| |
| |
| |
Uit de tijdschriften
Gramma-TTT, jrg. 7 (1999), nr.1.
In de eerste aflevering van deze jaargang gaat Hans Broekhuis in deel 1 van een dubbelartikel over centrale theoretische kwesties uit de generatieve syntaxis in op de condities die gelden voor de verplaatsing van het object in het Zweeds. Ineke Vedder doet verslag van een onderzoek naar de verschillen tussen het Italiaans en het Nederlands met betrekking tot de macro-argumentatieve structuur van betogen en de frequentie en de volgorde van de daarin gebruikte argumentatieve categorieën. Daarnaast vergelijkt zij met behulp van welke linguïstische en pragmatetorische middelen de argumentatieve categorieën door halfgevorderde T2-schrijvers die het Nederlands als moedertaal hebben in het Nederlands en het Italiaans worden gerealiseerd. Jeanine Treffers-Daller analyseert de variabiliteit in codewisselings- en ontleningspatronen in het Frans-Duitse en Frans-Nederlandse taalcontact. Daarbij maakt zij gebruik van het model voor taalverandering door taalcontact van Thomason en Kaufman, dat volgens haar een adequaat theoretisch kader biedt voor de beschrijving en mogelijke verklaring van de aard en de frequentie van de contactverschijnselen in verschillende tweetalige taalgemeenschappen langs de Frans-Germaanse taalgrens. Ninke Stukker, Ted Sanders en Arie Verhagen analyseren de weergave van causale relaties op zinsnivean en op tekstueel niveau in onderlinge samenhang om meer inzicht te krijgen in het fenomeen ‘causaliteit in taal’. Ze concentreren zich op de mogelijke overeenkomsten in de semantiek van causale markeringen.
| |
Levende Talen, (1999) nrs. 542, 543 en 544.
In aflevering 542 signaleert Margriet Welling-Slootmaekers de belangrijkste veranderingen in de talenexamens vbo, mavo en havo die in 2000 zullen plaatsvinden, laten Peter Bimmel en Thomas Schullian taalleerders op hun leerstijl reflecteren, gaat Diederik Schönau in op de manier waarop het nieuwe schoolvak Culturele en Kunstzinnige Vorming door de leerlingen zou moeten worden afgesloten, interviewt Metje Jantje Groeneveld het hoofd Educatie van het Noord Nederlands Toneel, Ria Rottier, over theatereducatie, doet Thomas Peters verslag van een analyse van twee websites die gebruikt worden in het emailondersteund onderwijs in de vreemde talen, bespreekt Uriël Schuurs een nieuw instrument voor NT2-toetsing in de Internationale Schakelklassen en pleit Angelika Raths ervoor leerlingen te betrekken bij het uitgeven van een voor of door hen geschreven boek.
Nr. 543 bevat bijdragen van Peter Bimmel en Ron Oostdam over de balans tussen theorie en praktijk inzake strategietraining en leesvaardigheid, Thomas Bersee | |
| |
en Polly Perkins over de mogelijkheden van het Internet voor het talenonderwijs, John Daniëls over de on line-onderwijsnota Kennisnet, Simon Verhalen over taalstages in het voortgezet onderwijs en het volwassenenonderwijs, Marijke Degreef over het rapport over het NT2-onderwijs aan kinderen van asielzoekers en René Alberts en Erna van Hest over de moeilijkheidsgraad van de talenexamens van 1999.
In nr. 544 gaan Thomas Bersee en Polly Perkins in op het teleleren in de moderne vreemde talen, bespreekt Jan van Thiel de toekomstige luistertoetsen vreemde talen voor het havo-examen, doen Heleen Jansen en Caroline Peer verslag van onderzoek naar de voor- en nadelen van het gebruik van een woordenboek tijdens de havo/vwo-eindexamens vreemde talen, rapporteert Hetty Mulder de resultaten van een effectstudie naar training in de moedertaal en transfer naar een vreemde taal bij leerlingen uit het voortgezet onderwijs, evalueert John Daniels de website Digischool voor virtueel leren op het Internet en doen Han van Toorenburg, Dick Meijer en Trijnie Potze verslag van praktijkonderzoek naar de luistervaardigheid moderne vreemde talen in de tweede fase havo/vwo. Alex van Schooten laat leerlingen aan het woord om hun (overwegend positieve) oordeel te geven over het nieuwe vakonderdeel Argumentatie.
| |
Moer, (1999) nrs. 5 en 6.
Nr. 5 begint met een bijdrage van Mylène Hanson en Marianne Boogaard die aan de hand van lesfragmenten laten zien hoe het sinds 1985 voor het basisonderwijs verplichte interculturele onderwijs concreet kan worden gemaakt door leerlingen te laten oefenen in interculturele communicatie. Bart van der Leeuw beschrijft de ervaringen die op de Pabo Den Bosch zijn opgedaan met de Multimediale Interactieve Leeromgeving Nederlands, en Charles Kalkhoven bespreekt Horen, zien en dan schrijven, een leerplan Nederlands dat speciaal ontwikkeld is voor analfabete leerlingen in het voortgezet onderwijs. Ilse Bolscher beschrijft een door haar ontwikkelde les ten behoeve van de leesbevordering en de schrijfvaardigheid en Antoine Braet geeft de adviezen weer die Braet. Van Gemert en Klooster hebben opgesteld voor de Raad voor Neerlandistiek met betrekking tot het voortgezet moedertaalonderwijs.
In nr. 6 beschrijft Richard Wassenburg een zelfbedacht spel waarmee (i)vbo- en mavo-leerlingen zich spelenderwijs allerlei vaardigheden en leerstof eigen moeten maken. Marlous Kemmeren en Ton Vallen beschrijven hoe op de basisschool De Cristoffel taalbeleid werd ingevoerd om het groeiende aantal meertalige allochtone leerlingen op te kunnen vangen. Robbert Roosenboom bespreekt Literatuuronderwijs bij benadering van Tanja Janssen en Geert van de Ven het nieuwe taakgerichte lesmateriaal NT2 Klaar? Af! Piet Mooren reageert op Karin Adelmunds reactie op het minderhedenrapport van het Sociaal en Cultureel Planbureau.
| |
Nederlandse Taalkunde, jrg. 4 (1999), nr. 3.
Deze aflevering opent met een artikel van Marjon Helmantel over de interne structuur van constructies als erop, waarin voorzetselconstituenten gecombineerd zijn met een R-woord (er, daar, ergens, etc.). Helmantel onderzoekt wat de basisstructuur van dergelijke constructies is en welke verplaatsingen er in de afleiding van die constructies plaatsvinden. Doreen Gerritzen schetst de morfologische geschiedenis van de voornaamgeving. Centraal staan de verkleiningsuitgang in de afleiding van vrouwennamen uit mannennamen in de late Middeleeuwen, de suf- | |
| |
fixen bij voornamen in het midden van de vorige eeuw (op grond van de volkstelling uit 1947) en de samensmelting van namen van familieleden in de hedendaagse naamgeving. Norbert Corver onderzoekt de interne structuur van constructies met een niet-telbaar abstract zelfstandig naamwoord in de eindpositie zoals drie meter voorsprong. Hij gaat in op de asymmetrie met concrete constructies van hetzelfde type, zoals drie flessen wijn, en op de verplaatsingen die in de totstandkoming van de abstracte constructies ten opzichte van de basisstructuur plaatsvinden.
| |
Onze Taal, jrg. 68 (1999), nrs. 10, 11 en 12, jrg. 69 (2000), nr. 1.
In aflevering 10 van de vorige jaargang beschrijven Peter Burger en Jaap de Jong de informaliseringsgang van het Nederlands in de 20e eeuw, stelt Harry Cohen zich te weer tegen de buitenlandse-woorden-fobie, signaleert Marc van Oostendorp de trend van het verschaffen van uitspraakinformatie in woordenboeken, interviewt Jan Erik Grezel dr. H.M. Hermkens, ijveraar voor het correcte gebruik van het Nederlands, rapporteert Inge Suasso-Best over praktijkonderzoek naar de schrijfwijze van u hebt/heeft, inventariseren Ellen Klein Breukink en Renée van Bezooijen de regionale uitspraakvarianten van culinaire leenwoorden (vanille/fanielje) en kondigen Adrie Beyen en Corriejanne Timmers het Groot Taal-zonder-woordenboek aan. Marlies Philippa legt de geschiedenis van het woord diets bloot en Riemer Reinsma die van de Schulpweg. Marc van Oostendorp bespreekt het proefschrift Agrammatic grammar van Estrella de Roo.
Nr. 11 bevat bijdragen van Ton van der Wouden over de versoepelingsfuncties van partikels zoals nog en even, Pieter Uit den Boogaart over de gebruiksfuncties van wel en Peter-Arno Copen over de gebruiksmogelijkheden van zo'n en zulke. Jan Erik Grezel interviewt Albert Kraak en Wim Klooster, Peter Burger en Jaap de Jong schrijven een taalkroniek van de twintigste eeuw en Guus Middag geeft een omschrijving van wegluis voor het woordenboek van de poëzie. Jaap Bakker bespreekt de dertiende editie van de Grote Van Dale en Marc van Oostendorp het proefschrift Variatie in verbale interactie van Ingrid van Alphen.
In nr. 12 geeft Herbert Blankensteijn de massamedia de schuld van de taalverloedering, maar komt Marc van Oostendorp tot heel andere conclusies, onthullen Martin Gommer en Robert Geertsma de herkomst van de uitdrukking ‘“Wat nu?”, zei Pinechru’, interviewt Kees van der Zwan vaste Dictee-deelnemer Bart Chabot, laat Corriejanne Timmers zien dat je in het Groene Boekje helemaal niet altijd de officiële spelling aantreft, inventariseren Marc van Oostendorp en Kees van der Zwan de belangrijkste gebeurtenissen van het taaljaar 1999 en zet Johan Mönnink vraagtekens bij de authenticiteit van enkele gevleugelde uitdrukkingen. Marlies Philippa kijkt naar de herkomst van enkele nuttige meubelstukken (commode), Hans Heestermans gaat na wat tuig vroeger allemaal kon betekenen, Ton den Boon signaleert enkele nieuwe woorden en Riemer Reinsma laat zien tot welke verkeerde interpretatie de straatnaam Stoofsteeg zoal aanleiding kan geven. Ook is in deze aflevering het rapport opgenomen van de jury die de Groenman-taalprijs van 1998-1999 toekende aan Kees van Kooten. Marc van Oostendorp bespreekt het proefschrift T-deletie in Nederlandse dialecten van Ton Goeman.
In nr. 1 van de nieuwe jaargang interviewt Gaston Dorren de Amsterdamse auteur Sadik Yemni over zijn moedertaal, het Turks. Ton den Boon en Annelies | |
| |
Kooijman inventariseren de nieuwe woorden van het afgelopen jaar, Marc van Oostendorp weegt de voor- en de nadelen van een tweetalige opleiding, Battus pleit voor een niet op nut gerichte studie van de Nederlandse taal en maakt daar een begin mee, Carel van Wijk licht voor over het verschil tussen enkele en dubbele aanhalingstekens in citaten en Arjan Broere geeft negen tips om in vergaderingen het woord te nemen en dat vervolgens ook te houden. De Taaladviesdienst presenteert een lijst met fouten in het Groene Boekje. Riemer Reinsma beschrijft de ontwikkeling van de ban van rechtsgebied tot onderdeel van een straatnaam. Guus Middag wordt lyrisch over het violette uur en Marlies Philippa komt terug op de commode. Marc van Oostendorp laat Susanne Gerritsen aan het woord over haar proefschrift, waarin zij een uitwerking heeft gegeven van de pragma-dialectische methode voor het analyseren en presenteren van verzwegen argumenten in betogende teksten.
| |
Tekst[blad], jrg. 5 (1999), nrs. 3 en 4.
In nr. 3 onderzoekt Marianne Bos of het oplossen van taalproblemen met behulp van de elektronische Taaladviesbank beter verloopt dan met niet-elektronische naslagwerken. Haar conclusie is dat de Taaladviesbank redelijk gebruikersvriendelijk is, maar dat de zoekfunctie nog niet optimaal is. Otto Cox en Erno Mijland gaan na wat hypertekst precies is en welke functies een hypertekst kan vervullen. Ze geven een aantal adviezen voor het ontwerpen van documenten in de vorm van hypertekst. Guido van Breda en Simon de Jong stellen vast dat de uitgangspunten die momenteel in de vormgeving van traditionele media worden gehanteerd niet altijd voldoen voor de vormgeving van nieuwe media, aangezien het Internet eerder geschikt is als kijk- dan als leesmedium. Rob Neutelings vertelt welke criteria hij zal aanlegen als lid van de jury die de beleidsnota van het jaar gaat kiezen: de nota moet een adequaat oriëntatiehulpmiddel bieden, inhoudelijk informatief zijn en lezersvriendelijk zijn geformuleerd. Bas Andeweg en Margreet Onrust geven aan hoe het COACH-programma voor computerondersteund analyseren, corrigeren en herschrijven het leven van de docent kan veraangenamen zonder dat de leerling er de dupe van wordt. Judith Vos en Arie Verhagen gaan na of de redenen die Louise Cornelis heeft aangevoerd voor het afwisselen tussen de passieve en de actieve vorm bij het schrijven van computerhandleidingen ook gelden bij het schrijven van bijsluiters bij geneesmiddelen. Foppe Strikwerda en Jacqueline van Kruiningen blijken ten onrechte te hebben aangenomen dat gebruikers van het Internet moeite hebben met het vinden van de door hen gezochte informatie: inleidende tekstjes, stractuuraanduiders en beeldinformatie zijn naast Internet-ervaring en kennis van de wereld elementen die het zoeken vergemakkelijken. Wilbert Spooren betoogt dat het automatische samenvattingsprogramma van Word niet goed kan functioneren, omdat het door onbekendheid met de relatie tussen woorden en concepten en onbekendheid met het onderwerp van de tekst, de structuur en het genre waartoe de tekst behoort, de kern van de betekenis van de tekst niet kan vatten en door een gebrek aan vaardigheid in het formuleren die kern a fortiori niet adequaat zou kunnen representeren. Felix van de Laar vraagt zich af hoe ver de individuele klantbenadering kan gaan zonder de privacy van de aangeschrevene te schenden en diens ontvankelijkheid al te zeer op de proef te stellen, terwijl ook de consequenties voor de aanschrijvende organisatie binnen de perken moeten blijven. Marja van der Putten betoogt dat de | |
| |
toelichtende tekst bij een schilderij in een museum de kijker best een beetje mag uitdagen, maar hem geen mening over het schilderij mag opdringen. Eric Tiggeler bespreekt de nieuwe gewijzigde herdruk van Leren communiceren en Jos Huypens gaat na wat Dekkers en Willems te zeggen hebben in Journalistiek schrijven.
In de laatste aflevering van de eeuw en het eerste lustrum van Tekst[blad] interviewt Monic Lansu de scheidende taalbeheerser Agnes Verbiest over discriminerende vanzelfsprekendheden in de taal. Rob Heukels, programmaleider bij de afdeling Radio van de NPS, gaat na wat een schrijver tot een vaardig scribent van radioteksten maakt, Margreet Onrust bespreekt enkele schema's van charitatieve speeches en Ben Vroom en Judith Mulder laten een aantal formulierenmakers aan het woord over de problemen in hun vak. Felix van de Laar onderzoekt de psychologie van het elektronische millenniumprobleem en bespreekt tevens de dertiende druk van de Grote Van Dale, Ruth Houdijk beschrijft de geschiedenis van de appeltaartreceptuur, Luc Bouquet en Wil Notten bespreken de voordelen van de ‘Information Mapping’-methode voor het analyseren, structureren en presenteren van tekstuele informatie in het licht van de recente evolutie in de bedrijfscommunicatie en -documentatie en Rob J.L. Visser legt uit hoe de nieuwe leestechniek ‘Photo Reading’ werkt. Wilco Kalbfleisch verschaft nadere informatie over de reeds zestien jaar bestaande HBO-opleiding Tesktschrijven, Annemiek Verhoef en Felix van de Laar leggen uit hoe het komt dat zelfstandige tekstschrijvers door de overheid niet als ondernemers worden beschouwd en Nicole Ummelen geeft een voorbeschouwing op het inmiddels gehouden achtste VIOT-congres. Ted Sanders bespreekt de oraties van Gisela Redeker en Carel Jansen, Michaël Steehouder het boek over het samenstellen van registers van Monique de Koning en Karel van de Waarde de dissertatie van Adinda Freudentahl over producthandleidingen voor ouderen. Nancy Brugman doet verslag van de Second International Workshop Technical Communication, die van 10 tot 17 juli 1999 in Seattle werd gehouden.
| |
Toegepaste Taalwetenschap in Artikelen, (1999) nr. 62.
Erica Huls, Guust Meijers en Hans van de Velde zetten in deze aflevering de centrale thema's en theorieën van de sociolinguïstiek in het Nederlandse taalgebied in 1999 op een rijtje, Ulrich Ammon gaat in op taalgebruik in wetenschappelijke contexten, René Appel doet verslag van exploratief onderzoek naar de mengtaal van Amsterdamse jongeren die bekend is geworden als ‘smurfentaal’ maar die hij zelf liever ‘straattaal’ noemt, Allan Bell gaat na hoe ‘identiteit’ in het taalgebruik tot stand wordt gebracht in de media, Roeland van Hout geeft sociale en taalkundige verklaringen voor de opkomst van het persoonlijk voornaamwoord hun en Anne-Mieke Janssen-Van Dieten analyseert het begrip ‘volwassen, hoogopgeleide, gevorderde NT2-leerders’.
| |
Van Dale Taalbrief, jrg. 8 (1999), nrs. 11 en 12.
In nr. 11 vraagt Petra Andriessen zich af of sollicitatiebrieven er nog wel echt toe doen, pleit Eric Tiggeler voor het kleinschrijven van minister en andere functieaanduidingen en interviewt hij twee prmedewerkers van een pensioenfonds over hun voorlichtingsactiviteiten, benadrukt Annemien van der Veen het belang van de voorbereidende fase in het schrijfproces, signaleert Ko van den Boom de doorzettende trend van het ‘geen ja, geen nee’-antwoord in interviews en inventariseert | |
| |
Ton den Boon de nieuwe woorden van de jaren negentig. Albert Hoffstädt maakt zich in zijn column vrolijk over drie keer ‘druk’.
In nr. 12 zet Nathalie Beex heel in het kort uiteen wat een goede en wat een slechte presentatie is, pleit Rob Punselie voor terughoudendheid in het gebruik van formulieren op de website en geeft Eric Tiggeler onderricht ten behoeve van een correct gebruik van het weglatingsstreepje in samentrekkingen. Pyter Wagenaar geeft adviezen voor het schrijven van een pakkende instructie, Eric Tiggeler en Mieke Vuijk herschrijven een zakenhomepage en Ton den Boon spitst zijn inventarisatie van nieuwe woorden toe op 1999. De column van Hoffstädt gaat over verscholen vanzelfsprekendheden in het taalgebruik.
Peter Houtlosser
|
|