Er valt een duidelijke verschuiving waar te nemen in de belangstelling voor juridische argumentatie vanuit het taalbeheersingsperspectief. Aanvankelijk ging de aandacht vooral uit naar de toepasbaarheid van argumentatietheoretische inzichten in het recht. In ‘Argumentatie en recht’, het themanummer van het Tijdschrift voor Taalbeheersing uit 1988, concentreerden de auteurs zich voornamelijk op transponeringsvragen, die betrekking hebben op de toepassing van kennis en methoden uit het ene onderzoeksgebied op het andere. Centrale vragen waren toen: Wat hebben argumentatietheoretici en juristen elkaar te bieden? Hoe kunnen argumentatietheoretische inzichten en de juridische praktijk met elkaar in verband worden gebracht?
In de daarop volgende periode verplaatste de aandacht zich naar filosofische, theoretische, analytische en praktische kwesties in het onderzoek naar juridische argumentatie. In de bundel Juridische argumentatie in analyse onder redactie van Van Eemeren en Feteris (1991) worden problemen besproken die optreden als juridische argumentatie in termen van een argumentatietheoretisch model geanalyseerd wordt. Toen waren de centrale vragen: Is een idealiserend argumentatiemodel geschikt voor de analyse van het rechterlijk handelen? Welke problemen doen zich voor bij het reconstrueren van analogie-argumentatie? Verder werd aandacht besteed aan de toepassing van argumentatietheoetische inzichten in het juridisch vaardigheden-onderwijs.
De discussie over de reconstructie van juridische argumentatie met behulp van een argumentatietheoretisch model wordt in dit themanummer voortgezet. De centrale vraag is nu hoe juridische en argumentatietheoretische inzichten zo geïntegreerd kunnen worden dat juridische argumentatie op een verantwoorde manier geanalyseerd en beoordeeld kan worden. Theoretische inzichten overeen ideaalmodel voor rationele argumentatie worden daarbij in verband gebracht met juridische ideaalmodellen en met de praktijk van het juridisch argumenteren.
José Plug behandelt de structuur van de rechterlijke motivering. Zij beschrijft de samenhang tussen de uitgebreidheid en complexiteit van de motivering en de manier waarop de rechter reageert op de argumentatie van de procespartijen. Met behulp van een pragma-dialectisch analysemodel laat zij zien hoe een rechter kan reageren op contra-argumentatie. Door een beschrijving te geven van de verschillende manieren waarop er op argumentatie gereageerd kan worden, probeert Plug verband te leggen tussen een dialogisch ideaalmodel en de dialogische structuur van het juridische proces.
Eveline Feteris beantwoordt de vraag wat precies de rol is van de strafrechter die in een proces de argumentatie van de officier van justitie en de verdachte kritisch beoordeelt. Zij geeft aan dat de argumentatieve rol van de rechter in een juridisch proces geanalyseerd kan worden in termen van een neutrale derde deelnemer aan een kritische discussie. Het juridische kader dat gevormd wordt door de rechtsregels waarin de beslissingspunten van de rechter zijn vastgelegd, wordt door Feteris opgevat als een instrument voor een kritische beoordeling van argumentatie in een proces van rationele geschiloplossing. Zij legt daarmee verband tussen een argumentatiemodel met kritische beoordelingsvragen en het juridische beoordelingskader in het strafproces.
Harm Kloosterhuis richt zich op de rationele reconstructie van a contrario-argumentatie. Uitgaande van de pragma-dialectische normen voor de aanvaardbaarheid van argumentatieschema's geeft hij een analyse van a-contrario argumentatie. Aan de hand van een overzicht van de verschillende soorten juridische normen die een invulling kunnen vormen van de pragma-dialectische beoordelingsnormen laat hij zien dat er in de standaardanalyse van a contrario-argumentatie geen rekening wordt gehouden met deze