsvoering. Ten slotte gaat hij puntsgewijs in op Hodges’ kritiek.
| |
Hoeken, Hans 2001a
‘Anecdotal, statistical, and causal evidence: Their procedural and actual persuasiveness’. In: ARG, vol. 15, no. 4, p. 425-437.
De auteur beschrijft een experiment waarin de feitelijke en veronderstelde overtuigingskracht van anekdotisch, statistisch en causaal bewijs als ondersteuning van een claim over toekomstige gebeurtenissen in de context van pragmatische argumentatie wordt getest. De resultaten laten zien dat statistisch bewijs feitelijk overtuigender is dan anekdotisch en causaal bewijs. Hoewel de laatste twee vormen van bewijs even overtuigend waren, werd het anekdotische bewijs verondersteld minder overtuigend te zijn. De feitelijke en veronderstelde overtuigingskracht kwamen dus niet overeen.
| |
Hoeken, Hans 2001b
‘Convincing citizens: The role of argument quality’. In: Janssen, Daniel en Rob Neutelings (eds.), Reading and writing public documents. Amsterdam/Philadelphia: John Benjamins Publishing Company, p. 147-169.
De auteur doet verslag van een empirisch onderzoek naar de kwaliteit van beleidsargumentatie die gebruikt wordt door de | |
| |
overheid. Naar zijn mening is de kwaliteit van dergelijke argumentatie afhankelijk van twee factoren: (1) de kracht van de argumentatie, dat wil zeggen de veronderstelde waarschijnlijkheid dat het gevolg zal optreden, en (2) de waardering, de veronderstelde wenselijkheid van het gevolg. Onderzocht is hoe de overheid bij het publiek waardering voor de aangekondigde maatregelen probeert te bewerkstelligen.
| |
Hoeken, Hans 2001c
‘Logos, ethos en pathos in sociaal-wetenschappelijk onderzoek’. In: Lampas, jrg. 34, nrs. 4 en 5, p. 424-439.
De auteur laat zien dat de verschillende manieren waarop een persuasieve tekst cognitief wordt verwerkt samenhang vertonen met het accepteren van een gepropageerd standpunt op basis van logos, ethos of pathos.
| |
Hutchby I. 2001a
‘“Oh”, irony and sequential ambiguity in arguments’. In: Discourse and Society, vol. 12, no. 2, p. 123-141.
De auteur betoogt dat de wijze waarop geschillen sequentieel verlopen mede constituerend is voor het tot stand komen van de argumentatie in die geschillen. Hij illustreert deze stelling met een sequentiële analyse van een constructie waarin het tussenwerpsel ‘oh’ een ironisch bedoelde propositie inleidt. De analyse laat zien dat deze constructie in een specifieke sequentiëele context een specifieke argumentatieve functie creëert.
| |
Hutchby, Ian 2001
‘“Witnessing”: The use of first-hand knowledge in legitimating lay opinions on talk radio’. In: Discourse Studies, vol. 3, no. 4, p. 481-497.
De auteur doet verslag van onderzoek naar de wijze waarop mensen die naar een radiopraatprogramma bellen hun meningen met behulp van een beroep op kennis uit de eerste hand proberen te legitimeren. De auteur bespreekt verschillende typen ‘kennis uit de eerste hand’, identificeert de sequentiële en interactionele contexten waarin op dergelijke kennis een beroep wordt gedaan en gaat na hoe reagerende bellers de opinie van de oorspronkelijke beller kunnen ondermijnen door de geloofwaardigheid van de geëtaleerde kennis in twijfel te trekken.
| |
Johnson, Ralph H. & J. Anthony Blair 2000 (verschenen 2001)
‘Informal logic: An overview’. IL, vol. 20, no. 2, p. 93-107.
De auteurs leggen uit wat zij onder informele logica verstaan, bespreken enkele alternatieve opvattingen van informele logica en zetten een aantal verkeerde ideeën over informele logica recht. Vervolgens bespreken zij aan de hand van 14 rubrieken de ontwikkelingen in de informele logica. Dan inventariseren zij de problemen die in toekomstig onderzoek aan de orde zouden moeten komen. Ten slotte bespreken zij de relaties tussen informele logica en andere disciplines, in het bijzonder de filosofie.
| |
Kane, Thomas 2001
‘Public argument and civil society: The cold war legacy as a barrier to deliberative politics’. In: ARG, vol. 15, no. 2, p. 117-134. De auteur betoogt dat de ‘civil society’ een bemiddelende rol kan spelen in democratische besluitvormingsprocessen. Hij is van mening dat de manier waarop de ‘civil society’ vorm krijgt cultuurspecifiek is. Hij legt uit dat de huidige ontevredenheid in de Amerikaanse samenleving verband houdt met de afbrokkeling van de ‘civil society’. Hij legt uit dat de manier waarop de discussie over de koude oorlog werd gevoerd bijdroeg aan deze afbrokkeling omdat deze een negatieve invloed had op | |
| |
de argumentatieprocessen die in het openbare debat nodig zijn.
| |
Kimball, Robert H. 2001
‘Moral and logical perspectives on appealing to pity’. In: ARG, vol. 15, no. 3, p. 331-346.
De auteur betoogt dat opvatting uit de informele logica dat een beroep op medelijden een drogreden is uitgaat van een te beperkte opvatting van wat rationele besluitvorming is door morele emoties buiten beschouwing te laten en alleen aandacht te schenken aan extreme gevallen. Hij pleit voor een bredere benadering waarbij ook altruïstische emoties zoals medelijden een rol kunnen spelen in rationele besluitvorming.
| |
Kruse, Julia 2001
‘Fantasy themes and rhetorical visions in the Brent Spar crisis: A comparative analysis of German and French newspaper coverage’. In: ARG, vol. 15, no. 4, p. 439-456.
In dit artikel doet de auteur verslag van een vergelijkend onderzoek naar de manier waarop de twee belangrijkste Duitse en Franse dagbladen schreven over het debat tussen Shell en Greenpeace in de Brent Spar crisis. Naar haar mening is de manier waarop iemand een bepaalde dramatische gebeurtenis construeert in een krantenbericht van invloed op de overtuigingskracht voor een specifiek publiek.
| |
Leonard, Ron 2000a (verschenen 2001)
‘Testing the validity of conditional arguments using physical methods’. In: IL, vol. 20, no. 2, Teaching Supplement, p. 39-56.
De auteur bespreekt de toepassing van de ‘thermometertoets’ bij het beoordelen van de geldigheid van conditionele argumentatie.
| |
Leonard, Ron 2000b (verschenen 2001)
‘Testing the validity of disjunctive arguments using physical models’. In: IL, vol. 20, no. 3, Teaching Supplement, p. 73-82.
De auteur bespreekt de toepassing van de diagrammeermethode bij het beoordelen van de geldigheid van disjunctieve argumentatie.
| |
Linker, Maureen 2000 (verschenen 2001)
IL, vol. 20, no. 2, p. 187-189.
Bespreking van W.W. Fearnside (1997), About thinking. 2nd ed. Upper Saddle River, NJ: Prentice Hall.
| |
Lippert-Rasmussen, Kasper 2001
‘Are question-begging arguments necessarily unreasonable?’ In: Philosophical Studies, vol. 104, no. 2, p. 123-141.
De auteur betoogt dat een cirkelredenering (die vaak als een drogreden wordt beschouwd) degene tot wie de argumentatie gericht is toch een aanvaardbare reden kan verschafften een conclusie te aanvaarden. Hij gaat in op de implicaties van deze visie voor de deugdelijkheid van cirkelredeneringen.
| |
Makau, Josine M. & Debian L. Marty 2001
Cooperative argumentation. A model for deliberative community. Prospect Heights, IL: Waveland Press.
In dit leerboek wordt een coöperatief model van argumentatie gepresenteerd waarin de nadruk ligt op samenwerking en het creëren van gemeenschappelijkheid en niet het overredingsproces maar het overlegproces centraal staat. Uitgaande van het idee dat rekening moet worden gehouden met het soort publiek waarvoor en de context waarin geargumenteerd wordt, pogen de auteurs inzicht te verschaffen in de vele cognitieve, affectieve, dialogische, | |
| |
communicatieve, maatschappelijke en deliberatieve vaardigheden die volgens hen bij het argumenteren een rol moeten spelen.
| |
Mazeland, Harry 2001
‘De opiniepeiling als sequentiële overtuigingsstrategie in het telemarketingge-sprek’. In: TvT, jrg. 23, nr. 3, p. 236-254.
De auteur beschrijft het sequentiële design waarmee telefonische verkopers proberen klanten in een positie te krijgen waarin ze zich committeren om op een nog volgend koopaanbod in te gaan. De in het begin van het gesprek gehouden opiniepeiling is volgens de auteur essentieel in het voorbereiden van deze gebondenheid.
| |
McAdon, Brad 2001
‘Rhetoric is a counterpart of dialectic ‘. In: PhRh, vol. 34, no. 2, p. 113-149.
De auteur betoogt dat Aristoteles zijn retorische theorie gedeeltelijk zag als een afgeleide van zijn logische theorie en dat hij zowel de dialectica als de retorica - elk op hun eigen wijze - relevant achtte voor het begrijpen van discursieve fenomenen in de omgangstaal. Aristoteles' retorische theorievorming dient daarom volgens de auteur in relatie tot zijn conceptie van dialectica te worden geïnterpreteerd.
| |
Mendelson, Michael 2001
‘Quintilian and the pedagogy of argument’. In: ARG, vol. 15, no. 3, p. 277-293.
De auteur betoogt dat Quintilianus’ retorische onderwijsmethode van belang is voor onderwijs in argumenteren en debatteren. Hij is van mening dat de oefeningen die Quintilianus beschrijft in zijn Controvérsia gebruikt kunnen worden door docenten die een dialogische benadering van argumentatie willen bevorderen waarin wordt gestreefd naar interactie tussen de twee partijen die in een debat tegenover elkaar staan.
| |
Mifsud, Mari Lee 2001
‘Revision and immortality in philosophical argumentation: Continuing thoughts on the rhetorical wedge’. In: IL, vol. 21, no. 1, p. 61-69.
De auteur onderzoekt Henry Johnstones metafoor van retorica als wig tussen een object en een beschouwend subject en confronteert deze metafoor met Johnstones opvatting over ad hominem- en ad rem-argumentatie.
| |
Milgram, Elijah (ed.) 2001
Varieties of practical reasoning. Cambridge, Mass.: MIT Press.
Deze bundel bevat een verzameling essays van verschillende auteurs over uiteenlopende benaderingen en aspecten van praktisch redeneren. Het doel van deze bundel met eerder gepubliceerde essays is een overzicht te geven van het onderzoek naar praktisch redeneren zoals zich dat heeft ontwikkeld in de periode 1980-2000 en te laten zien in hoeverre de resultaten van belang kunnen zijn voor andere disciplines. Met een inleiding van Elijah Millgram en bijdragen van James Dreier, Christoph Fehige, Bernard Williams, Brad Hooker, Christine M. Korsgaard, John Robertson, Martha Nussbaum, Michael Bratman, Michael Slote, David Schmidtz, Aurel Kolnai, David Wiggins, Onora O'Neill, Elijah Millgram, Paul Thagard, Michael Mandler, Iris Murdoch, Candace Vogler en Robert Brandom.
| |
Murphy, John M. 2001
‘Mikhail Bakhtin and the rhetorical tradition’. In: QJS, vol. 87, no. 3, p. 259-277.
De auteur onderzoekt het gebruik van de inzichten van Mikail Bakhtin in de retorische theorievorming. Hij kritiseert het retorische gebruik van Bakhtins inzichten, omdat Bakhtin zelf weining waardering voor retorica had.
| |
| |
| |
Norman, P. 2001
‘The normative structure of adjudicative dialogue’. In: ARG, vol. 15, no. 4, p. 489-498.
De auteur is van mening dat een oplossingsgerichte dialoog een normatieve structuur heeft die voor een groot deel bepaald wordt door de rechten en plichten die gelden voor een rationele dialoog. Hij ontwikkelt een model met behulp waarvan kan worden aangegeven hoe de zetten in een argumentatieve dialoog de verdeling van discursieve rechten en plichten kunnen veranderen.
| |
Palczewski, Catherine Helen 2001
‘Contesting pornography: Terministic catharsis and definitional argument’. In: AA, vol. 38, no. 1, p. 1-17.
In dit artikel is het Amerikaanse MacKin-non-Dworkin-debat over pornografiewetgeving onderwerp van een case study naar het gebruik van een specifiek type definitie-argumentatie: de herdefinitie. Vanuit een Burkiaans perspectief bespreekt de auteur de verschillende doelen die herdefinities in het debat dienden.
| |
Pietarinen, Juhani & Juho Ritola 2000 (verschenen 2001)
IL, vol. 20, no. 2, p. 185-187.
Bespreking van G. Brutian (1998), Logic, language and argumentation in projection of philosophical knowledge. Lissabon: De Coimbra.
| |
Pinto, Robert C. 2001
Argument, inference and dialectic. Dordrecht: Kluwer Academic Publishers.
In dit boek zijn artikelen gebundeld die Robert Pinto over informele logica geschreven heeft. De onderwerpen van de essays variëren van de relatie tussen argumentatie en inferentie, de rol van de dialectische context waarin argumentatie naar voren wordt gebracht en de normen voor het evalueren van inferenties tot de raakpunten tussen informele logica en argumentatietheorie, retorica, formele logica en cognitieve psychologie.
| |
Plumer, Gilbert 2001
‘Phenomenological argumentative structure’. In: ARG, vol. 15, no. 2, p. 173-189.
De auteur stelt dat opstellers en critici van de belangrijkste redeneervaardigheidstoetsen die in de Verenigde staten en Canada worden gebruikt voor de toelating tot graduate schools, de beschikking zouden moeten hebben over een adequate methode voor het identificeren van argumentatiestructuren. Hij doet een voorstel voor zo'n methode door een beschrijving te geven van de manier waarop mensen die wel ervaring hebben met argumenteren en discussiëren, maar geen kennis bezitten van de logica, de logische structuur van een redenering weergeven.
| |
Reed, David 2001
‘Classifications in mathematics and biology: Some recent trends’. In: ARG, vol. 15, no. 1, p. 59-66.
De auteur betoogt dat de gangbare ‘top-down’ methode van wetenschappelijk onderzoek waarbij eerst een classificatie wordt opgesteld die vervolgens wordt toegepast op concrete gevallen niet adequaat is. Hij beschrijft twee case studies en laat zien dat deze traditionele methode inderdaad niet geschikt is omdat hij uitgaat van algemene wetmatigheden en ‘zeer gehoorzame voorbeelden’. Wanneer men kijkt naar concrete voorbeelden van wetenschappelijk onderzoek in de wiskunde en de biologie wordt duidelijk dat irrationaliteit vermeden kan worden ook al wordt niet gestreefd naar het vinden van universele wetmatigheden.
| |
| |
| |
Rees, M.A. van 2001a
‘A dialectical analysis of “Clear thinking in troubled times”’. In: IL, vol. 21, no. 2, Teaching Supplement, p. 5-16.
De auteur geeft een pragma-dialectisch analytisch overzicht van deze door Shell gepubliceerde advertorial.
| |
Rees, M.A. van 2001b
‘The diagnostic power of the stages of a critical discussion in the analysis and evaluation of problem-solving discussions’. In: ARG, vol. 15, no. 4, p. 457-470.
De auteur laat zien dat het pragma-dialectische model voor kritische discussie een bruikbaar instrumentarium biedt om vast te stellen wat de oorzaken zijn van een onbevredigend verloop van een probleemoplossende discussie. Eerst beschrijft ze het verloop van een probleemoplossende discussie die zich, naar de mening van de deelnemers zelf, op een onbevredigende manier ontwikkelt. Vervolgens laat ze zien dat deze ontwikkeling herleid kan worden tot onvolkomenheden in het doorlopen van de verschillende stadia in een kritische discussie.
| |
Rees, M.A. van 2001c
ARG, vol. 15, no. 2, p. 231-237.
Bespreking van Ralph H. Johnson, Manifest rationality. A pragmatic theory of argument. Mahwah, NJ: Lawrence Erlbaum, 2000.
| |
Richardson J. 2001
‘“Now is the time to put an end to all this”: Argumentative discourse theory and ‘letters to the editor’. In: Discourse and Society, vol. 12, no. 2, p. 143-168. De auteur past inzichten uit de pragma-dialectische argumentatietheorie toe in een analyse van ingezonden brieven over moslims op de opiniepagina van Britse kwaliteitskranten.
| |
Ritola, Juho 2001
‘Wilson on circular arguments’. In: ARG, vol. 15, no. 3, p. 295-312.
De auteur kritiseert Kent Wilson's (Circular arguments, 1988) visie dat de drogreden van de cirkelredenering niet in epistemische termen geanalyseerd moet worden en hij bestrijdt zijn stelling dat twee typen cirkelredenering onderscheiden moeten worden, een equivalentie-type en een afhankelijkheidstype.
| |
Rühl, Marco 2001
‘Emergent vs. dogmatic arguing’. In: ARG, vol. 15, no. 2, p. 151-171.
De auteur betoogt dat wat hij aanduidt als ‘intersubjectificatie’, het op elkaar afstemmen van de communicatieve uitgangspunten van de discussianten, een communicatieve activiteit is die meer of minder goed kan slagen. Hij onderscheidt drie vormen van intersubjectificatie: een onproblematische vorm, een coöperatieve vorm en een vorm die niet tot het gewenste resultaat leidt. Hij analyseert voorbeelden van deze drie vormen en concludeert naar aanleiding hiervan dat er een continuüm is van argumentatieprocessen met als ene uiterste gevallen die hij aanduidt als dogmatisch argumenteren en als andere uiterste gevallen die hij opvat als coöperatief argumenteren.
| |
Sáfár, Eva 2001
Persuasive texte. Eine vergleichende Untersuchung sprachlicher Argumentationsstrategien. Bern: Peter Lang.
In dit boek wordt verslag gedaan van statistisch en vergelijkend onderzoek naar argumentatief taalgebruik in de pers. Er wordt een complex analysemodel gepresenteerd dat ten doel heeft de argumentatieve uitdrukkingsvormen op verschillende niveaus (lexicaal-semantisch, syntactisch, pragmatisch, etc.) te kunnen analyseren en aan de hand daarvan de tekstuele argumentatie- | |
| |
strategieën te kunnen beoordelen. Na een analyse en beoordeling van het corpus wordt aangegeven in welke persorganen zakelijk en in welke eerder emotioneel wordt geargumenteerd.
| |
Schiappa, Edward 2001
‘What is golf? Pragmatic essentializing and definitional argument in PGA Tour, Inc. v. Martin’. In: AA, vol. 38, no. 1, p. 18-28.
Aan de hand van een case study pleit de auteur voor een ‘pragmatisch-essentialiserend gebruik van definitie-argumenten en stelt hij een aantal kritische vragen voor die kunnen dienen om definitie-argumenten te kritiseren.
| |
Schlesinger, Izchak, Tamer Keren-Portnoy & Tamar Parush 2001
The structure of arguments. Amsterdam/Philadelphia: John Benjamins Publishing Company.
De auteurs presenteren in dit boek een formeel analysesysteem dat volgens hen het redeneerproces weerspiegelt dat aan de productie van argumentatie ten grondslag ligt. De analyse is descriptief, concentreert zich op de propositionele inhoud van argumenten en beslaat naast expliciete ook impliciete premissen. Ze gaan daarbij uit van een zeer brede definitie van de term argument: een argument is een willekeurige ‘beurt’ (‘turn’) in een willekeurige (gesproken of geschreven) tekst met een willekeurig doel.
| |
Shelly, Cameron 2001
‘Aspects of visual argument: A study of the March of progress’. In: IL, vol. 21, no. 2, p. 85-96.
In aansluiting op een eerder artikel, waarin het zogenoemde March of progress-beeld - er is een lineaire progressie van aap naar mens - als een visuele argumentatie is geanalyseerd met opeenvolgende retorische en logische modi, betoogt de auteur in het onderhavige artikel dat variaties van dit beeld laten zien dat elk van de modi zelfstandig conclusies kan voortbrengen en dat het hele beeld in een visueel frame kan worden geïncorporeerd dat weer nieuwe visuele argumenten kan genereren.
| |
Sloane, Thomas O. (ed.) 2001
Encyclopedia of rhetoric. Oxford: Oxford University Press.
In deze eendelige encyclopedie zijn zowel de klassieke als de moderne inzichten in retorica vertegenwoordigd. Er zijn ca. 200 lemmata die in lengte variëren van honderd woorden (bijvoorbeeld de afzonderlijke stijlfiguren) tot 16000 woorden (een algemene verhandeling over klassieke retorica). Aan de encyclopedie hebben 120 auteurs meegewerkt, van wie de helft afkomstig uit de Verenigde Staten.
| |
Soeteman, A. (red.) 2001
Pluralism and law. Dordrecht/Boston/London: Kluwer.
Deze bundel met lezingen gehouden op het 20e congres van de International Association for Philosophy of Law in juni 2001 aan de Vrije Universiteit Amsterdam bevat verschillende bijdragen over de rol van juridische argumentatie in een pluriforme wereld. Met een inleiding van Arend Soeteman en bijdragen van Pablo Navarro (‘Legal reasoning and systemtization of law’, p. 251-277) over problemen die spelen bij het reconstrueren van de normen uit het rechtssysteem als argumenten voor de verdediging van een juridische beslissing, Bernard Jackson (‘A semiotic perspective on the comparison of analogical reasoning in secular and religious legal systems’, p. 295-327), over analogisch redeneren in seculiere rechtssystemen zoals de Common Law systemen en religieuze systemen zoals Islamitische rechtssystemen, Jauan Carlos Bayon (‘Why is legal reasoning defeasible’, p. 327-346) over de logi- | |
| |
sche instrumenten die gebruikt kunnen worden bij het formaliseren van ‘defeasible redeneren, Jaap C. Hage (‘Legal logic, its existence, nature and use’, p.347-374) over de mogelijkheden voor het ontwikkelen van een juridische logica.
| |
Solomon, Miriam 2001
‘It isn't the thought that counts’. In: ARG, vol. 15, no. 1, p. 67-75.
De auteur is van mening dat het rationaliteitsconcept dat ten grondslag ligt aan de conventionele methode van redeneeronderwijs (en alleen gericht is op het vermijden van fouten) ten onrechte geen rekening houdt met sociale factoren. Zij betoogt dat in het onderwijs meer aandacht besteed moet worden aan individuele denkprocessen.
| |
Stark, Herman E. 2000 (verschenen 2001)
‘The Lord Scroop fallacy’. In: IL, vol. 20, no. 3, p. 245-259.
De auteur doet verslag van zijn ontdekking van een nieuwe drogreden, die hij de Lord Scroop-drogreden noemt (naar degene die hem begaat in Shakespeares Henry V). De drogreden houdt in dat men een bewering doet die zichzelf ontkracht. Een bijkomende eigenschap van zo'n bewering is dat er een negatief oordeel in wordt geven over rigoureuze oordelen. Een voorbeeld is: ‘Algemene uitspraken zijn altijd onjuist’.
| |
Suzuki, Takeshi 2001
‘The Cardinal Principles of the National Entity of Japan: A rhetoric of ideological pronouncement’. In: ARG, vol. 15, no. 3, p. 251-266.
De auteur laat zien waarom het gebruik van ideologische retoriek de mogelijkheid tot een kritische discussie belemmert. Eerst geeft hij aan wat de kenmerken van deugdelijke argumentatie zijn. Vervolgens laat hij zien waarom naar zijn mening de ideeën die in de Cardinal Principles of the National Entity of Japan, een Japans boek dat in de oorlog gebruikt werd voor de morele opvoeding, gekarakteriseerd kan worden als een voorbeeld van ideologische retorica. Hij legt uit waarom deze vorm van communicatie niet in overeenstemming is met de doelen van een kritische discussie omdat er niet gestreefd wordt naar een kritische uitwisseling van gedachten.
| |
Tindale, Christopher W. 2001
IL, vol. 21, no. 2, p..
Bespreking van Don S. Levi, (2000), In defense of informal logic. Dordrecht: Kluwer Academic Publishers.
| |
Tucker, Robert E. 2001
‘Figure, ground and presence: A phenomenology of meaning in rhetoric’. In: QJS, vol. 87, no. 4, p. 396-414.
De auteur stelt zich ten doel Perelmans notie ‘présence’ nieuw leven in te blazen. Hij betoogt dat deze notie de aandacht vestigt op het merkwaardige psychologische gegeven dat mensen op één en hetzelfde moment niet op meer dan één manier betekenis aan iets kunnen geven. In het artikel onderzoekt hij de implicaties van dit gegeven voor de retorische theorievorming.
| |
Turner, Stephen 2001
‘Teaching subtlety of thought: The lessons of ‘contextualism’. In: ARG, vol. 15, no. 1, p. 77-95.
Volgens de auteur bieden de benaderingen voor het reconstrueren van ideeën uit de ideeëngeschiedenis een bruikbaar instrumentarium voor het reconstrueren van vooronderstellingen in het onderwijs in kritisch denken. Hij laat zien hoe auteurs zoals Plato, Machiavelli en Weber vooronderstellingen reconstrueren met het doel er een nieuwe betekenis aan te geven.
| |
| |
| |
Twining, William 2001
ARG, vol. 15, no. 2, p. 223-229.
Bespreking van E.T. Feteris, (1999), Fundamentals of legal argumentation. A survey of theories on the justification of judicial decisions. Dordrecht: Kluwer Academic.
| |
Voss, James F. & Julie A. Van Dyke (eds.) 2001
Discourse Processes, vol. 32, no. 2/3, p. 89-244. Themanummer over argumentatie en psychologie. Met een inleiding van de gastredacteuren (‘Argumentation in psychology: Background comments’) en bijdragen van Nancy L. Stein& Elizabeth R. Albro (‘The origins and nature of arguments: Studies in conflict understanding, emotion, and negotiation’), Mark Felton & Deanna Kuhn (‘The development of argumentive discourse skills’), Alina Reznitskaya, Richard C. Anderson, Brian McNurlen, Kim Nguyen-Jahiel, Anthi Archodidou & So-young Kim (‘Influence of oral discussion on written argument’), Ronan S. Bernas & Nancy L. Stein (‘Changing stances on abortion during case-based reasoning tasks: Who changes and under what conditions’), Sarah K. Brem, Janet Russell & Lisa Weems (‘Science on the web: Student evaluations of scientific arguments’) en James F. Voss & Julie A. Van Dyke (‘Narrative structure, information certainty, emotional content, and gender as factors in a pseudo jury decision-making task’).
| |
Walton, Douglas 2000a (verschenen 2001)
‘New dialectical rules for ambiguity’. In: IL, vol. 20, no. 3, p. 261-274.
De auteur stelt tien regels voor die ten doel hebben ambiguïteitsproblemen in argumentatie te voorkomen of op te lossen. De regels zijn gebaseerd op de Griceaanse maximes en op principes die van toepassing zijn bij het interpreteren van ambigue juridische en religieuze teksten.
| |
Walton, Douglas 2000b (verschenen 2001)
‘Problems and useful techniques in teaching argumentation, informal logic and critical thinking’. In: IL, vol. 20, no. 2, Teaching Supplement, p. 35-38.
De auteur behandelt een aantal technieken die volgens hem behulpzaam kunnen zijn in het onderwijs in argumentatie, informele logica en kritisch denken.
| |
Walton, Douglas 2001a
‘Abductive, presumptive and plausible arguments’. In: IL, vol. 21, no. 2, p. 141-169.
De auteur doet verslag van historisch en systematisch onderzoek naar verschillende manieren van redeneren. Hij behandelt redeneringen waarin een conclusie deductief, inductief, op grond van waarschijnlijkheid, abductief, presumptief of op plausibiliteitsgronden wordt afgeleid. Vervolgens brengt hij deze verschillende wijzen van redeneren in verband met argumentatieschema's, waarbij hij een nieuw argumentatieschema voor abductief redeneren presenteert.
| |
Walton, Douglas 2001b
‘Enthymems, common knowledge, and plausible inference’. In: PhRh, vol. 34, no. 2, p. 93-112.
De auteur betoogt dat de studie die men met name in de artificiële intelligentie maakt van plausibiliteitsredeneringen die op een ‘script’ zijn gebaseerd van groot belang is voor de studie van verzwegen argumenten. In het artikel laat hij zien dat inzicht in dit type redeneringen aanknopingspunten biedt om zowel de formele als de informele aspecten van verzwegen argumenten op een verhelderende manier te analyseren en tevens relevant is voor de analyse van informele drogredenen zoals de stroman, een beroep op autoriteit en de overhaaste generalisering.
| |
| |
| |
Walton, Douglas 2001c
‘Johnstone's view of rhetorical and dialectical argument’. In: IL, vol. 21, no. 1, p. 51-60.
De auteur geeft de ontwikkeling weer in Henry Johnstones visie op de relatie tussen retorische en dialectische argumentatie. Hij betoogt dat Johnstones visie zeer origineel was en van groot belang is geweest en dat Johnstones analyse van het argumentum ad hominem een belangrijke bijdrage verschaft aan het verhelderen van de relatie tussen retorica en dialectica.
| |
Walton, Douglas 2001d
‘Persuasive definitions and public policy arguments’. In: AA, vol. 37, no. 3, p. 117-132.
In dit artikel worden vijf case studies gepresenteerd van discussies waarin persuasieve definities werden gebruikt. Dergelijke definities worden door de auteur beschouwd als krachtige argumentatieve technieken. Hij onderzoekt de voorwaarden waaronder het gebruik van zulke technieken redelijk kan worden genoemd en stelt een nieuwe dialetische benadering van definities voor.
| |
Walton, Douglas N. 2001e
‘Searching for the roots of the circumstantial ad hominem’. In: ARG, vol. 15, no. 2, p. 207-221.
De auteur bespreekt een aantal nieuwe ideeën over de herkomst van de circumstantial variant van het argumentum ad hominem. Op basis van werk van Mansfield en Barnes kan volgens hem gesteld worden dat de traditionele visie dat deze variant van Aristoteles via Locke in de drogredenliteratuur terecht is gekomen herzien moet worden omdat deze variant ook voorkomt in oudere klassieke filosofische werken waarin filosofen worden aangevallen omdat hun eigen gedragingen inconsistent waren met hun filosofische onderwijsideeën.
| |
Weger, Jr., Harry 2001
‘Pragma-dialectical theory and interpersonal interaction outcomes: Unproductive interpersonal behavior as violations of rules for critical discussion’. In: ARG, vol. 15, no. 3, p. 313-329.
De auteur betoogt dat een pragma-dialectische reconstructie van ‘interpersonal conflict behavior’ zoals ‘cross complaining’ en ‘demand/withdraw’ duidelijk kan maken waarom deze vormen van gedrag problematisch zijn. Gebruikmakend van dit perspectief legt hij uit dat het gedrag gekarakteriseerd kan worden als een schending van de regels voor een kritische discussie omdat het de partijen belet het verschil van mening op te lossen door middel van een rationele discussie.
| |
Wertz, S.K. 2000 (verschenen 2001)
‘Origin of the justification of the Two wrongs argument: A conjecture’. In: IL, vol. 20, no. 3, p. 275-280.
Kort referaat over de beoordeling van het type redeneringen waarin het ‘oog-om-oog’-principe wordt toegepast.
| |
Woods, John 2000 (verschenen 2001)
‘How philosophical is informal logic?’. IL, vol. 20, no. 2, p. 139-167.
De auteur onderzoekt in hoeverre de informele logica als een subdiscipline van de logica kan worden beschouwd, of de informele logica ook als toegepaste epistemologie kan worden opgevat en wat men in de informele logica zou moeten doen om een onderdeel van de gevestigde filosofie te worden.
| |
Woods, John 2001
Aristotle's earlier logic. Paris: Hermes Science Publishing.
De auteur betoogt in dit boek dat de logica die Aristoteles in de Topica en de Sofistische weerleggingen ontwerpt weliswaar niet de metalogische kracht bezit van de Ana-
| |
| |
lytica priora, maar desondanks een rijke logica is die waardevolle inzichten biedt voor hedendaagse vakbeoefenaren.
| |
Woods, John 2001
ARG, vol. 15, no. 4, p. 503-507.
Bespreking van Douglas N. Walton (1998), Ad hominem arguments. Tuscaloosa: University of Alabama Press.
| |
Wright, Larry 2001
‘Justification, discovery, reason & argument’. In: ARG, vol. 15, no. 1, p. 97-104. De auteur stelt dat de gangbare wetenschappelijke methode gebaseerd is op een onderscheid tussen de ‘context of discovery’ en de ‘context of justification’ met het doel een onderscheid te maken tussen feitelijke en normatieve aspecten, dat wil zeggen tussen oorzaken en redenen. De auteur is van mening dat bij dit onderscheid ten onrechte geen rekening wordt gehouden met de waarderingen die een rol spelen in wetenschappelijk onderzoek.
| |
Yin, Jing 2001
‘Telling the truth? A cultural companion of ‘Facilitating discussion’ in American talk’. In: Discourse Processes, vol. 33, no. 3, p. 235-256.
De auteur gaat in op de verschillen in opvatting tussen Amerikanen en Duitsers ten aanzien van een type discussie dat hij een ‘facilitating’ discussie noemt, een discussie waarin een spreker een nieuw idee naar voren brengt zonder dat dit een idee van de spreker zelf hoeft te zijn, met als doel het verloop van de discussie te vergemakkelijken. De auteur verklaart de verschillen in opvatting op grond van de culturele regels en de vooronderstellingen die in de twee landen over verbale communicatie gelden.
|
|