komt echter nog een nieuwe tekstfunctie naar voren: het oriënteren van de lezer, dit wil zeggen de lezer snel een indruk geven van de regeling en van de informatie die daarover in de tekst wordt gegeven.
De case studies brengen veel interessante bijzonderheden over de brochures aan het licht, mede omdat de auteurs zich niet beperken tot een droge opsomming van de inhoudselementen die ten behoeve van een bepaalde functie worden ingezet, maar dat ook illustreren met tal van voorbeelden. In dit hoofdstuk wisselen descriptieve analyse, reflectie en beoordeling elkaar af. Daarmee maken de auteurs inzichtelijk wat voor problemen er kunnen ontstaan en in hoeverre gebreken in het voorlichtingsmateriaal daar debet aan kunnen zijn.
De volgende stap is: de evaluatie van de brochures. Daartoe ontwikkelden Lentz & Pander Maat een checklist of tekstevaluatieschema. Het eerste deel daarvan richt zich op de functiespecifieke kwaliteitseisen. Het omvat een lijst van alle in hoofdstuk vier geïdentificeerde inhoudselementen. De invuller van de checklist moet aangeven waar die elementen te vinden zijn, moet controleren of bij elkaar horende elementen ook bij elkaar staan, moet per element een oordeel geven over stijl, inhoud en vorm, en moet tenslotte aangeven of er iets verbeterd moet worden. Het tweede deel van de checklist omvat controle op algemene kwaliteitseisen op het gebied van stijl, opbouw en vorm. Het gaat om eisen die in ieder taaladviesboek wel te vinden zijn, hoewel de selectie wel lijkt toegespitst op het genre; zo krijgen de vaktermen en de schema's en tabellen meer aandacht dan in de meeste adviesboeken.
Eerdere versies van het evaluatieschema zijn in enkele case studies getest. Er is aandacht besteed aan de hanteerbaarheid (duidelijkheid en tijdsbesteding), maar ook aan de vraag of het schema feedback oplevert die door een herschrijver gebruikt kan worden bij het reviseren van de tekst. Hoewel in een van de studies bleek dat medewerkers van subsidieverlenende instellingen het schema bruikbaar vonden voor de herziening van conceptteksten, worden ook gevallen vermeld van feedback die allerminst duidelijk maakt wat er met de tekst moet gebeuren. Onderzoek naar de betrouwbaarheid van het schema leverde teleurstellende resultaten op.
Als een soort toegift bespreken Lentz & Pander Maat nog een lezersgerichte evaluatiemethode (een variant op de hardopwerkmethode, waarbij proefpersonen hardop denkend een taak uitvoeren). Ook wordt verslag gedaan van enkele case studies waarin beoordelaars van subsidie-aanvragen hardopdenkend lazen en beoordeelden en vervolgens nog aanvullend werden geïnterviewd. De resultaten zijn vervolgens gerelateerd aan de voorlichtingsteksten. Daarbij bleek onder meer dat de beoordeling niet altijd conform de in de voorlichting geschetste criteria plaatsvond, maar ook dat op een aantal punten de gebrekkige instructies in de brochure leidden tot problemen bij het lezen en beoordelen van de aanvraag.
Tot zover een samenvatting van het boek. Het geven van een oordeel over het boek valt niet mee, omdat al met al niet heel duidelijk is wat nu precies de pretenties van de auteurs zijn (of moet ik zeggen: de functies van het boek?).
Wie - afgaande op het door de Universiteit Utrecht verspreide persbericht en op de flaptekst van het boek - hoopt te vernemen hoe het staat met de kwaliteit van ‘de’ Nederlandse voorlichtingsteksten over subsidieregelingen, komt bedrogen uit. Alleen in hoofdstuk 5 is daarover het een en ander te vinden, maar kwantitatieve gegevens ontbreken, en de problemen worden exemplarisch besproken. Het hoofdstuk is primair bedoeld om de inhoudselementen te identificeren die in voorlichtingsteksten vóórkomen. Ook elders wordt meer ingegaan op het ontwikkelen en toetsen van beoordelings instrumenten dan op de informatie die die instrumenten opleveren.
Ook op andere punten wordt de lezer soms op het verkeerde been gezet. Ik signaleerde al dat de vijf functies die in hoofdstuk 4 worden geïdentificeerd, in hoofdstuk 5 worden uitgebreid met de oriëntatiefunctie. Ik vraag me daarbij af of dit wel een functie is in dezelfde zin als die in hoofdstuk 4. Hier is in elk geval