| |
| |
| |
Bibliografie argumentatietheorie 1999
Eveline Feteris en Peter Houtlosser
Verantwoording
In deze bibliografie wordt een overzicht gegeven van publicaties over argumentatie die in 1999 zijn verschenen (boeken, boekbesprekingen en tijdschriftartikelen). Opgenomen zijn theoretische beschouwingen, verslagen van empirisch onderzoek en praktisch gerichte publicaties. Bij de samenstelling is gebruik gemaakt van boekaankondigingen, periodiek verschijnende bibliografieën en tijdschriften waarin regelmatig artikelen over argumentatie worden gepubliceerd. Om een zo groot mogelijk aantal titels te kunnen opnemen, zijn de annotaties beknopt gehouden.
Er is naar gestreefd de bibliografie zo compleet mogelijk te maken. Wie ervan verzekerd wil zijn dat er in toekomstige bibliografieën geen eigen publicaties over argumentatie ontbreken, wordt verzocht per titel een volledige titelbeschrijving plus een korte annotatie, indien mogelijk vergezeld van een origineel exemplaar of een overdruk, te sturen aan P. Houtlosser, Leerstoelgroep Taalbeheersing, Argumentatietheorie en Retorica, Universiteit van Amsterdam, Spuistraat 134, 1012 VB Amsterdam.
Gebruikte afkortingen
|
AA |
Argumentation and Advocacy |
ARG |
Argumentation |
IL |
Informal Logic |
JoP |
Journal of Pragmatics |
PhRh |
Philosophy and Rhetoric |
QJS |
Quarterly Journal of speech |
Tb |
Taalbeheersing |
* Met een asterisk aangeduide auteurs zijn ook afzonderlijk opgenomen.
| |
| |
| |
Adams, John C. 1999
ARG, vol. 13, no. 1, p. 119-121.
Bespreking van James A. Herrick (1997), The radical rhetoric of the English Deists: The discourse of skepticism 1680-1750. Columbia: University of South Carolina Press.
| |
Adler, Jonathan E. 1999
‘Affirming a straw man: A reply to Bowles’. In: ARG, vol. 13, no. 1, p. 17-26. De auteur kritiseert de interpretaties die George Bowles geeft van de stellingen van diens opponenten in de discussie over de relatieve waarschijnlijkheid van conclusies die getrokken worden op basis van een bevestiging van de consequens.
| |
Andriessen, Jerry & Coirier, Pierre (eds.) 1999
Foundations of argumentative text processing. Amsterdam: Amsterdam University Press. Dit boek over argumentatief schrijven en de cognitieve verwerking van argumentatieve teksten bevat bijdragen van p. Coirier, J. Andriessen & L. Chanquoy over de specifieke processen die een rol spelen bij het schrijven en verwerken van argumentatieve teksten, J.F. Voss, J. Wiley & R. Sandak over de relatie tussen redeneren en argumenteren in argumentatieve teksten, F.H. van Eemeren & R. Grootendorst over de argumentatietheoretische achtergrond van schrijfonderzoek en over de rol van een analytisch tekstoverzicht in het schrijfproces, C.M.M. Santos & S.L. Santos over de inhoudehjke en contextuele dimensies van deugdelijk argumenteren in teksten, N.L. Stein & R. Bernas over de ontwikkeling van de competentie om argumentatie te interpreteren, A. Piolat, J.-Y. Roussey & A. Gombert over het onderzoek naar argumentatieve schemata, C. Golder & D. Pouit over de verschillende manieren waarop onderwerpen ter discussie kunnen worden gesteld, A. Giroud over het bestuderen van de verwerking van argumentatieve teksten door collaboratieve schrijfprocessen, M. Baker over de constructieve functie van argumentatie in educatieve interacties en A. Veerman, & T. Treasure-Jones over de ontwikkeling van software voor probleemoplossing door gezamenlijk argumenteren.
| |
Azar, Moshe 1999
‘Argumentative text as rhetorical structure: An application of rhetorical structure theory’. In: ARG, vol. 13, no. 1, p. 97-114. De auteur betoogt dat het onderscheid dat in de Rhetorical Structure Theory (RST) wordt gemaakt tussen kerndoelen en satellietdoelen bij uitstek van toepassing is in de analyse van argumentatieve teksten. Op basis van vijf relaties tussen kern en satelliet die in de RST worden onderscheiden karakteriseert hij vijf typen argumentatieve relaties. Hij illustreert zijn bevindingen in een een analyse van drie korte teksten.
| |
Bailin, Sharon 1999
‘The problem with Percy: Understanding and critical thinking’. In: IL, vol. 19, nos. 2 & 3, p. 161-170.
Volgens de auteur dienen in het onderwijs in kritisch denken aan studenten niet slechts bepaalde vaardigheden en disposities te worden bijgebracht, maar moet ze ook duidelijk worden gemaakt dat ze die vaardigheden en disposities moeten aanleren om op een kritische manier kennis te kunnen verwerven en beoordelen.
| |
Blair, J. Anthony 1999
ARG, vol. 13, no. 3, p. 338-343.
Bespreking van D.N. Walton (1996), Argumentation schemes for presumptive reasoning. Mahwah, NJ: Lawrence Erlbaum.
| |
Boone, Daniel N. 1999
‘The cogent reasoning model of informal fallacies’. In: IL, vol. 19, no. 1, p. 1-39.
| |
| |
De auteur presenteert een nieuw model voor de analyse van informele drogredenen. Van zo'n drogreden is volgens hem geen sprake als de gebruikte redenering ongeldig is, als een of meer premissen irrelevant zijn of als er een discussieregel wordt overtreden, maar als een of meer premissen waar lijken maar het niet zijn. Het model wordt geïllustreerd aan de hand van een analyse van veertien informele standaarddrogredenen.
| |
Bowles, George 1999
‘The asymmetry thesis and diversity of “invalid” argument forms’. In: IL, vol. 19, no. 1, p. 67-76.
De auteur voert meer tegenvoorbeelden aan tegen de asymmetrie-stelling (logische geldigheid kan formeel bewezen worden, logische ongeldigheid niet), om daarmee ook de afgezwakte versie van deze stelling (logische geldigheid kan formeel bewezen worden, logische ongeldigheid bijna nooit) te ontkrachten.
| |
Braet, Antoine 1999a
‘The enthymeme in Aristotle's Rhetoric. From argumentation theory to logic’. In: IL, vol. 19, nos. 2 & 3, p. 101-117.
De auteur betoogt dat er in de analyse van het enthymeem zoals dat door Aristoteles in de Rhetorica wordt gekarakteriseerd een onderscheid moet worden gemaakt tussen een logisch en een pragmatisch analyseniveau, dat in een enthymeem ook andere typen premissen dan premissen die gebaseerd zijn op waarschijnlijkheden en tekens kunnen worden gebruikt en dat aan een enthymeem ten onrechte vaak ofwel een topische ofwel een syllogische structuur wordt toegekend. Aristoteles’ behandeling van het enthymeem in de Rhetorica demarceert volgens de auteur een omslag van een argumentatietheoretische naar een logische benadering van enthymemen.
| |
Braet, A. 1999b
‘Aristoteles’ Rhetorica. Een werk dat pathos veroordeelt én behandelt. Bij de verschijning van een Nederlandse vertaling’. In: Tb, jrg. 21, nr. 3, p. 206-219.
In dit artikel verdedigt de auteur het standpunt dat Aristoteles in de Rhetorica zowel richtlijnen voor het gebruik van pathos verschaft als het gebruik van pathos veroordeelt en geeft hij een verklaring van de ogenschijnlijke tegenstrijdigheid.
| |
Broda-Bahm, Kenneth T. 1999
‘Finding protection in definitions: The quest for environmental security’. In: AA, vol. 35, no. 4, p. 159-170.
In dit artikel wordt de discussie geanalyseerd over de toelaatbaarheid van het vermengen van milieubelangen en veiligheidsoverwegingen door middel van definities. Om de aanvaardbaarheid van de discussiebijdragen te bepalen moet volgens de auteur duidelijk zijn of het geven van een definitie als een argumentatieve strategie moet worden gezien of als het doen van een uitspraak die de waarheid grondvest.
| |
Burgess-Jackson, Keith 1999
‘Principled objections and sham arguments: The case of capital punishment’. In: PhRh, vol. 32, no. 4, p. 299-308.
De auteur analyseert ad hominem-argumenten waarin de tegenstander op een inconsistentie wordt gewezen in een discussie over doodstraf aan het eind van de jaren zeventig.
| |
Cherney, James L. 1999
‘Deaf culture and the cochlear implant debate: Cyborg politics and the identity of people with disabilities’. In: AA, vol. 36, no. 1, p. 22-34.
In deze bijdrage aan het themanummer over argumentatie en lichaamstaal geeft de auteur een kritische analyse van het retorische gebruik van het begrip ‘cyborg’ in het | |
| |
debat over de implantatie van kunstonderdelen in het oor.
| |
Darwin, Thomas J. 1999
‘Intelligent cells and the body as conversation: The democratic rhetoric of mindbody machine’. In: AA, vol. 36, no. 1, p. 35-49.
Onderwerp van deze bijdrage aan het themanummer over argumentatie en lichaamstaal is de interpretatie van het lichaam in bepaalde alternatieve geneeswijzen in de Verenigde Staten en de retoriek die daaraan ten grondslag ligt.
| |
Dascal, Marcelo & Cremaschi, Sergio 1999
‘The Malthus-Ricardo correspondence: Sequential structure, argumentative patterns, and rationality’. In: JoP, vol. 31, p. 1129-1172.
Uitgaande van een geïntegreerde retorisch-pragmatische theorie analyseren de auteurs de bijdragen aan de correspondentie tussen Mathus en Ricardo als zetten in een polemische dialoog. In het artikel bestuderen zij de sequentiële structuur van de dialoog en gaan zij na welke argumentatieve patronen er op macroniveau in kunnen worden geïdentificeerd.
| |
Dascal, Marcelo & Gross, Alan G. 1999
‘The marriage of pragmatics and rhetoric’. In: PhRh, vol. 32, no. 2, p. 107-130.
De auteurs pleiten voor een integratie van Griceaanse pragmatiek en Aristotelische retorica. Deze integratie maakt naar hun mening de retorica theoretisch coherenter, terwijl de pragmatiek niet alleen toepasbaar wordt op informatief maar ook op persuasief taalgebruik.
| |
DeLuca, Kevin Michael 1999
‘Unruly arguments: The body rhetoric of Earth First!, Act Up, and Queer Nation’. In: AA, vol. 36, no. 1, p. 9-21.
In dit artikel wordt betoogd dat het lichamelijke een constitutief element vormt in de retoriek van protestbewegingen. Een en ander wordt gedemonstreerd aan de hand van teksten van Earth First!, ACT UP en Queer Nation.
| |
Doury, Marianne 1999
ARG, vol. 13, no. 1, p. 121-125.
Bespreking van Thanh Nyan (1998), Metalinguistic operators. With reference to French. Bern: Peter Lang.
| |
Eemeren, Frans van & Grootendorst, Rob 1999
Filosofie Magazine. ‘De cirkel is rond’, ‘Verboden twijfel’, ‘Schijnonthulling’, ‘Wie het niet met mij eens is, is onredelijk’ en ‘Polemische strategieën’. Jrg. 8, no. 1, p. 41, no. 2, p. 35, no. 3, p. 33, no. 4, p. 27 en no. 5, p. 23.
Reeks populariserende artikelen over drogredenen.
| |
Eemeren, Frans van & Houtlosser, Peter 1999a
‘Strategie manoeuvring in argumentative discourse’. In: Discourse Studies, vol. 1, no. 4, p. 479-497.
De auteurs betogen dat in een adequate analyse van een impliciete of expliciete argumentatieve discussie niet alleen de dialectische maar ook de retorische doelen van de discussianten moeten worden verdisconteerd, omdat alleen dan de rationale van de verschillende discussiezetten en van de strategische patronen daarin kan worden verklaard. Vervolgens presenteren zij een geïntegreerde analysemodel dat zij op basis van dit inzicht hebben ontwikkeld en passen zij dit model toe in een analyse van een betoog waarin Shell zich voor zijn toenmalige activiteiten in Nigeria verantwoordt.
| |
| |
| |
Eemeren, Frans van & Houtlosser, Peter 1999b
‘Strategisch manoeuvreren in argumentatieve teksten’. In: Tb, jrg. 21, nr. 3, p. 142- 156.
De auteurs laten zien hoe retorische inzichten kunnen worden gebruikt om een dialectische analyse te verdiepen en te rechtvaardigen. Zij illustreren hun benadering door middel van een geïntegreerde analyse van de strategieën die door Reynolds Tobacco Company gebruikt worden in een ‘advertorial’ over roken door jongeren.
| |
Eemeren, Frans van & Houtlosser, Peter 1999c
‘Over zekere waarden. Een analyse van twee objectief waarderende standpunten’. In: Tb, jrg. 21, nr. 3, p. 179-186.
In dit artikel wordt van twee reclameuitingen respectievelijk een dialectische, een pragma-linguïstische en een retorische analyse gegeven. Samen moeten de analyses duidelijk maken welk effect er met de uitingen wordt nagestreefd.
| |
Eemeren, Frans van, Grootendorst, Rob & Meuffels, Bert 1999
‘De onredelijkheid van de ad baculumdrogreden’. In: Tb, jrg. 21, nr. 1, p. 29-48.
De auteurs doen verslag van empirisch onderzoek naar de opvattingen van gewone taalgebruikers over discussiezetten waarin theoretisch gesproken een ad baculum-drogreden wordt begaan. Er werden drie contexten gecontrasteerd waarin dergelijke discussiezetten moesten worden beoordeeld: wetenschappelijke, politieke en huiselijke.
| |
Eemeren, F.H. van, Grootendorst, R., Blair, J. Anthony & Willard, Ch.A (eds.) 1999
Proceedings of the Fourth International Conference of the International Society for the Study of Argumentation. Amsterdam: Sic Sat.
In deze bundel zijn 184 bijdragen gepubliceerd aan de vierde internationale conferentie over argumentatie georganiseerd door de International Society for the Study of Argumentation, die werd gehouden van 16-18 juni 1998 aan de Universiteit van Amsterdam. Onder de bijdragen zijn de drie keynote speeches van Scott Jacobs (‘Argumentation as normative pragmatics’), Manfred Kienpointner (‘Figures of speech: Definition, description and critical evaluation’) en Erik Krabbe (‘The dialectic of quasi-logical arguments’). De artikelen zijn ditmaal alfabetisch geordend. Bij de proceedings is een CD-rom gevoegd met een elektronische versie van de bijdragen.
| |
Erion, G.J. 1999
‘Thinking critically about college writing: The analogy between arguments and essays’. In: Teaching Philosophy, vol. 23, no. 1, p.53-61.
De auteur betoogt dat voor een wetenschappelijke tekst dezelfde kwaliteitseisen gelden als voor een betogende tekst. In beide type teksten moet de tekst een sterke ondersteuning bieden voor de centrale stelling en dienen de ondersteuningsrelaties expliciet te zijn gemaakt. Hij pleit er daarom voor het universitair onderwijs in het schrijven van wetenschappelijke teksten in het kader van het filosofie- of het argumentatieonderwijs te laten plaatsvinden.
| |
Farrell, Thomas B. 1999
ARG, vol. 13, no. 4, p. 402-406.
Bespreking van Tarla Rai Peterson (1997), Sharing the earth. The rhetoric of sustainable development. Columbia: University of South Carolina Press.
| |
Feteris, Eveline T. 1999
Fundamentals of legal argumentation. A survey of theories on the justification of judicial decisions. Dordrecht: Kluwer.
| |
| |
In deze Engelse bewerking van Redelijkheid in juridische argumentatie (Zwolle: Tjeenk Willink, 1994) wordt een overzicht gegeven van onderzoek naar juridische argumentatie. Eerst worden verschillende argumentatietheoretische benaderingen op hun relevantie voor juridische argumentatie getoetst. Vervolgens komen specifiek juridische benaderingen aan de orde, die in verschillende stromingen en aandachtsgebieden worden ondergebracht. Ten slotte wordt een analyse- en beoordelingsmodel voor juridische argumentatie gepresenteerd.
| |
Feteris, Eveline, Grootendorst, Rob & Houtlosser, Peter 1999
‘Bibliografie Argumentatietheorie 1998’. In: Tb, jrg. 21, nr. 3, p. 142- 156. Blz. 220-228.
Geannoteerde bibliografie van in 1998 verschenen publicaties over argumentatie.
| |
Feteris, E.T., Grootendorst, R. & Houtlosser, P. 1999
‘Bibliography Argumentation Studies 1997’. In: ARG, vol 13, no. 2, p. 221-232.
Geannoteerde bibliografie van in 1997 verschenen studies over argumentatie.
| |
Garver, Eugene 1999a
ARG, vol. 13, no. 3, p. 335-337.
Bespreking van Maurice Finocchiaro (1997), Galileo on the world systems. A new abridged translation and guide. Berkeley: University of California Press.
| |
Garver, Eugene 1999b
IL, vol. 19, no. 1, p.91-95.
Bespreking van Henry Richarson (1994), Practical reasoning about final ends. Cambridge: Cambridge University Press.
| |
Gerritsen, Susanne 1999
Het verband ontgaat me. Begrijpelijkheidsproblemen met verzwegen argumenten. Dissertatie Universiteit van Amsterdam. Amsterdam: Uitgeverij Nieuwezijds.
In dit proefschrift worden richtlijnen ontwikkeld waarmee schrijvers van betogende teksten ervoor kunnen zorgen dat hun lezers geen begrijpelijkheidsproblemen hebben met verzwegen stappen in de argumentatie. Na een kritische besprekling van de definities en reconstructiemethoden die in de literatuur over verzwegen argumenten zijn voorgesteld, gaat de auteur op basis van een pragma-dialectische opvatting van verzwegen argumenten na welke categorieën begrijpelijkheidsproblemen er met verzwegen argumenten in betogende teksten precies kunnen optreden en hoe ze in een herschrijving kunnen worden opgelost. De effectiviteit van deze oplossingen wordt vervolgens in een empirisch onderzoek getoetst.
| |
Goddu, G.C. 1999
‘Reasonable doubt: A note on “neutral” illatives and arguments’. In: ARG, vol. 13, no. 3, p. 243-250.
De auteur betoogt dat de analyse in termen van waarschijnlijkheid die George Bowles en Thomas Gilbert gegeven hebben onjuist is en dat dientengevolge de door hen gehanteerde definitie van ‘argument’ herzien zou moeten worden.
| |
Godin, Benoît 1999
‘Argument from consequences and the urge to polarize’. In: ARG, vol. 13, no. 4, p. 347-365.
De auteur gaat in op 's mensens neiging om in discussies hun verschillen van mening te polariseren en hun standpunten lijnrecht tegenover elkaar te stellen. De auteur draagt verklaringen voor deze neiging aan en wijst op enkele potentiële onwenselijke consequenties.
| |
Goldstick, Dan 1999
‘“Soundness” unsound’. In: IL, vol. 19, no. 1, p. 90.
De auteur pleit tegen het gelijkstellen van | |
| |
logisch deugdelijke redeneringen en rationeel aanvaardbare redeneringen.
| |
Gratton, Claude 1999
IL, vol. 19, nos. 2 & 3, p. 226-230.
Bespreking van Chr. Plantin (1996), L’argumentation. Parijs: Seuil.
| |
Groarke, Leo 1999
‘Deductivism within pragma-dialectics’. In: ARG, vol. 13, no. 1, p. 1-16.
De auteur verdedigt een deductivistische benadering in de reconstructie van verzwegen argumenten in alledaagse argumentatie. Hij geeft een kritisch overzicht van de bijdragen aan de discussie over de reconstructie van verzwegen argumenten en betoogt vervolgens dat een uitwerking van de deductivistische benadering die in de pragma-dialectische argumentatietheorie wordt voorgestaan doorslagevende theoretische voordelen biedt.
| |
Gross, Alan 1999
‘A theory of rhetorical audience: Reflections on Chaim Perelman’. In: QJS, vol. 85, no. 2, p.203-211.
De auteur laat zien hoe Perelmans onderscheid tussen het universele en het particuliere auditorium kan worden gebruikt om betogen in het openbare leven te analyseren.
| |
Haaften, Ton van 1999
Tb, jrg. 21, nr. 1, p. 67-71.
Bespreking van F.H. van Eemeren, R. Grootendorst, A.F. Snoeck Henkemans et al. (1997), Handboek argumentatietheorie. Historische achtergronden en hedendaagse ontwikkelingen. Groningen: Martinus Nijhoff.
| |
Hall Kells, Michelle 1999
AA, vol. 35, no. 4, p. 192-195.
Bespreking van Barbara Emmel, Paul Resch & Deborah Tenney (1996), Argument revisited, argument redefined. Negotiating meaning in the classroom. Thousand Oaks: Sage.
| |
Hample, Dale, Benoit, Pamela J., Houston, Josh, Purifoy, Gloria, Van-Hyfte, Vanessa & Wardell, Clyde 1999
‘Naive theories of argument: Avoiding interpersonal arguments or cutting them short’. In: AA, vol. 35, no. 3, p. 130-139.
De auteurs doen verslag van experimented onderzoek waarin aan de hand van dagboekverslagen is nagegaan welke tactieken men gebruikte om discussies te vermijden of in de kiem te smoren. Tevens is onderzocht hoe de dagboekhouders in de betreffende gevallen tegen de discussie aankeken. Er blijkt een significante correlatie te bestaan tussen de mate waarin er volgens de proefpersonen al expliciet van een discussie sprake was en de mate waarin die discussie als antagonistisch werd ervaren.
| |
Harold, Christine L. 1999
‘Tracking heroin chic: The abject body reconfigures the rational argument’. In: AA, vol. 36, no. 2, p. 65-76.
In de Verenigde Staten is het uitgeteerde lichaam in de reclame zo populair geworden dat zelfs het beeld van een heroïnegebruiker een zekere chic heeft verkregen. De auteur analyseert de retoriek hiervan.
| |
Harris, Randy Allen 1999
ARG, vol. 13, no. 2, p. 233-236.
Bespreking van Charles A. Taylor (1996), Defining science. A rhetoric of demarcation. Madison: University of Wisconsin Press.
| |
Hartnett, Stephen & Ramsey, Eric Ramsey 1999
‘“A plain public road”: Evaluating arguments for democracy in a post-metaphysical world’. In: AA, vol. 35, no. 3, p. 95-114.
De auteurs analyseren de dialectische relatie tussen retorische tropen, argumentatie- | |
| |
patronen en politieke ideologieën in Patrick Buchanans politieke voordrachten. Zij gaan in op de rol van retoriek in argumentaties voor het democratische bestel in verschillende perioden van de Amerikaanse geschiedenis en schenken daarbij in het bijzonder aandacht aan de concepten ‘illusie’ en ‘verbeelding’.
| |
Hatcher, Donald 1999a
‘Why informal logic is essential for critical thinking’. In: IL, vol. 19, no. 1, p. 77-89.
De auteur bestrijdt de bezwaren tegen het gebruiken van formele logica als didactisch middel in het onderwijs in kritisch denken en voert theoretische, empirische en praktische redenen aan die moeten aantonen dat formele logica juist essentieel is voor dit onderwijs.
| |
Hatcher, Donald 1999b
‘Why critical thinking should be combined with written composition’. In: IL, vol. 19, nos. 2 & 3, p. 171-183.
De auteur betoogt dat het onderwijs in kritisch denken niet gescheiden moet worden gegeven van het schrijfonderwijs. Hij pleit voor een sequentiële integratie.
| |
Hauser, Gerard A. 1999
‘Introduction. Incongruous bodies: Arguments for personal sufficiency and public insufficiency’. In: AA, vol. 36, no. 1, p. 1-8.
Inleiding bij een tweedelig themanummer van het tijdschrift over ‘Body argument’, AA, vol. 36, no. 1 en AA, vol. 36, no. 2, waarin verder bijdragen staan van K.M. DeLuca*, J.L. Cherney*, Th.J. Darwin*, N. Stormer*, Ch.L. Harold*, K.M. Torrens* en A. Kiewe*.
| |
Henket, M.M. 1999
‘Rationele argumentatie in de rechtswetenschap’. In: P.W. Brouwer, M.M. Henket, A.M., Hol & H. Kloosterhuis (red.), Drie dimensies van recht. Rechtstheorie, rechtsgeleerdheid rechtspraktijk (p. 239-256). Den Haag: Boom Juridische Uitgevers.
Deze bijdrage aan de bundel over recht gaat over maatstaven voor rechtswetenschappelijke argumentatie en over de verschillen met de maatstaven voor argumentatie in de rechtspraktijk. De auteur inventariseert de kenmerken van rationele argumentatie in de rechtswetenschap en stelt een stelsel van argumentatieregels voor.
| |
Hicks, Darrin & Langsdorf, Lenore 1999
‘Regulating disagreement, constituting participants: A critique of proceduralist theories of democracy’. In: ARG, vol. 13, no. 2, p. 139-160.
De auteurs geven een kritische analyse van het procuderele model van maatschappelijke discussie. Vervolgens gaan zij na welke repercussies het door hen voorgestane constitutieve proceduralisme zou moeten hebben voor de argumentatietheorie en het argumentatieonderwijs.
| |
Hitchcock, David 1999a
‘The Thomas-Nolt debate: Some lessons about induction’. In: IL, vol. 19, nos. 2 & 3, p. 201-212.
De auteur betoogt dat een verhoogde waarschijnlijkheid dat een ervaring die zich vele malen eerder heeft voorgedaan zich weer voor zal doen geen rol speelt bij inductie op basis van uniforme ervaringen. Specifieke achtergrondkennis speelt volgens hem wel een grote rol, maar juist weer niet de veronderstelling dat de natuur uniform is of de veronderstelling dat het in de toekomst ongeveer zo zal zijn als in het verleden.
| |
Hitchcock, David 1999b
‘The origin of the technical use of “sound argument”: A postscript’. In: IL, vol. 19, nos. 2 & 3, p. 213-214.
| |
| |
De auteur wijst Max Black aan als bron van de opvatting dat een geldige redenering met ware premissen een deugdelijke redenering is.
| |
Hoaglund, John 1999
ARG, vol. 13, no. 2, p. 236-238.
Bespreking van Leo A. Groarke, Christopher W Tindale & Linda Fisher (1997), Good reasoning matters! A constructive approach to critical thinking. Toronto/New York/Oxford: Oxford University Press.
| |
Hol, A.M. 1999
‘De weegschaal in balans: rationele argumentatie in het recht’. In: P.W. Brouwer, M.M. Henket, A.M., Hol & H. Kloosterhuis (red.), Drie dimensies van recht. Rechtstheorie, rechtsgeleerdheid, rechtspraktijk (p. 257-272). Den Haag: Boom Juridische Uitgevers.
De auteur stelt zich ten doel het belang van de rechtstheorie voor de rechtswetenschappelijke analyse van juridische oordeelsvorming te verhelderen en vast te stellen hoe de rechtstheorie behulpzaam kan zijn bij de beschrijving, analyse en ontwikkeling van juridische argumenten in de rechtspraak. Hij werkt zijn inzichten uit aan de hand van het Kalimijnen-arrest.
| |
Ilie, Cornelia 1999
‘Question-response argumentation in talk shows’. In JoP, vol. 31, p. 975-999.
De auteur onderzoekt de argumentatieve functie van drie typen vragen in twee Amerikaanse televisie-talkshows: vragen om een uiteenzetting, retorische vragen en echovragen. Zij concludeert dat er met deze typen vragen en de antwoorden daarop geen vaste vraag- en antwoordcategorieën corresponderen.
| |
Inbar, Michael 1999
‘Argumentation as rule-justified claims: Elements of a conceptual framework for the critical analysis of argument’. In: ARG, vol. 13, no. 1, p. 27-42.
De auteur presenteert een model voor de beoordeling van argumentatie dat semantisch is in plaats van formeel, op verplichtingen gericht in plaats van op overtuigingen en op de noodzakelijkheid van afgeleide conclusies in plaats van op hun overtuigingskracht of formele geldigheid. De toepassing van het model wordt geïllustreerd aan de hand van bekende voorbeelden van argumentatie uit de vakliteratuur.
| |
Jacquette, Dale 1999a
IL, vol. 19, nos. 2 & 3, p. 221-226.
Bespreking van G. Priest (1995), Beyond the limits of thought. Cambridge: Cambridge University Press.
| |
Jacquette, Dale 1999b
PhRh, vol. 32, no. 3, p. 286-291.
Bespreking van N. Rescher (1997), Objectivity. The obligations of impersonal reason. Notre Dame: Notre Dame University Press.
| |
Johnson, Ralph H. 1999
‘The relation between formal and informal logic’. In: ARG, vol. 13, no. 3, p. 265-274.
De auteur betoogt dat de wijze waarop de relatie tussen formele en informele logica gekarakteriseerd wordt sterk afhangt van wat men onder informele logica verstaat. Na een kritische bespreking van vigerende definities van informele logica presenteert de auteur een eigen definitie en concludeert hij dat informele logica in die definitie complementair is aan formele logica.
| |
Kiewe, Amos 1999
‘The body as proof: Franklin D. Roosevelt's preparations for the 1932 presidential campaign’. In: AA, vol. 36, no. 2, p. 88-100.
In dit artikel wordt uiteengezet waarom de toenmalige president Roosevelt ondanks | |
| |
zijn ziekte als een gezonde man wilde overkomen op het kiezerspubliek en hoe hij dit streven in de campagne realiseerde.
| |
Lagerwerf, Luuk 1999
‘Stoer of asociaal? Een argumentatieve analyse van de “...maar ik rook niet!”-spotjes’. In: Tb, jrg. 21, nr. 2, p. 83-98.
De auteur betoogt dat een goed begrip van televisiespotjes ten behoeve van het niet-roken afhangt van de manier waarop het in de spotjes cruciale gebruik van ‘maar’ kan worden geïnterpreteerd. Hij concludeert dat de bedoelde boodschap niet zonder meer uit de spotjes kan worden afgeleid.
| |
Levi, Don s. 1999
‘The fallacy of treating the ad baculum as a fallacy’. In: IL, vol. 19, nos. 2 & 3, p. 145-159.
De auteur bestrijdt Michael Wreens analyse van het ad baculum als een drogredelijk soort argumentatie. Volgens de auteur moet het ad baculum juist gezien worden als een retorische manier om een andere partij het argumenteren onmogelijk te maken.
| |
Levin, Michael 1999
‘A misuse of Bayes's theorem’. In: IL, vol. 19, no. l, p. 63-66.
De standaardanalyse van waarschijnlijk-heidsredeneringen in de psychologische en juridische literatuur heeft als conclusie dat de betrouwbaarheid van getuigenverklaringen in de regel overschat wordt. De auteur betoogt dat deze conclusie op een methodologische rekenfout berust.
| |
Liu, Yameng 1999
‘Justifying my position in your terms: Crosscultural argumentation in a globalized world’. In: ARG, vol. 13, no. 3, p. 297-315.
De auteur onderzoekt hoe discussie tussen cultureel heterogene en ideologisch incompatibele groepen kan worden gestimuleerd. Een belangrijk aspect daarin zou zijn dat de opponenten trachten hun stellingen met behulp van de uitgangspunten van de andere partij te rechtvaardigen.
| |
MacKenzie, Jim 1999
ARG, vol. 13, no. l, p. 115-119.
Bespreking van Douglas Walton (1996), Fallacies arising from ambiguity. Dordrecht: Kluwer.
| |
MacKenzie, Jim & Staines, Phil 1999
‘Hamblin's case for commitment: A reply to Johnson’. In: PhRh, vol. 32, no. 1, p. 14-39.
De auteurs gaan in op de bezwaren die Ralph Johnson beginjaren negentig tegen Hamblins weergave van de standaardbenadering van drogredenen en tegen diens gebruik van de noties ‘aanvaardbaarheid’ en ‘gebondenheid’ heeft aangevoerd.
| |
MacPherson, Brian 1999
‘Three misrepresentations of logic’. In: IL, vol. 19, nos. 2 & 3, p. 185-199.
De auteur reageert op de kritiek van enkele feministen op de formele en de informele logica. Hun bezwaar dat in de semantiek voor formele logica van de context wordt geabstraheerd tracht hij te weerleggen door te wijzen op ontwikkelingen in de intensionele logica, de kritiek dat informele logici de uitingscontext van argumentatie veronachtzamen verwerpt hij als een verkeerde weergave van wat drogredentheoretici doen en het bezwaar dat de klassiek-logische negatie op een ‘exclusivistisch’ dualisme berust dat de maatschappelijke uitsluiting van vrouwen stimuleert pareert hij door op de driewaardige quantumlogica van Reichenbach te wijzen.
| |
Maier, Robert 1999
ARG, vol. 13, no. 3, p. 343-346.
Bespreking van Jean-Blaise Grize (1996), Logique naturelle & communications. Parijs: Presses Universitaires de France.
| |
| |
| |
McEvoy, Sebastian 1999
‘The construction of issues: Pleading theory and practice, relevance in pragmatics, and the confrontation stage in the pragmadialectical theory of argumentation’. In: ARG, vol. 13, no. 1, p. 43-52.
De auteur betoogt dat de belangrijkste pragmatische benaderingen van relevantie ontoereikend zijn omdat ze geen criterium bieden om vast te stellen wanneer een discussiebijdrage irrelevant is. Een benadering die daartoe wel in staat is kan volgens hem worden gevonden in het recht, met name in de pleitleer van de negentiendeeeuwer H.J. Stephen, die zich heeft beziggehouden met het bepalen van de punten van discussie. Toepassing van deze leer op de argumentatietheorie houdt in dat relevantie niet zozeer moet worden bepaald in de argumentatiefase van een discussie alswel in de confrontatiefase.
| |
McGee, Brian R. 1999
‘The argument from definition revisited: Race and definition in the progressive era’. In: AA, vol. 35, no. 4, p. 141-158.
Aan de hand van twee romans uit 1912 over rassenonderscheidingen waarin op basis van definities wordt geargumenteerd betoogt de auteur dat alle definities als contingent zouden moeten worden beschouwd en dat argumentatie op basis van definities weliswaar niet, zoals Richard Weaver stelt, ethisch superieur is aan andere vormen van argumentatie, maar wel specifiek ethische kanten heeft.
| |
McIntyre, Lee 1999
‘Teaching the fallacy of conversion’. In: Teaching Philosophy, vol. 22, no. 2, p. 135-140.
De auteur vestigt de aandacht op de drogreden van de conversie en bespreekt enkele factoren die een rol spelen in het behandelen ervan in het onderwijs.
| |
Meuffels, Bert 1999
Tb, jrg. 21, nr. 1, p. 72-74.
Bespreking van Hans Hoeken (1998), Het ontwerp van overtuigende teksten. Wat onderzoek leert over de opzet van effectieve reclame en voorlichting. Bussum: Coutinho.
| |
Myers, Frank 1999
‘Political argumentation and the composite audience: A case study’. In: QJS, vol. 85, no. 1, p. 55-71.
In dit artikel wordt een toespraak uit 1945 geanalyseerd van de toenmalige Britse minister Ernest Bevin. Doel van de analyse is vast te stellen hoe Bevin zich kwijt van de taak om verschillende auditoria tegehjk te bedienen. De auteur identificeert vier argumentatieve technieken waarvan Bevin voor dit doel gebruik maakt.
| |
Nyan, T. 1999
‘Simplement as a metahnguistic operator’. In: ARG, vol. 13, no. 3, p. 275-295.
De auteur geeft een linguïstische karakterisering van het bijwoord simplement in de constructie ce n'est pas que P simplement Q. Zij concentreert zich hierbij op de aard en functie van de negatie die voorafgaat aan P en de betekenis van simplement, die zij in navolging van Anscombre en Ducrot in procedurele termen vat.
| |
Phillips, Patrick J.J. 1999
IL, vol. 19, nos. 2 & 3, p. 215-217.
Bespreking van Frederick F. Schmitt (ed.) (1994), Socializing epistemology. The social dimensions of knowledge. Lanham: Rowan & Littlefield.
| |
Plumer, Gilbert 1999
‘Necessary assumptions’. In: IL, vol. 19, no. 1, p.41-61.
De auteur stelt criteria voor om te kunnen bepalen of een mogelijke veronderstelling in een argumentatie een noodzakehjke veronderstelling is. Hij ondersteunt zijn | |
| |
voorstel zowel met theoretische als met empirische redenen.
| |
Rees, Agnès van 1999
We komen er wel uit. Over de rationaliteit van probleemoplossende discussies. Amsterdam/Meppel: Boom.
In dit boek worden instrumenten ontwikkeld voor de analyse en beoordeling van interacties in probleemoplossende discussies. Na een kritische bespreking van de literatuur over probleemoplossende discussies laat de auteur zien dat het pragma-dialectische ideaalmodel van een kritische discussie een adequaat theoretisch instrument biedt om probleemoplossende discussies te analyseren en te evalueren. Vervolgens wordt in een aantal detailstudies ingegaan op de relatie tussen ideaal en praktijk en worden twee feitelijk gevoerde probleemoplossende discussies geanalyseerd en beoordeeld.
| |
Rees, M.A. van 1999b
‘“En dat doen we nu dus al een uurtje zo ongeveer”. De fasen van een kritische discussie als diagnostisch instrument bij het vaststellen van de oorzaken van een onbevredigend discussieverloop’. In: Tb, jrg. 21, nr. 1, p. 17-28.
De auteur laat zien hoe het pragma-dialectische model van een kritische discussie als diagnostisch instrument kan worden gebruikt in een kritische analyse van het verloop van een probleemoplossende discussie.
| |
Rühl, Marco 1999
‘The revelation argument: A “communicational fallacy’”. In: ARG, vol. 13, no. 1, p. 73-96.
De auteur past de pragma-dialectische benadering van drogredenen als overtredingen van de regels voor kritische discussie toe in een analyse en beoordeling van argumentatie waarin persoonlijke gedachten en gevoelens als argumenten naar voren worden gebracht.
| |
Siegel, Harvey 1999a
‘Argument quality and cultural difference’. In: ARG, vol. 13, no. 2, p. 183-201.
De auteur kritiseert de argumenten die de voorstanders van een cultuurbepaalde beoordeling van argumentatie hebben aangevoerd tegen argumentatietheoretici die een onpersoonlijke, cultuuronafhankelijke beoordeling propageren. Zijn belangrijkste punt van kritiek is dat die argumenten zelf een cultuuronafhankelijk evaluatiecriterium vooronderstellen.
| |
Siegel, Harvey 1999b
IL, vol. 19, no. 1, p. 95-99.
Bespreking van Frederick F. Schmitt (1995), Knowledge and belief. Londen: Routledge, 1992 en Frederick F. Schmitt, Truth, A primer. Boulder: Westview Press.
| |
Spek, Erik van der 1999
Tb, jrg. 21, nr. 3, p. 231-235.
Bespreking van Susanne Gerritsen (1999), ‘Het verband ontgaat me’. Begrijpelijkheids - problemen met verzwegen argumenten. Dissertatie UvA. Amsterdam: Nieuwezijds.
| |
Stormer, Nathan 1999
Embodied humanism: Performative argument for natural right in ‘The solitude of self’. In: AA, vol. 36, no. 2, p. 51-64.
In het kader van het themanummer over de argumentatieve kanten van het lichamelijke houdt de auteur een pleidooi tegen een ‘ontlichaamd’ onpersoonlijk rationalisme ten faveure van een ‘belichaamd’ materialisme als basis voor een humanistische levenshouding.
| |
Suits, David B. 1999
‘Steep cliff arguments’. In: ARG, vol. 13, no.2, p. 127-138.
De auteur analyseert het type filosofische | |
| |
gedachtenexperimenten dat ten doel heeft de luisteraar of lezer een bepaald idee te doen verwerpen door dit idee te introduceren in een absurde gedaante die scherp contrasteert met datgene waarmee de lezer of luisteraar vertrouwd is. Dergelijke overtuigingspogingen kunnen volgens de auteur effectief worden bestreden door de zaak om te keren en het ter discussie staande idee op zo'n manier te presenteren dat een absurde situatie er vertrouwd door wordt.
| |
Tindale, Christopher W. 1999
Acts of arguing. A rhetorical model of argument. New York: State University of New York Press.
In dit boek wordt betoogd dat door de aandacht die de laatste decennia is gegeven aan de logische en dialectische aspecten van argumentatie de retorische aspecten van argumentatie verwaarloosd zijn, terwijl deze volgens de auteur juist de grondslag voor argumentatie vormen. Na een bespreking van logische, dialectische en retorische perspectieven op argumentatie presenteert de auteur een retorisch analysekader en past hij dit toe in twee case studies. Ook bespreekt hij de implicaties van zijn bevindingen voor de studie van drogredenen en wijdt hij een hoofdstuk aan feministische benaderingen van argumentatie.
| |
Tindell, John H. 1999
‘Argumentation and debate textbooks: An overview of content and focus’. In: AA, vol. 35, no. 4, p. 185-191.
Besprekingsartikel over leerboeken over argumenteren en debatteren.
| |
Titsworth, B. Scott 1999
‘An ideological basis for definition in public argument: A case study of the individuals with disabilities in education act’. In: AA, vol. 35, no. 4, p. 171-184.
De auteur betoogt dat definities in maatschappelijke discussies ideologisch tot stand komen. Deze opvatting wordt te gelde gemaakt in een case study van een wetstekst over moeilijk lerende kinderen, waaraan ideologisch bepaalde standaards van normaliteit ten grondslag zouden liggen.
| |
Torrens, Kathleen M. 1999
‘Fashion as argument: Nineteenth-century dress reform’. In: AA, vol. 36, no. 2, p. 77-87.
De auteur legt de argumentatieve effecten bloot die in de negentiende eeuw door vrouwenbewegingen werden nagestreefd met het dragen van bepaalde kledingsstukken.
| |
Verbiest, Agnes 1999
ARG, vol. 13, no. 2, p. 238-242.
Bespreking van Molly Meijer Wertheimer (ed.) (1997), Listening to their voices. The rhetorical activities of historical women. Columbia: University of South Carolina Press.
| |
Walton, Douglas 1999a
Appeal to popular opinion. University Park, PA: Penn State Press.
In dit boek stelt de auteur zich ten doel te laten zien hoe instantiëringen van het argumentum ad populum op een evenwichtige manier kunnen worden beoordeeld. Eerst contrasteert hij de klassieke benadering van deze argumentatievorm met de hedendaagse benadering in logicaleerboeken, die hij op zijn beurt contrasteert met zijn eigen dialectische benadering waarin hij elf subtypen ad populum onderscheidt en een pragmatische methode ontwikkelt om elk van deze subtypen systematisch te evalueren.
| |
Walton, Douglas 1999b
‘Dialectical relevance in persuasion dialogues’. In: IL, vol. 19, nos. 2 & 3, p. 119-143.
De auteur zet een methode uiteen voor het beoordelen van de dialectische relevantie van uitspraken in persuasieve dialogen. De methode is gebaseerd op de tech-
|
|