Tijdschrift voor Taalbeheersing. Jaargang 22
(2000)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Taalbeheersing– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 97]
| |||||||||||||||||
[Nummer 2]Tigrelle Uijttewaal
| |||||||||||||||||
1. InleidingIn literaire recensies over romans geven recensenten hun mening over een boek. Ze informeren lezers middels hun boekbesprekingen in dag- en weekbladen over de kwaliteit van een nieuw werk dat die lezers nog niet gelezen hebben. Hun waardeoordeel ondersteunen ze in het algemeen door middel van verwijzingen naar allerlei kenmerken van het boek. Een boek kan bijvoorbeeld goed gevonden worden omdat de stijl goed is, omdat er humor in zit of omdat de recensent erdoor geraakt werd. Een recensie kan gezien worden als een betogende tekst. Doorgaans komt er een standpunt in voor - het oordeel van de recensent over het literaire werk - en worden er uitspraken gedaan ter verdediging van dat standpunt - de argumenten van de recensent voor zijn oordeel. Brandt (1994) typeert recensies in ‘Argumentatie in literaire dagbladrecensies’ als betogende teksten waarin sprake is van een niet-gemengd verschil van mening. De recensent vervult de rol van protagonist, de lezer die van antagonist. Alleen de recensent neemt een standpunt in en heeft de bewijslast voor zijn oordeel over het besproken boek. De lezer kan slechts twijfelen aan het standpunt, want hij kent het boek niet. De recensent beoogt in principe met zijn recensie het niet-gemengd verschil van mening op te lossen. Het is de vraag of recensenten hun oordeel aannemelijk kunnen maken. Critici kunnen namelijk geen beroep doen op gemeenschappelijk gedeelde feitelijke kennis over het besproken boek, of op andere gemeenschappelijke uitgangspunten - zoals normen, waarden en waardehiërarchieën - die essentieel zijn voor het oplossen van een verschil van mening (Van Eemeren & Grootendorst, 1982: 387-390). Degenen die de recensie lezen, kennen het besproken boek immers niet. Hoe kunnen recensenten lezers overtuigen van de aannemelijkheid van hun oordeel als | |||||||||||||||||
[pagina 98]
| |||||||||||||||||
die geen weet hebben van het onderwerp dat beoordeeld wordt? Idealiter zouden zij al het feitelijke materiaal waarop zij hun waardeoordeel en argumentatie baseren, aan de lezers moeten aanbieden. Dat is onmogelijk. Het besproken boek kan moeilijk in zijn geheel in het dag- of weekblad gepubliceerd worden. De recensent moet de lezer daarom zoveel gegevens verschaffen dat deze zijn betoog kan volgen, begrijpen en beoordelen. Dat kan hij onder meer doen door te citeren. Daarnaast kunnen literaire recensenten ook niet-letterlijke voorbeelden gebruiken, bijvoorbeeld ‘De personages zijn stereotype’ om aan te geven dat het boek weinig origineel is. Een samenvatting geven van het verhaal is een derde manier om de lezers gegevens te verschaffen. Dat het boek weinig origineel is, wordt duidelijk wanneer de recensent het clichématige verhaal navertelt. Critici kunnen het verhaal ook in een geabstraheerde vorm weergeven door aan te geven waarover het boek gaat, wat het thema is: ‘De roman gaat over persoonlijke vrijheid, die strijdig is met sociale normen en waarden’. Van deze vier soorten gegevens zijn citaten - als letterlijk weergegeven voorbeelden uit het besproken boek - het meest feitelijk en objectief. In dit artikel geef ik een analyse van het argumentatieve gebruik van citaten in literaire recensies en van de problemen bij dit gebruik. Ik ga daarbij uit van een corpus van 95 recensies dat is samengesteld op basis van ongeveer vijfhonderd recensies die ik heb doorgenomen.Ga naar eind1
Recensenten gebruiken citaten niet alleen om het waardeoordeel aannemelijk te maken. Een citaat kan ook puur informatief bedoeld zijn. Je zou - in termen van Clark en Gerrig - kunnen zeggen dat recensenten met een informatief citaat iets demonstreren in plaats van beschrijven, waarschijnlijk omdat ze zo gemakkelijker en beter duidelijk maken wat ze bedoelen (Clark & Gerrig, 1990: 765, 769, 793). Recensenten gebruiken citaten uit het boek in plaats van eigen woorden. Eén van de partijen moet staan liegen, of is voorgelogen. Stalin roept in vertwijfeling: ‘Moet ik je vader en moeder bellen om te zeggen dat hun zoon gek is geworden?’, terwijl Jan geen moeder meer heeft. (Peters, 1997) Citaten worden voorts gebruikt om een interpretatie te ondersteunen. In dit geval fungeert het niet als een demonstratie in plaats van een beschrijving, maar als argument voor een beschrijving, een observatie, een typering, een kenmerk dat de recensent een boek toekent. Bij interpretatief gebruik ondersteunt het citaat iets wat niet letterlijk in het boek staat. Als het ware om aan te tonen dat de interpretatie juist is, zoals in het volgende voorbeeld. Jongstra maakt ons zo tot medeplichtigen en dwingt althans een gedeelde verantwoordelijkheid af voor zijn onsamenhangende ideeëngoed. ‘Dames en heren! U hebt mij als groentekweker binnengehaald,’ roept hij uit in een hoofdstukje over de blauwschokker. Na een exposé over deze peulvrucht schudt hij het mogelijk ingedommelde publiek weer wakker. ‘Volgt u mij nog? Want ik spreek, als ik over mijn moestuin vertel, uitsluitend over mijzelf. Een kwestie van spiegelen. Ik leg mijn blauwschokkers in februari onder een bewasemde ruit en heb uitzicht op Rome, | |||||||||||||||||
[pagina 99]
| |||||||||||||||||
hoe beperkt ook’ Het gaat hier natuurlijk om het spreekwoordelijke Rome, waar velen wegen naartoe leiden. Welbeschouwd gaat het in Groente steeds om zo'n gedroomd Rome, niet met de bedoeling... (Luis, 1991a) Of het citaat wordt gebruikt om aan te geven dat de typering van de toon en het vertelperspectief van het boek correct is, zoals in: De stellige toon van de maakster, die zich voor de gelegenheid uitleeft in de antieke rol van alwetende verteller, geeft de lezer te verstaan dat hij steeds net te laat komt. ‘Iedereen weet het’; ‘natuurlijk zijn dit berichten, maar probeer ze eens te ontcijferen’; ‘zoals bekend’; ‘zoals iedereen altijd doet’; ‘zoals vaak gebeurt’: we weten nog van helemaal niks, doch worden toegesproken alsof we wel erg trage leerlingen zijn. (Peters, 1999) Zoals gezegd, beperk ik me in dit artikel tot argumentatieve citaten, die worden gebruikt om waardeoordelen over (kenmerken van) romans te ondersteunen. | |||||||||||||||||
2. Het gebruik van citaten als argumentenCitaten kunnen gezien worden als de data uit het Toulmin-model. Data zijn de feiten die aangedragen worden om de claim te rechtvaardigen (Toulmin, 1969: 97). Citaten zijn het antwoord op de impliciete vraag die lezers recensenten stellen bij diens waardeoordelen: ‘Waar baseer je dat op?’ (Toulmin, 1997: 42-43). Wanneer een recensent stelt dat Uit het paradijs een prachtige roman is omdat dit boek zo'n werkelijkheidsgetrouw beeld geeft van de tijd waarin het verhaal speelt, kan de lezer vragen waarop hij dat baseert. De recensent moet dan de claim rechtvaardigen dat de roman zo'n werkelijkheidsgetrouw beeld geeft van de tijd waarin het verhaal speelt. Dat doet hij wanneer hij zegt dat er in de roman allerlei filmsterren, voetballers, films en liedjes voorkomen die in die tijd zeer populair waren. Maar dan kan de lezer opnieuw vragen ‘Waar baseer je dat op?’. Deze stem van de lezer zal pas verstommen wanneer de recensent een opsomming geeft van de namen van beroemdheden en titels van liedjes en films die in de roman voorkomen. Hij doet dan geen evaluatieve uitspraken meer maar verschaft de lezer de feiten waarop hij zijn oordeel over een deelaspect en zijn oordeel over het gehele boek (gedeeltelijk) baseert. | |||||||||||||||||
2.1 De plaats van citaten in de argumentatiestructuur.In de argumentatiestructuur van recensies bevindt een citaat zich - soms samen met een toelichting, met andere citaten of met voorbeelden - altijd in de onderste laag. Het hoofdstandpunt wordt trapsgewijs verdedigd. De argumentatiestructuur bestaat uit een eindoordeel over het hele boek oftewel het hoofdstandpunt, ondersteund door hoofdargumenten oftewel waardeoordelen over kenmerken van het boek - stijl, originaliteit, begrijpelijkheid, morele waarde, sociaal engagement van de auteur -, die op hun beurt ondersteund kunnen worden met subargumenten, die idealiter uiteindelijk aannemelijk worden gemaakt met gegevens uit het besproken boek. Ik heb de argumentatiestructuur van veertig recensies gereconstrueerd. In die recensies komt het niet voor dat het eindoordeel direct geadstrueerd wordt met een citaat. In tien van de veertig wordt het | |||||||||||||||||
[pagina 100]
| |||||||||||||||||
hoofdargument wel direct beargumenteerd met een of meer citaten. De argumenten die aangedragen worden ter verdediging van het waardeoordeel worden doorgaans zelf ook ondersteund en die ondersteuning op zijn beurt eventueel ook weer. Net zolang tot er naar het oordeel van de recensent geen verdere ondersteuning meer nodig is. Citaten bevinden zich onderin de argumentatiestructuur omdat ze - als feitelijke gegevens - niet onderbouwd hoeven worden. Een ‘poot’ van een argumentatiestructuur met een argumentatief citaat kan als volgt schematisch worden weergegeven (Van Eemeren, Grootendorst & Snoeck Henkemans, 1995: 63-67): [Uit: ‘Twee taarten in een patisserie’ van A. Peters, de Volkskrant, 12-11-93]
In deze schematische weergave maakt het citaat deel uit van nevenschikkende argumentatie, samen met de toelichting. Een toelichting is geen ondergeschikt argument ter verdediging van het citaat, maar verdedigt het verband tussen een citaat en de uitspraak die met het citaat onderbouwd wordt. Een toelichting is een poging om mogelijke kritiek op de relevantie van het citaat te weerleggen. Toelichting en citaat hangen nauw samen en zijn alleen samen een voldoende verdediging. Het komt ook voor dat de uitspraak die met een citaat geadstrueerd wordt, expliciet duidelijk maakt wat dat citaat moet aantonen. Dit is het geval in het onderstaande fragment, waarbij het citaat een argument is voor een expressief argument: de persoonlijkheid van auteur blijkt uit het boek. Het citaat wordt niet toegelicht, maar de toelichting kan gemakkelijk gereconstrueerd worden als verzwegen argument: dit citaat is een voorbeeld van het zuinige gedrag van de hoofdpersoon.Ga naar eind2 | |||||||||||||||||
[pagina 101]
| |||||||||||||||||
In zijn afkeer van het huwelijk, van vakantie, van ‘duur publiek’ en elitaire genietingen en in zijn nadrukkelijke gewoonheid en zuinigheid, is hij [de componist, hoofdfiguur] zijn schepper [Maarten 't Hart] zeer nabij. [1.1] Want ook al is hij miljonair, hij repareert zijn eigen dak, hij hakt zijn eigen hout, hij leent zijn boeken en platen van de bibliotheek en reist tweede klas, tenzij er een speciale reden is om ‘duur’ te doen. [1.1.1] ‘Op het station kocht ik een aanvullend kaartje om in de eerste klas te mogen zitten. Andermaal had ik behoefte aan een lege coupé’ [1.1.1.1] (Dit citaat is een voorbeeld van het zuinige gedrag van de hoofdpersoon) (1.1.1.1’) (Luis, 1991 b) Ook wanneer niet expliciet uit de recensie blijkt wat het citaat moet aantonen, kan de toelichting doorgaans zonder al te veel problemen als verzwegen argument gereconstrueerd worden. Als dat niet kan, heeft het citaat te weinig zeggingskracht. Het verband tussen citaat en de uitspraak die het citaat onderbouwt, is dan immers niet duidelijk. Behalve met een toelichting, zijn citaten ook wel eens nevengeschikt verbonden met andere citaten. Zo gaf Luis (1993) zeven citaten om aan te tonen dat de personages allerlei overdreven eigenschappen hebben: ‘Ze zijn “bovenmenselijk bekoorlijk”, “onvoorstelbaar impulsief”, “laveloos geil”, “verpletterend wulps”, “extreem gedisciplineerd”, “onvoorstelbaar aanhankelijk” of juist “onmenselijk hard en gevoelloos”’. De geciteerde woordgroepjes vormen één nevengeschikt argument omdat ze onafhankelijk van elkaar duidelijk te weinig bewijskracht hebben. Het komt ook voor dat citaten meervoudig verbonden zijn. De volgende drie citaten bezitten in principe afzonderlijk voldoende bewijskracht om de kinderachtigheid van de formuleringen aan te geven: ‘Kit kijkt met ogen “als twee grote, bange hazelnoten”. Mol rent op haar vader af “als een furie”, “haar handen klauwen op zijn borst, trekken aan zijn broekspijpen, aan de mouwen van zijn overhemd. Mol wordt bang, want nu gaat hij mama iets doen.”Als vader tijdens een vakantie op theatrale toon zegt: “Ik hou ermee op,” dan roept “mama schel, terwijl ze de tranen van haar gezicht veegt”: “Ties, ga jij hem achterna!”’ (Neefjes, 1995). Maar meestal worden - bij meerdere citaten in één recensie - de verschillende subargumenten, elk met één citaat geadstrueerd. Er wordt bijvoorbeeld één citaat gegeven waaruit blijkt dat er sprake is van sociologische statements in de roman en één waaruit blijkt dat er sprake is van weergaven van het feministische gedachtegoed. En doorgaans - in 27 van de 40 reconstructies - bevat de recensie maar één argumentatief citaat. Er zijn al met al verscheidene manieren waarop citaten als argument gebruikt worden: soms als uiteindelijke ondersteuning van het hoofdargument, soms als directe ondersteuning, soms met toelichting, soms wordt er één citaat gegeven, soms meerdere, die nevenschikkend of meervoudig met elkaar verbonden kunnen zijn. Maar de verschillen in wijze waarop citaten argumentatief gebruikt worden, lijken niet afhankelijk te zijn van het soort hoofdargument dat met een citaat geadstrueerd wordt. Er kan op basis van deze analyses bijvoorbeeld niet gesteld worden dat een moreel argument altijd trapsgewijs, zonder toelichting, met één citaat ondersteund wordt, waarbij uit het argument dat door het citaat geadstrueerd wordt, blijkt wat het citaat aan moet tonen. Ik heb te weinig recensies geanalyseerd heb om dit te kunnen stellen en er zijn geen evidente redenen waarom het morele argument bijvoorbeeld altijd trapsgewijs ondersteund zou worden door één citaat zonder toelichting. | |||||||||||||||||
[pagina 102]
| |||||||||||||||||
2.2 De hoofdargumenten.Lang niet alle hoofdargumenten in literaire recensies worden geadstrueerd met een citaat. In 275 van 480 a-select gekozen recensies die ik bekeken heb, komt überhaupt geen argumentatief citaat voor.Ga naar eind3 Een van de vragen bij mijn onderzoek was dan ook: is het mogelijk alle 22 typen hoofdargumenten met een citaat te onderbouwen?Ga naar eind4 In de 205 a-select gekozen recensies met een argumentatief citaat heb ik geen voorbeelden gevonden van een citaat dat een afspiegelingsargument, een engagementsargument, een moreel argument, een auteurspoëtica-argument, identificatie-argument, traditie-argument of relativiteitsargument adstrueert. Citaten als argumenten voor een stilistisch argument komen daarentegen veel voor: in 104 van de 205 recensies. Maar via gericht zoeken, bijvoorbeeld naar een citaat voor een moreel argument in een christelijk dagblad, heb ik voorbeelden gevonden waaruit blijkt dat recensenten alle 22 typen hoofdargumenten die ze gebruiken om het hoofdstandpunt te onderbouwen, aannemelijk maken door te citeren (Uijttewaal, 1997: 83-109). Sommige typen hoofdargumenten lenen zich meer voor ondersteuning door middel van citaten dan andere. Recensenten geven zelden een citaat om substandpunten te onderbouwen over het sociale engagement van de auteur, de morele waarde van het boek, de mate waarin de auteur zich in het boek heeft gehouden aan zijn of haar auteurspoëtica, de mate waarin de lezer zich met de hoofdpersoon kan identificeren, de relatieve waarde van de roman ten opzichte van andere boeken van de auteur, de fantasie in de roman, het thema van het boek of de waarde van de roman binnen een bepaalde stroming. Waarschijnlijk omdat deze abstracte kenmerken meestal niet eenvoudigweg uit een citaat blijken. Aan de andere kant gebruiken recensenten vaak citaten als argumenten voor substandpunten over de stijl, humor en compositie. Deze hoofdargumenten hebben louter betrekking op de roman zelf, niet op de werkelijkheid, op de lezer, op de auteur of op andere literaire werken. Daardoor kunnen ze uiteraard alleen aannemelijk gemaakt worden met gegevens uit het besproken werk. In bijna elke recensie die ik heb bekeken, werd het stilistische argument dan ook ondersteund met een of meer citaten. Er is nog een andere reden waarom citaten vaak voorkomen als argumenten voor evaluatieve uitspraken over immanente kenmerken als stijl, en zelden als argumenten voor evaluatieve uitspraken over kenmerken als morele waarde. Recensenten gebruiken bepaalde typen hoofdargumenten vaker dan andere. Oordelen over de mate van realisme, het emotionele effect op de lezer, de originaliteit en de compositie komen veel voor in de recensies die ik heb bekeken en het stilistische argument komt in bijna alle recensies voor.Ga naar eind5 | |||||||||||||||||
2.3 Citeren als argumenteren op basis van voorbeelden.In literaire recensies worden redeneringen gebruikt die gebaseerd zijn op het aanbrengen van een structuur in de werkelijkheid. De recensent kan zijn betoog immers niet stoelen op geaccepteerde aannames, zoals bij quasi-logische argumentatie en argumentatie die gebaseerd is op de structuur van de werkelijkheid, de andere twee soorten associatieve relaties die volgens Perelman & Olbrechts-Tyteca (1969) gebruikt kunnen worden in redeneringen. De recensent zal dus moeten zorgen dat de lezer de aannames die hij gebruikt om zijn waardeoordeel te rechtvaardigen, zal accepteren. Bij argumentatie die een structuur in de werkelijkheid aanbrengt, wordt een stelling gerechtvaardigd door verbanden te leggen die de werkelijkheid op een bepaalde manier structureren. Bij dit type redeneringen worden elementen van de werkelijkheid zodanig met elkaar verbonden dat er een beeld ontstaat van de werkelijkheid dat nieuw is voor het | |||||||||||||||||
[pagina 103]
| |||||||||||||||||
publiek dat overtuigd moet worden. Als het publiek dit beeld plausibel acht, krijgen de elementen die aangevoerd worden om de stelling te verdedigen ook een zekere plausibiliteit (Van Eemeren, Grootendorst & Snoeck Henkemans, 1996: 115). Perelman & Olbrechts-Tyteca onderscheiden twee manieren om de realiteit te structureren. Een specifiek geval kan als uitgangspunt dienen. Dat wordt dan gepresenteerd als een voorbeeld van een bepaalde relatie die bestaat in de werkelijkheid. Als uitgangspunt kan ook een overeenkomst of gelijkenis dienen. Een gelijkenis tussen de structuur van feiten of gebeurtenissen die het publiek erkent en een structuur die het publiek dient te accepteren (ibidem). Zo kan de recensent de lezer een positief beeld van de stijl van een boek geven door deze stijl te vergelijken met de stijl van een auteur die al opgenomen is in de literaire canon. Een positief oordeel over een boek kan gerechtvaardigd worden door het boek te vergelijken met een boek van een gerenommeerd auteur.Ga naar eind6 Argumentatie gebaseerd op een vergelijking kan dus door de recensent gebruikt worden. Dit type redeneringen komt evenwel vrij weinig voor in literaire recensies.Ga naar eind7 Het type argumentatie dat veel voorkomt, is argumentatie gebaseerd op een kentekenrelatie. De recensent ondersteunt zijn waardeoordeel over het hele boek met hoofdargumenten, met evaluatieve uitspraken over kenmerken van het boek.Ga naar eind8 Deze evaluatieve uitspraken rechtvaardigt hij door een uitspraak te doen over een kenmerk van bijvoorbeeld die stijl, zoals ‘er is sprake van missers waar je moedeloos van wordt’. Uiteindelijk presenteert hij (idealiter) een specifiek geval waarop alle evaluatieve uitspraken gebaseerd zijn. Er zijn volgens Perelman & Olbrechts-Tyteca (1969: 350) drie typen redeneringen waarbij de argumentatie gebaseerd is op de relatie tussen een specifiek geval en een algemene stelling: argumentatie gebaseerd op een voorbeeldig model, argumentatie gebaseerd op een illustratie en argumentatie gebaseerd op een voorbeeld. Argumentatie gebaseerd op een voorbeeldig model is bedoeld om iemand aan te sporen tot een bepaalde handeling. Personen of groepen met prestige kunnen als model dienen, doordat hun handelingen een toegevoegde waarde krijgen. De waarde die verbonden is aan een persoon, is de premisse van waaruit de conclusie wordt getrokken die iemand moet aanzetten tot bepaald gedrag. Argumentatie op basis van een model moedigt imitatie aan van een modelpersoon (ibidem: 363). In recensies komt zelden een standpunt voor dat erop gericht is om mensen aan te zetten tot bepaalde handelingen. Dat kan natuurlijk wel. De recensent kan als standpunt een advies geven aan de lezer: koop of lees dit boek wel of niet. Als zo'n type standpunt wordt ingenomen, kan dit echter niet aannemelijk worden gemaakt op basis van het gedrag van een bepaalde persoon of groep: de recensent kan moeilijk zeggen ‘Lees dit boek, want ik heb het ook gedaan’. Argumentatie gebaseerd op een illustratie kan de recensent evenmin gebruiken om zijn standpunt te rechtvaardigen. De illustratie dient de erkenning van een bekende en geaccepteerde regel te vergroten. Bij argumentatie gebaseerd op een illustratie dienen de voorbeelden om een algemene uitspraak te verhelderen, om het belang van deze uitspraak aan te geven door er de aandacht op te vestigen en om ervoor te zorgen dat deze uitspraak ‘naar boven komt’ bij het publiek dat overtuigd moet worden (ibidem: 357). Van redeneringen op basis van illustratie kan in literaire recensies geen sprake zijn omdat de recensent zijn standpunt niet kan rechtvaardigen met al bekende en geaccepteerde aannames. De lezers hebben het boek niet (gelezen) dus de uitspraken die de recensent daarover doet, zijn nieuw voor hen. Wanneer een recensent een voorbeeld als argument gebruikt, bewerkstelligt dit geen ‘o, ja-effect’. | |||||||||||||||||
[pagina 104]
| |||||||||||||||||
Kienpointner geeft een andere draai aan argumentatie op basis van illustratie.Ga naar eind9 Bij illustratieve Beispielargumentation gaat het erom dat de Schlussregel - die het verband aangeeft tussen argument en conclusie (Kienpointner, 1992: 28) - niet naar voren wordt gebracht maar wordt aangeduid, wordt geïllustreerd, door het geven van een of meer voorbeelden. Uit deze voorbeelden moet blijken dat uit het argument een bepaalde conclusie getrokken kan worden. De voorbeelden ondersteunen geen conclusie maar een premisse in een redenering (ibidem: 373). Ook deze vorm van illustratieve voorbeeldargumentatie komt over het algemeen niet voor in literaire recensies. Met dit type redenering kunnen de waarderingsregels, oftewel de beoordelingscriteria, gerechtvaardigd worden en dat wordt eigenlijk nooit gedaan. Recensenten lijken zich vaak niet eens bewust te zijn van de beoordelingscriteria die zij hanteren. En het zou ook vreemd zijn wanneer recensenten voorbeelden zouden geven om aan te geven dat ze een erkend beoordelingscriterium hanteren. Dan zouden ze bijvoorbeeld bij elk stilistisch argument allerlei gevallen naar voren brengen waarin een positief oordeel over de stijl leidt tot een positief waardeoordeel over het gehele boek. De recensent hoeft alleen maar de toepassing van de waarderingsregels op het besproken boek inzichtelijk te maken en te beargumenteren (Toulmin, 1969: 100, 106). Dat kan door redeneringen te gebruiken die gebaseerd zijn op voorbeelden.Ga naar eind10 Recensenten kunnen dit type redenering gebruiken om hun standpunten te rechtvaardigen, naast redeneringen die gebaseerd zijn op een vergelijking. Bij redeneringen op basis van een voorbeeld wordt een specifiek geval als uitgangspunt genomen voor een algemene uitspraak. Er is sprake van inductie, vanuit het specifieke wordt er gegeneraliseerd. Dit gebeurt op grond van een regel, bijvoorbeeld ‘Als voorbeeld, dan algemene uitspraak’. Zo'n regel hoeft niet expliciet te zijn (Perelman & Olbrechts-Tyteca, 1969: 352). De recensent kan voorbeelden geven van allerlei elementen uit het besproken boek: voorbeelden van filmsterren die in de jaren vijftig beroemd waren, van ongeloofwaardige gebeurtenissen, van incongruentie, van te symbolische namen van personages of van hilarische passages. Citeren kan gezien worden als een van de manieren van argumenteren op basis van een voorbeeld. Vanuit een specifiek geval, een citaat, kan geredeneerd worden naar een algemene stelling, het waardeoordeel over het hele boek. Een citaat is een letterlijk weergegeven voorbeeld uit het besproken boek. Argumentatie op basis van een citaat is wel een speciaal soort voorbeeldargumentatie. Een recensent komt niet tot zijn eindoordeel op basis van een a-selecte steekproef van citaten. Recensenten kiezen de citaten die ze willen opnemen pas uit nadat ze hebben besloten wat ze over het boek gaan schrijven of terwijl ze aan de recensie werken. De opgenomen citaten worden gepresenteerd als antwoorden op de impliciete vraag van een kritische antagonist ‘Kun je een voorbeeld geven?’, of - in termen van Toulmin op de vraag ‘Waar baseer je dat op’. Citaten als argumenten zijn geen voorbeelden in een ‘context of discovery’ maar in een ‘context of justification’.Ga naar eind11 | |||||||||||||||||
3. Het gebruik van citaten als argumenten3.1 Eisen aan het argumentatieve gebruik van citatenOm een oordeel te rechtvaardigen of een standpunt aannemelijk te maken, moet argumentatie aan een aantal eisen voldoen. Er mag bij het argumenteren bijvoorbeeld niet op de man gespeeld worden in plaats van op de bal, er mogen geen overhaaste conclusies getrokken worden en er mag de tegenstander | |||||||||||||||||
[pagina 105]
| |||||||||||||||||
geen fictief standpunt in de schoenen geschoven worden (Van Eemeren, Grootendorst & Snoeck Henkemans, 1995: 97-128). Voor argumentatie op basis van een citaat gelden specifieke eisen.Ga naar eind12 Zo geven Perelman & Olbrechts-Tyteca (1969: 353) bij hun beschrijving van voorbeeldargumentatie aan dat het gekozen voorbeeld in ieder geval de status van feit moet hebben. Het voorbeeld wordt immers beschouwd als een element van bewijs in de redenering. Als er overtuigende redenen gevonden kunnen worden tegen het voorbeeld, wordt de gesuggereerde generalisatie aanzienlijk verzwakt. Voor citaten betekent dit dat de lezers overtuigd moeten zijn van de feitelijke juistheid van een citaat. Citaten moeten dus correct zijn (1). Ze moeten letterlijk overgenomen worden uit het besproken boek. Allerlei bewerkingen, zoals inversie, moeten duidelijk aangegeven worden en mogen aard en strekking van de geciteerde tekst niet veranderen. Dat citaten correct moeten zijn, kan ook afgeleid worden uit de eerste van de vier richtlijnen die Hastings (1962) geeft voor het evalueren van voorbeeldargumentatie.Ga naar eind13 Daarnaast blijkt uit zijn tweede richtlijn dat citaten typerende voorbeelden moeten zijn (2). Volgens Hastings (1962: 26) geeft iemand met voorbeeldargumentatie aan dat hij niet alle aspecten kan presenteren die relevant zijn, maar zich zal beperken tot voorbeelden die als correct en typerend gezien kunnen worden. We kunnen beoordelen of de gegeven voorbeelden typerend zijn op basis van onze algemene kennis en ervaringen die te maken hebben met die voorbeelden, bijvoorbeeld omdat we bekend zijn met het argumentatieveld. De lezers van een recensie kunnen een citaat niet als typerend beschouwen omdat zij wéten dat het een representatief voorbeeld is. Ze kennen het boek immers niet. Wat zij meestal wel van het argumentatieveld weten, is hoe er geredeneerd wordt. Ze beseffen dat de recensent geen ruimte heeft om in zijn stuk tientallen citaten op te nemen en zullen erop vertrouwen dat de recensent een citaat geeft dat typerend is voor de rest van het boek. In de tweede plaats kunnen we volgens Hastings (1962: 31) een voorbeeld als typerend beschouwen omdat we weten dat een kenmerk dat uit een voorbeeld blijkt doorgaans ook voor andere voorbeelden geldt. Eén of twee experimenten zijn in de wetenschap meestal voldoende om een principe te bewijzen omdat een wetenschapper weet dat een nauwkeurig uitgevoerd experiment keer op keer dezelfde uitkomst zal brengen. Dit betekent dat we er bij citaten van uitgaan dat de eigenschap van het besproken boek waarvan een citaat een voorbeeld is, constant is. Eén citaat als voorbeeld van de stijl kan voldoende zijn, omdat we veronderstellen dat dit voorbeeld overeenkomt met andere passages waaruit de stijl blijkt. Net zoals één citaat voldoende kan zijn om de moraal van een boek duidelijk te maken.Ga naar eind14 Toch hoeft een citaat niet altijd een typerend voorbeeld te zijn. Kienpointner (1992) geeft aan dat ook niet-typerende voorbeelden, uitzonderingsgevallen, een uitspraak kunnen rechtvaardigen. Op grond van één positieve ervaring in een vakantieplaats kan men toch besluiten daar nog een keer naartoe te gaan. Men gaat er immers van uit dat bepaalde factoren, zoals de inwoners en de omgeving, constant blijven. Omgekeerd kan één negatieve ervaring in een bepaald restaurant voldoende zijn om er nooit meer te gaan eten. Goede restaurants, die hun gasten terug willen zien komen, kunnen zich geen ‘uitglijder’ of slechte dag permitteren (Kienpointner, 1992: 366-367). Eén clichématige passage kan op grond van het idee dat boeken origineel moeten zijn, voldoende zijn om de originaliteit negatief te beoordelen. Eén kromme zin, één taalfout of één verschrikkelijke metafoor kan op grond van het idee dat zo'n verschijnsel niet mag voor komen in een goed boek, ertoe leiden de stijl negatief te beoordelen. Uit de vierde vraag die Schellens (1985: 196) heeft opgesteld om argumentatie van een | |||||||||||||||||
[pagina 106]
| |||||||||||||||||
voorbeeld naar een algemene uitspraak te evalueren, valt af te leiden dat argumentatie op basis van een citaat voldoende moet zijn (3). De reikwijdte van de uitspraak mag bijvoorbeeld niet te groot zijn: ‘Zijn de stelligheid en het bereik van de conclusie niet groter dan de voorbeelden aannemelijk maken?’. Daarnaast moeten er voldoende voorbeelden geciteerd worden (Reinard, 1991:196). Hoeveel citaten er nodig zijn om een bepaalde uitspraak te ondersteunen, valt echter niet te bepalen. Het benodigde aantal verschilt van geval tot geval en vanwege praktische beperkingen is het vaak niet reëel om een welomschreven aantal citaten te eisen. In het algemeen geldt dat één citaat, hetzij als representatief voorbeeld, hetzij als een uitzondering, voldoende is om een oordeel over een kenmerk van een roman aannemelijk te maken. In de vierde plaats moet er een plausibel verband bestaan tussen het citaat en de uitspraak die ermee geadstrueerd wordt (4). Volgens Kelley (1988: 271) moeten we om de overtuigingskracht van een redenering te bepalen, nagaan of het verband tussen conclusie en argument plausibel is. Voor recensies betekent dit dat de lezer moet na gaan of een bepaald verband tussen een citaat en een algemene uitspraak die daarmee ondersteund wordt, plausibel is. Het citaat moet relevant zijn voor het beoordeelde kenmerk waarvan het een voorbeeld is. Als een citaat een uitspraak over het sociale engagement van de auteur ondersteunt, moet uit het citaat blijken dat de auteur sociaal geëngageerd is. Ook moet het gesuggereerde verband tussen het citaat en het oordeel over het kenmerk plausibel zijn. Het is de vraag of het citaat het positieve of negatieve oordeel aannemelijk maakt. Is citaat X een voorbeeld van een mooie stijl? Is het citaat dat zou moeten aantonen dat de roman clichématig is, wel clichématig? Of het citaat ook echt aantoont wat het moet aantonen, heeft te maken met wat Quiroz en anderen (1992: 174-175) de ‘argumentatieve richting’ van een argument noemen. Iemand kan de argumentatieve richting van een argument in twijfel trekken en van mening zijn dat het argument eigenlijk tot de tegenovergestelde conclusie leidt. De argumentatieve richting van een citaat is tegenovergesteld wanneer een lezer een citaat als een voorbeeld van mooie stijl beschouwt, terwijl de recensent het als een voorbeeld van een slechte stijl bedoeld had. Of wanneer de recensent een citaat buitengewoon grappig vindt en de lezer niet. Deze verschillende opvattingen hebben te maken met verschillen in smaak en met de subjectieve criteria die bij het beoordelen van romans worden aangelegd. Ze kunnen echter ook het gevolg zijn van onbegrip, bijvoorbeeld doordat de recensent niet goed heeft aangegeven waarom het citaat zo grappig is. Ik veronderstel dat de citaten in literaire recensies correct en typerend zijn. Ik neem dit niet alleen aan omdat ik niet altijd kan nagaan of dit zo is, maar ook omdat recensenten anders onmiddellijk protest kunnen verwachten. Zij worden verondersteld hun lezers niet te misleiden. | |||||||||||||||||
3.2 Citaten zijn niet voldoende.Citaten blijken niet altijd voldoende te zijn om uitspraken aannemelijk te maken. Ten eerste maken citaten sommige hoofdargumenten niet helemaal aannemelijk omdat die argumenten niet alleen betrekking hebben op kenmerken van de roman, maar bijvoorbeeld ook op de werkelijkheid of op het overige werk van een auteur. Expressieve, originaliteits-, traditie-, relativiteits- en stromingenargumenten kunnen niet afdoende met een citaat worden geadstrueerd. Een citaat kan geen indruk geven van de persoonlijkheid van de schrijver, van de originaliteit vergeleken met andere boeken, van de voortzetting van een bepaalde traditie, van de waarde van een boek binnen een bepaalde | |||||||||||||||||
[pagina 107]
| |||||||||||||||||
reeks boeken en van het verband tussen een boek en een bepaalde stroming. Die argumenten bestaan uit twee ‘takken’: één ‘tak’ heeft betrekking op het werk - bijvoorbeeld op de hoofdpersoon - en één ‘tak’ heeft betrekking op iets buiten het werk - bijvoorbeeld op de schrijver. Bij het expressieve argument bijvoorbeeld kan niet met een citaat worden aangetoond dat de schrijver bepaalde eigenschappen bezit. De lezer kan op basis van een citaat bijvoorbeeld niet uitmaken of Maarten 't Hart zuinig is. Hij kan alleen nagaan of 't Harts roman bepaalde kenmerken bezit, zoals dat er een zuinige hoofdpersoon is. Dat hoofdpersoon en schrijver op elkaar lijken, kan niet aangetoond worden met behulp van gegevens uit het besproken boek. En een citaat dat de uitspraak ondersteunt dat de Red Hot Chili Peppers niet zo erg zijn als de auteur Maarten 't Hart suggereert, toont alleen dat de auteur een overdreven beschrijving geeft van deze muziek. Een citaat toont echter nooit aan hoe deze muziek werkelijk is. Ten tweede is de reikwijdte van de uitspraak soms zo groot dat zij niet door middel van citaten aannemelijk gemaakt kan worden. Zo blijkt uit citaten bijvoorbeeld niet dat een roman te veel hoofdstukken bevat. Ten derde wordt er soms - in 7 van de 95 recensies die ik heb geanalyseerd - te weinig geciteerd.Ga naar eind15 Sommige uitspraken eisen meer dan één citaat om aannemelijk te worden gemaakt. Het onderstaande citaat moet bijvoorbeeld aantonen dat het verhaal steeds onderbroken wordt door wendingen van de derde naar de tweede persoon en dat er sprake is van overdaad. Uit één citaat kan echter niet de frequentie van een kenmerk blijken, namelijk dat het verhaal steeds onderbroken wordt door wendingen van de derde naar de tweede persoon en dat er sprake is van overdaad. Daarnaast geeft dit ene citaat alleen aan dat er in het boek sprake is van de tweede persoon ‘waarin Hanna als het ware wordt toegesproken’, er blijkt geen wending uit van de derde naar de tweede persoon: Moet de tekst het dan misschien van zijn structuur hebben? Het verhaal wordt steeds onderbroken door wendingen van de derde persoon naar de tweede persoon waarin Hanna als het ware wordt toegesproken: ‘Jij had een duidelijk verlangen in je om groot te worden, je keek naar die tijd uit, je was er niet bang voor.’ Maar ook hier geldt: de overdaad schaadt. (Schouten, 1990) En de twee citaten in de volgende passage zijn niet voldoende om aan te tonen dat de lezer herhaaldelijk wordt getrakteerd op sociologische statements en op weergaven van het feministische gedachtegoed. Uit deze citaten blijkt alleen dat er in het boek sprake is van een sociologisch statement en van een weergave van het feministische gedachtegoed: Herhaaldelijk wordt de lezer getrakteerd op sociologische statements. ‘Heerszucht’, overpeinst Lea.‘Heerszucht komt voort uit een gebrek aan vertrouwen. Het is symptoomgedrag.’ O, dank u. Of op een weergave van het feministische gedachtengoed: ‘Ik neem het niet op me het raadsel van het leven te doorgronden,’ overdenkt de zwarte Amerikaanse vrouw. ‘God is geen vrouw, want dan was de vrouwelijke seksualiteit wel iets anders geweest dan een aaneenschakeling van pijn, bloed en vernederingen. Zeker. (...) Ik geloof onmiddellijk dat er mensen zijn die zulke gedachten koesteren en zulke gesprekken houden. Ik geloof ook dat dit heel boeiend kan zijn. Maar een roman is noch een sociologisch betoog, noch een feministische lezing (...) (Meijsing, 1990) | |||||||||||||||||
[pagina 108]
| |||||||||||||||||
Wegens ruimtegebrek is het niet altijd mogelijk zoveel citaten te presenteren als nodig is. Er blijft altijd veel argumentum ad verecundiam bestaan in recensies, ook al citeert de recensent. Lezers zullen hun critici moeten vertrouwen en ervan moeten uitgaan dat zij voldoende redenen hebben voor hun uitspraken.Ga naar eind16 | |||||||||||||||||
3.3 Onduidelijk verband.Het verband tussen het citaat en de uitspraak die het citaat ondersteunt, blijkt soms - in 9 van de 95 recensies die ik heb geanalyseerd - niet duidelijk te zijn.Ga naar eind17 Soms is het onduidelijk wat een citaat zou moeten aantonen, zoals in de volgende passage van Peters. Omdat Peters dit citaat niet toelicht, is niet duidelijk of het citaat alle drie de uitspraken adstrueert of alleen de laatste (‘Fantasterij en realiteit gaan een vruchtbaar huwelijk aan’). Het citaat komt uit de lucht vallen omdat het verband tussen het citaat en de uitspraken die daaraan vooraf gaan (en die erop volgen), niet duidelijk is: Oude zekerheden omtrent plaats en tijd, en de twijfel aan alles wat afwijkt van het normale, verliezen hun beslistheid en betrouwbaarheid. Je slaapwandelt met open ogen. Fantasterij en realiteit gaan een vruchtbaar huwelijk aan: ‘Parijs in augustus is tien jaar oud en voor het eerst alleen thuis.’ (Peters, 1993) Het laatste citaat in het onderstaande fragment moet aantonen dat er sprake is van ‘ironie van de stopwoorden’. Het toont dit echter niet aan omdat niet duidelijk is wat het stopwoord is. Goedegebuure geeft dit niet aan en alle woorden komen één keer voor in het citaat: Alles in deze roman is bij wijze van spreken: de even kinderlijke als gedistantieerde verteltrant, de ouderwetse hoofstukopschriften [sic] (‘Reintje de stroper brengt mevrouw Dentz een fazant’) zo goed als de ironie van de stopwoorden (‘Alle mannen denken maar aan één ding: slapen’). (Goedegebuure, 1991) Wat het citaat in het volgende voorbeeld moet aantonen, zou duidelijk moeten worden uit de toelichting: ‘Dit citaat is kenmerkend voor de winderigheid van Martin Brils geschrijf.’ Deze toelichting is echter onbegrijpelijk vanwege predikaat ‘winderigheid’. Het is onduidelijk wat Matthijsse daarmee bedoelt: Waar gaat deze roman over? Bril mag het zeggen, maar ik weet het niet. Naar aanleiding van een nachtelijke ervaring (Bril kan niet slapen en ziet bij overburen een hele stapel televisies schetteren) schrijft hij: Recensenten kunnen deze relevantieproblemen wel oplossen. Als ze een begrijpelijke toelichting bij het citaat te geven, wordt duidelijk wat het citaat moet aantonen en hoe het dat aantoont. | |||||||||||||||||
[pagina 110]
| |||||||||||||||||
Bibliografie
| |||||||||||||||||
[pagina 111]
| |||||||||||||||||
|
|