Tijdschrift voor Taalbeheersing. Jaargang 15
(1993)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Taalbeheersing– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 123]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Meta-uitingen en lange beurten in vergaderingen
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1 InleidingIn vergaderingen zijn sprekers regelmatig een lange periode aan het woordGa naar eind1,Ga naar eind2. Bovendien maken sprekers in vergaderingen veel gebruik van meta-uitingenGa naar eind3. In dit artikel zullen wij deze gespreksverschijnselen, meta-uitingen en lange beurten, analyseren. Deze analyse baseren wij op onderzoeksmateriaal bestaande uit zes vergaderingen uit de profit en non-profit sector. Twee van deze vergaderingen zijn volledig getranscribeerd en van de overige vier slechts een gedeelteGa naar eind4. Naast het verschil in de lengte van de transcripten is er ook een verschil in het aantal deelnemers aan de vergaderingenGa naar eind5. Nadat wij beide gespreksverschijnselen verhelderd hebben, presenteren wij voor beide gespreksverschijnselen een indeling in typen. Vervolgens beschrijven wij in paragraaf 4 een verband tussen meta-uitingen en lange beurten op het niveau van de beurtwisseling in de vergadering. Dit verband toetsen wij aan de hand van het onderzoeksmateriaal. Tenslotte gaan wij in paragraaf 5 in op een verschil in het voorkomen van de twee gespreksverschijnselen in het onderzoeksmateriaal en een mogelijke verklaring hiervoor. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2 Meta-uitingenOm de functies van meta-uitingen in vergaderingen te kunnen beschrijven, moet eerst vast komen te staan wat een meta-uiting is. Daarnaast is ook van belang te weten welke typen meta-uitingen er kunnen voorkomen. Weijdema (1986) definieert het begrip meta-uiting als volgt: ‘Meta-uitingen zijn uitingen waarin het communiceren zelf de inhoud van de uiting vormt’. Toepassing van deze definitie op onderzoeksmateriaal levert een groot aantal meta-uitingen op. De volgende uitingen uit het onderzoeksmateriaal blijken ook aan deze definitie te voldoen:
In deze voorbeelden doen de sprekers weliswaar een uitspraak over communicatie, maar | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 124]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
deze uitspraak refereert niet aan het gesprek waarin de uiting is gedaan. Voor ons onderzoek beperken wij ons tot alleen die meta-uitingen die refereren aan het gesprek waarin de uiting is gedaan. De definitie van Weijdema willen wij daarom als volgt preciseren: Meta-uitingen zijn uitingen waarin een spreker communiceert, dat wil zeggen: een uitspraak doet, over de communicatie zoals die tijdens het gesprek aan de orde is. In feite is met dit referentie-criterium de definitie voldoende operationeel gemaakt om in het onderzoek te kunnen fungeren als identificatie-middel voor meta-uitingen. Om echter de verschillen tussen de voorkomende meta-uitingen zichtbaar te maken, hebben wij de definitie verder verfijnd. Het betreft hier de vraag aan wiens gespreksbijdrage de meta-uiting refereert en of de meta-uiting verwijst naar een eerdere, de huidige of naar een nog te produceren gespreksbijdrage. Tenslotte moet voor de volledigheid ook in de definitie opgenomen worden dat meta-uitingen, hoewel de term ‘uiting’ anders zou doen vermoeden, niet altijd syntactisch zelfstandige eenheden met een eigen propositionele inhoud zijn. Er komt in het onderzoeksmateriaal een aantal uitingen voor, waarin naast een ‘inhouds’-deel ook een ‘meta’-deel te onderscheiden is. Bijvoorbeeld:
De volledige definitie van het begrip meta-uiting, zoals wij deze formuleren en als identificatie-middel hanteren, luidt daarom als volgt: Meta-uitingen zijn uitingen of delen van uitingen waarin een spreker communiceert, dat wil zeggen: een uitspraak doet, over de communicatie zoals die tijdens het gesprek aan de orde is. Daarbij kan de spreker iets zeggen over een eigen uiting, een uiting van één van de andere gespreksdeelnemers, over de gespreksfase of het gesprek als geheel. Bovendien kunnen meta- uitingen betrekking hebben op uitingen eerder in het gesprek, later in het gesprek en op het communicatieve heden (d.w.z. de lopende beurt) tijdens het gesprek. Nu het begrip meta-uiting gedefinieerd is, is het mogelijk een antwoord te geven op de vraag ‘welke typen meta-uitingen komen er in het onderzoeksmateriaal voor?’. Om deze vraag te beantwoorden is een typologie van meta-uitingen opgesteld. Het raamwerk voor deze typologie is afgeleid uit bovenstaande definitie en bestaat uit negen cellen. Bepalend voor het raamwerk en de achtGa naar eind6 daaruit voortvloeiende categorieën zijn de vragen:
Door de invulling van deze 8 cellen is de typologie van meta-uitingen gevormd. Iedere cel is door materiaalanalyse verder ingevuld. Het resultaat van deze indeling bestaat uit achtendertig typen meta-uitingen binnen acht categorieën. In tabel 1 geven wij het raamwerk, waarna de volledige typologie is opgenomen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 125]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Tabel 1: Raamwerk van typologie van meta-uitingen in vergaderingen
Tabel 2: Typologie van meta-uitingen in vergaderingen
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 126]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 127]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ter verduidelijking geven wij van iedere categorie één voorbeeld. EV: in deze cel bevinden zich vijf typen meta-uitingen, die vooruitwijzen naar direct volgende eigen gespreksbeurten. Bijvoorbeeld:
EH: deze vijf typen uitingen, die refereren aan een uiting van de spreker zelf, hebben betrekking op de lopende beurt. Bijvoorbeeld:
ET: door middel van een van deze drie typen meta-uitingen verwijst een spreker naar een eerdere eigen beurt. Bijvoorbeeld:
AV: de drie typen uitingen in deze cel verwijzen naar beurten die andere gespreks-deelnemers nog moeten gaan produceren. Bijvoorbeeld:
AT: deze negen typen uitingen verwijzen terug naar iets wat een van de anderen eerder in het gesprek gezegd heeft. Bijvoorbeeld:
GV: in deze cel bevinden zich zes typen meta-uitingen die een gespreksstructurerend karakter hebben. Bijvoorbeeld:
GH: deze drie typen meta-uitingen hebben de functie de gespreksstructuur tijdens het gesprek te bewaken. Bijvoorbeeld:
GT: deze laatste categorie, bestaande uit vier typen uitingen, heeft betrekking op het afronden of evalueren van het gevoerde (deel van het) gesprek. Bijvoorbeeld:
Een vergelijking van de typologie uit dit onderzoek met de typologie uit het onderzoek van Weijdema (1986) wijst uit dat de hier beschreven indeling van meta-uitingen niet door de resultaten van Weijdema wordt tegengesproken. De typologie uit dit onderzoek kan eerder beschouwd worden als een verfijning van Weijdema's indeling. Weijdema veronderstelt (1986, p. 262) dat een gespreksleider van een discussie veel meta-uitingen produceert, omdat zijn taak in feite een meta-taak is. Ook de voorzitterstaak in vergaderingen zou dienovereenkomstig te zien zijn als een meta-taak, waardoor | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 128]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de voorzitter veel meta-uitingen zou produceren. Bij een nadere analyse van de meta- uitingen blijkt dat sommige meta-uitingen overeenkomen met typische voorzitterstaken (Rozendal, 1991). Het geven van een samenvatting bijvoorbeeld, door de prescriptieve vergaderliteratuur als één van de belangrijkste taken van de voorzitter genoemd, kan met behulp van de meta-uitingen GT 1 (samenvatten van discussie) en AT 5 (herhalen of parafraseren van een ander) gerealiseerd worden. Dergelijke meta-uitingen worden waarschijnlijk dus veel meer door voorzitters dan door andere deelnemers geuit. Hierbij moet echter worden opgemerkt dat sommige voorzitterstaken door zowel de voorzitter als door een deelnemer kunnen worden uitgevoerd. In paragraaf 4 komt dit nog ter sprake. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3 Lange beurtenHet tweede gespreksverschijnsel dat we beschrijven is ‘de lange beurt’. In het gespreks- type vergadering is regelmatig een spreker gedurende een langere tijdsperiode aan het woord. Wij noemen een dergelijke grote gesprekseenheid ‘een lange beurt’. Een lange beurt definiëren wij als een beurt die is opgebouwd uit meerdere syntactische beurt- opbouweenheden. Daarbij geldt dat de spreker in zijn eerste zin een middel moet gebruiken om aan te geven dat de beurt aan het einde van deze zin nog niet kan worden overgenomen. Wanneer Houtkoop en Mazeland (1982) een onderzoek doen naar lange beurten in informele gesprekken, onderscheiden zij open en gesloten Discourse Units. Volgens Houtkoop en Mazeland zijn gesloten lange beurten herkenbaar aan beurteinde markering, terwijl open lange beurten dat niet zijn. Bij gesloten lange beurten geeft de spreker een projectie op een bepaald soort beurteinde, waardoor de voorafgaande beurtopbouw- eenheden gekenmerkt worden als het niet-einde van de lange beurt. Open lange beurten bezitten geen enkel middel waaraan ze herkenbaar zijn. De einden van deze lange beurten komen door gezamenlijke onderhandeling tussen de gespreksdeelnemers tot stand. Op basis van gespreksroutines zet de spreker zijn lange beurt hier voort. Houtkoop en Mazeland specificeren door dit onderscheid maar één type lange beurt, namelijk de gesloten lange beurt. Immers, alle lange beurten zonder beurteinde markering zijn open lange beurten en over deze soort lange beurten zeggen zij verder weinig. Zoals uit bovenstaande definitie blijkt, is het noodzakelijk dat in een lange beurt wordt aangegeven dat een spreker gedurende een lange periode aan het woord wil blijven. Indien de spreker dat niet doet, loopt hij namelijk het risico dat zijn beurt bij de eerst mogelijke beurtovergangsplaats wordt overgenomen door een andere spreker. Dit is een consequen-tie van het beurtwisselingssysteem, zoals dat door Sacks, Schegloff en Jefferson (1974) in hun beurtwisselingsmodel beschreven is. Een spreker die een lange beurt wil inzetten kan daartoe de volgende middelenGa naar eind7 gebruiken: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1 Beurteinde markering.
De spreker maakt hier gebruik van een beurtprojectie. Hij geeft door ‘een informerende vraag’ aan dat de beurt nog niet is afgelopen totdat hij de vraag gesteld heeft. Dit zijn de lange beurten die Houtkoop en Mazeland gesloten Discourse Units noemen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 129]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2 Vooraankondiging.De spreker geeft hier een aankondiging op wat komen gaat, zoals in het volgende voorbeeld:
De spreker geeft hier een vooraankondiging, waarna datgene volgt wat de spreker wil zeggen. De middelen 1 en 2 komen zeer overeen. Het zijn beide meestal meta-uitingen van het type EV. De spreker projecteert een lange beurt door middel van een meta-uiting. Het verschil tussen middel 1 en 2 is echter dat bij middel 2 geen beurteinde markering wordt gegeven. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3 Constructie met ondersteuningsplicht.Een spreker kan een gesprekshandeling uiten die een bepaald vervolg oproept. Houtkoop en Mazeland (1982, p. 117) beschrijven in dit verband asserties, of andere handelingen met een bewerende component, die gevolgd worden door een account. Onder een account verstaan zij verschillende soorten handelingsverantwoorde gesprekshandelingen zoals toelichten, verantwoorden, verklaren, rechtvaardigen en dergelijke. Het volgende voor-beeld is een illustratie van een bewering met ondersteuningsplicht:
De spreker doet hier de bewering ‘aan 't eind van het hele project hou je dat subsidiegeld over’ waarna een argumentatie volgt (‘want...’). Hoorders die een bewering horen, weten door de competentie die ze bezitten dat ze met een zekere waarschijnlijkheid een direct daarop volgend account mogen verwachten. Naast deze drie middelen kan de spreker nog twee middelen gebruiken om zijn beurt te vervolgen bij een relevante beurtovergangsplaats. De spreker kan voor of op de relevante beurtovergangsplaats zowel 4 stijgende intonatie als 5 de ‘rush-through’ gebruiken. Wanneer de spreker stijgende intonatie gebruikt, geeft de spreker aan dat hij nog meer te vertellen heeft en dat hij zijn beurt wil vervolgen. De term ‘rush-through’ is door Schegloff (1982) geïntroduceerd. De spreker spreekt hier bij de nadering van een beurtovergangsplaats met verhoogd spreektempo en zonder pauze of met gevulde pauzes zoals ‘eh. eh’ door. De vijf genoemde middelen kunnen zowel in spontane, alledaagse gesprekken als in vergaderingen worden gebruikt. Een vergadering verschilt van een spontaan, alledaags gesprek doordat de vergadering voorgestructureerd is op bepaalde kenmerken, of zoals Sacks e.a. (1974, p. 11) zeggen, doordat de vergadering op bepaalde kenmerken ‘pre-specified’ is. Deze gestructureerdheid van de vergadering leidt tot verschillen in beurt-wisseling en beurtverdeling in de vergadering. Uit onderzoek (Joosten, 1991) blijkt dat de beurtwisseling in de vergadering op dezelfde wijze geschiedt als in spontane, alledaagse gesprekken, met dit verschil dat in vergaderingen de voorzitter vaak als beurtverdelende instantie aanwezig is. In vergaderingen bestaan hierdoor nog meer mogelijkheden om een lange beurt in te zetten. In de vergadering worden beurten zowel door gespreksdeelnemers als door voorzitters | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 130]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
toegewezen. Wanneer dit laatste het geval is, staat de voorzitter garant voor het beurtrecht. Dit wil zeggen dat een spreker in principe net zolang kan spreken als de voorzitter het toestaat. De spreker kan dus makkelijk een lange beurt inzetten. De voorzitter zelf is door zijn rol vrij wat betreft de lengte van zijn beurten. Hierdoor kan hij regelmatig lange beurten inzetten. Hij kan zichzelf bovendien meer beurtrecht toeëigenen door zijn dubbelrol als voorzitter en als deelnemer (Houtkoop, 1983). Tenslotte kunnen sprekers die op grond van hun rol of deskundigheid een bijzondere positie innemen, bijvoorbeeld gastsprekers, een lange beurt inzettenGa naar eind8. Er zijn in de vergadering dus drie extra mogelijkheden waardoor sprekers een lange beurt kunnen inzetten:
Wanneer wij de middelen en mogelijkheden vergelijken, zien wij verschillen op grond van de volgende kenmerken:
Bij een nadere beschouwing blijken de mogelijkheden en middelen zich te verenigen in drie groepen of soorten die leiden tot verschillende typen lange beurten: vooraf-, tijdens- en einde-bepaalde lange beurten. De middelen of mogelijkheden kunnen echter tegelijk voorkomen. Hierdoor komen wij tot een typologie van zeven soorten lange beurten:
Hierbij dient opgemerkt te worden dat er tussen de middelen binnen een soort lange beurt en zelfs binnen één middel verschillen in projectieve kracht kunnen zijn. Een voor-aankondiging als ‘Ik heb twee antwoorden op uw vraag’ heeft meestal een grotere projectieve kracht dan de vooraankondiging Ik heb een vraagje’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 131]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4 Het verband tussen meta-uitingen en lange beurten in vergaderingenIn deze paragraaf willen wij het verband tussen lange beurten en meta-uitingen in vergaderingen nader onderzoeken. Dat er sprake is van een verband tussen meta-uitingen en lange beurten, baseren wij op het volgende. Sprekers die een lange beurt willen inzetten, hebben twee organisatie-behoeften. Ten eerste moet voor een lange beurt het beurtrecht verworven (of toegekend) worden. Daarnaast moet een spreker ook de inhoud zodanig organiseren, dat hij zijn lange beurt ook daadwerkelijk kan produceren. Dit organiseren van de inhoud bestaat in feite uit het informeren over wat er komen gaat en het motiveren van de luisteraars om aan die inhoud aandacht te schenken. Een lange beurt brengt dus structuur aan in het gesprek op het niveau van de beurtwisseling en op het niveau van de inhoud van de beurt. Deze twee organisatie-behoeften komen overeen met de twee niveaus waarop metauitingen structuur kunnen aanbrengen in het gesprek: 1 op het niveau van de beurtwisseling; onafhankelijk van de vraag waar de meta-uiting aan refereert, kan een meta-uiting een beurt inzetten of afstaan. Als zodanig brengen meta- uitingen structuur aan in de beurtwisseling. 2 op het niveau van de inhoud van de beurt; meta-uitingen kunnen ook aanwijzingen geven over de inhoud van een bepaald gespreksfragment. Een meta-uiting kan informeren of motiveren over de inhoud of de strekking van een bepaalde uiting (bijvoorbeeld ET 1), over de interne structuur van een langere beurt (bijvoorbeeld EV 5), over de samenhang tussen beurten (bijvoorbeeld AT 8) en over het gesprek (of de gespreksfase) als geheel (bijvoorbeeld GH 1). Ook Schiffrin (1980) beschrijft de functies van meta-uitingen op de twee bovenstaande niveaus. Volgens Schiffrin kunnen meta-uitingen de begin- en eindgrenzen van Discourse Units aangeven. Zij noemt dergelijke grenzen ‘discourse brackets’. Deze meta-uitingen vervullen volgens Schiffrin in het gesprek een organiserende functie: sprekers verkrijgen zo als het ware toestemming van de luisteraars om hun beurt voort te zetten (beurtwisseling) en tevens maken deze meta-uitingen de luisteraar nieuwsgierig naar wat de spreker gaat vertellen (beurtinhoud). Aangezien de twee niveaus waarop meta-uitingen en lange beurten structuur aanbrengen in het gesprek overeenkomen, veronderstellen wij dat er tussen meta-uitingen en lange beurten op beide niveaus een verband bestaat. Wij beschrijven alleen het verband tussen meta-uitingen en lange beurten op het niveau van de beurtwisseling. Op dit niveau onderscheiden wij tussen meta-uitingen en lange beurten drie relaties: 1 De eerste relatie tussen meta-uitingen en lange beurten heeft betrekking op de beurtinzet. Dit hebben wij al beschreven in paragraaf 3 bij de middelen 1 en 2. Met het volgende voorbeeld willen wij dit illustreren:
De spreker produceert hier een meta-uiting van het type EV en zet hierdoor een tijdensbepaalde lange beurt in. De meta-uiting fungeert hier als een beurteinde markering, één van de middelen om een lange beurt in te zetten, en geeft de lange beurt projectieve kracht mee. De meta-uitingen uit de categorie EV refereren allemaal aan eigen komende beurten. Deze meta-uitingen kunnen dus door sprekers gebruikt worden om een tijdens-bepaalde lange beurt in te zetten. 2 In paragraaf 3 hebben wij óók laten zien dat er zich in een vergadering extra | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 132]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
mogelijkheden voordoen om lange beurten in te zetten. Eén van deze mogelijkheden bestaat uit het beurttoewijzen door de voorzitter, waarna de voorzitter voor het beurtrecht van de spreker garant staat. Deze beurttoewijzingen kunnen gerealiseerd worden door meta-uitingen uit de categorie AV. Met het volgende voorbeeld willen wij deze tweede relatie verduidelijken:
Door middel van deze meta-uiting wijst de voorzitter de beurt toe aan spreker T, die hierdoor een vooraf-bepaalde lange beurt kan inzetten. Ook een andere spreker dan de voorzitter kan een beurt toewijzen. Er is dan slechts beurtgarantie tot de eerstvolgende beurtovergangsplaats (zie paragraaf 3). Hierop is één uitzondering: wanneer een spreker de voorzitterstaak ‘beurtverdelen’ overneemt en aan anderen beurten toewijst door middel van meta-uitingen uit de categorie AV, is het voor de volgende spreker toch mogelijk een vooraf-bepaalde lange beurt in te zetten. Met het volgende voorbeeld willen wij dit verduidelijken:
De heer s. krijgt hier van één van de overige deelnemers de beurt toegewezen door middel van meta-uiting AV 3, waarna de heer s. de gelegenheid heeft een lange beurt in te zetten. In dit fragment geeft de voorzitter zelf in eerste instantie aan een andere spreker de beurt. Spreker A neemt hierna de voorzitterstaak over door aan een andere spreker beurtvoorrang te geven. Spreker A verricht hier duidelijk een voorzitterstaak, het bewaken van de gespreksstructuur, en doet dit door middel van een meta-uiting AV 3. Vooraf-bepaalde lange beurten kunnen dus in sommige gevallen tot stand komen doordat de beurt wordt toegewezen door anderen dan de voorzitter. Deze beurttoewijzingen in vergaderingen vinden eveneens plaats door middel van meta-uitingen uit de categorie AV. 3 Er is nog een derde relatie tussen lange beurten en bepaalde meta-uitingen. Volgens Schiffrin (1980, p. 213) kunnen ook binnen lange beurten meta-uitingen voorkomen. Deze meta-uitingen hebben volgens haar twee functies: het onderscheiden van afzonderlijke eenheden binnen een lange beurt, en het aanbrengen van een verband tussen deze eenheden. Volgens ons hebben dergelijke meta-uitingen binnen een lange beurt daarnaast altijd de functie van ‘beurt-bescherming’. Zij organiseren dus ook op het niveau van de beurtwisseling. Dit zijn meta-uitingen van het type EH. Hiermee wordt de projectieve kracht van de ‘lange-beurt-inzet’ extra verlengd. Immers, er moet al voor de eerste beurtovergangsplaats een middel gebruikt zijn om aan te geven dat de spreker een lange beurt inzet. Met het volgende voorbeeld willen wij dit illustreren:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 133]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De voorzitter zet hier een vooraf- en tijdens-bepaalde lange beurt in. Deze lange beurt wordt onderbroken door een uiting van spreker A. De voorzitter vervolgt zijn ingezette lange beurt met behulp van een meta-uiting van het type EH 4. Deze meta-uiting wordt geproduceerd om zijn beurtrecht vast te houden. Dergelijke beurtbeschermende meta-uitingen leiden op zich dus niet tot lange beurten, maar kunnen wel tijdens lange beurten worden gebruikt om het beurtrecht vast te houden. Samenvattend kunnen wij zeggen dat tijdens-bepaalde lange beurten kunnen worden ingezet met behulp van meta-uitingen EV. Vooraf-bepaalde lange beurten kunnen worden ingezet, doordat een andere spreker het beurtrecht toewijst met behulp van meta-uitingen uit de categorie AV. In vergaderingen wordt dit meestal door de voorzitter gedaan. Tenslotte kunnen er ook tijdens lange beurten meta-uitingen van het type EH gebruikt worden om het beurtrecht vast te houden. Wij veronderstellen nu dat in vergaderingen waarin veel tijdens-bepaalde lange beurten voorkomen veel meta-uitingen uit de categorie EV voorkomen. Daarnaast veronderstellen wij dat in vergaderingen waarin veel vooraf-bepaalde lange beurten voorkomen, veel meta-uitingen uit de categorie AV voorkomenGa naar eind9. Deze beide veronderstellingen willen wij empirisch toetsen. Tabel 3 geeft een overzicht van de meta-uitingen uit de categorie AV en EV en de vooraf- en tijdens-bepaalde lange beurten per vergadertranscript.
Tabel 3: Overzicht van de verdelingen van meta-uitingen, vooraf- en tijdens - bepaalde lange beurten in het onderzoeksmateriaalGa naar eind10
Uit tabel 3 blijkt dat beide veronderstellingen in het onderzoeksmateriaal ondersteund worden. Duidelijk is dat in een vergadering waarin weinig AV-meta-uitingen voorkomen, ook weinig vooraf-bepaalde lange beurten voorkomen. Komen er relatief veel voorafbepaalde lange beurten voor in een vergadering, dan blijken er ook relatief meer A V-meta-uitingen geproduceerd te zijn. Het verband tussen de verdeling van EV-meta-uitingen en tijdens-bepaalde lange beurten is minder sterk aanwezig. Een nadere toelichting bij deze tabel is op zijn plaats. Zoals te zien is, vertonen de waarden van de meta-uitingen en lange beurten zelden een gelijkheid. Wij hebben per geval bekeken of het veronderstelde verband aanwezig is. Wanneer dit niet het geval is, geldt hiervoor één van de volgende verklaringen:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 134]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5 Structurering in vergaderingenZoals in tabel 3 te zien is, komen in bepaalde vergaderingen meer meta-uitingen en lange beurten voor dan in andere vergaderingen. In deze paragraaf geven wij een mogelijke verklaring voor dit verschil. In het voorafgaande hebben wij steeds gesproken over het gesprekstype ‘vergadering’, zonder daarbij aandacht te besteden aan mogelijke verschillen tussen de zes vergaderingen uit het onderzoeksmateriaal. Wij willen nu onderzoeken of verschillen tussen de verga-deringen van invloed zouden kunnen zijn op het voorkomen van meta-uitingen en lange beurten. Men zou hierbij kunnen denken aan bijvoorbeeld het verschil in aantal deelne-mers, verschillen in gespreksonderwerp en gespreksdoel, verschil in vergaderroutine en vergaderfrequentie. Wij willen echter onderzoeken of de verschillen in het aantal meta- uitingen en het aantal lange beurten iets te maken hebben met de mate van structurering in de verschillende vergaderingen. Met behulp van het begrip ‘formaliteit’ (Pander Maat, 1988) willen wij proberen de verschillen tussen vergaderingen te beschrijven. Formaliteit wordt door Pander Maat gedefinieerd aan de hand van vijf dimensies. Deze vijf dimensies zijn: onderwerp, doel, rollenstructuur, afgegrensdheid en interne geleding. De mate waarin deze dimensies gestructureerd zijn of worden (vooraf dan wel tijdens de vergadering), is bepalend voor de graad van formaliteit. Wij onderscheiden bij vergaderingen twee soorten structurering, namelijk de structurering vooraf en de structurering tijdens de vergadering: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1 de voor-structurering.Het vooraf structureren op de vijf dimensies wil zeggen dat het onderwerp en doel van de vergadering vooraf bekend zijn, dat de vergadering middels een agenda gestructureerd wordt, dat er sprake is van een gedifferentieerde rollenstructuur en dat de vergadering plaatsvindt op een van te voren afgesproken tijdstip en plaats. Deze voor-structurering wordt door Steehouder e.a. (1984) als kenmerkend voor de vergadering genoemd. Alle zes vergaderingen uit het onderzoeksmateriaal zijn dus voorgestructureerd. In hoeverre er sprake is van meer of minder formele vergaderingen, kan pas beoordeeld worden nadat de structurering tijdens de vergadering onderzocht is. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2 de structurering tijdens de vergadering.Om nu te kunnen bepalen in hoeverre er tijdens de vergaderingen structurering heeft plaats gevonden, willen wij het begrip ‘tijdens-structurering’ operationaliseren. Dit doen wij in termen van meta-uitingen en lange beurten. Structurering tijdens de vergadering wil zeggen dat: A er veel structurerende gesprekshandelingen worden verricht. Dit zijn zowel inhouds- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 135]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gerichte als proces-gerichte gesprekshandelingen (Bales en Strodtbeck, 1951 en Boueke e.a., 1983), die tot doel hebben helderheid te verschaffen of te verkrijgen over de inhoud of structuur van het gesprek. Deze gesprekshandelingen worden vaak verricht met behulp van meta-uitingen. Uit onze definitie van meta-uitingen in paragraaf 2 volgt in feite dat iedere meta-uiting een structurerende gesprekshandeling is. Immers, iedere meta-uiting kan het gesprek organiseren op het niveau van de beurtwisseling en/of op het niveau van de inhoud van de beurt. Dit geldt ook voor de lange beurten, zoals we in paragraaf 3 zagen. B er veel ‘rolbepaalde handelingen’ worden verricht. Als er in een vergadering relatief veel vooraf-bepaalde lange beurten voorkomen, wil dit zeggen dat er sprake is van een daadwerkelijk gedifferentieerde rollenstructuur. Immers, deze lange beurten worden ingezet op basis van beurttoewijzing door de voorzitter, door de voorzitter zelf of door een deelnemer met een bijzondere positie. C er alleen met uitvoerige meta-communicatie kan worden afgeweken van de voor- structurering van de vergaderingGa naar eind11. Op basis van de bovenstaande operationaliseringen komen wij tot de volgende stelling: Als er in een vergadering relatief veel meta-uitingen, en veel lange beurten, waarvan relatief veel vooraf-bepaalde lange beurten, voorkomen, dan is de vergadering als gestructureerd te karakteriseren.
In onze analyse beschouwen wij dergelijk gestructureerde vergaderingen als vergaderin-gen met een hoge graad van formaliteit. In de volgende tabel geven wij de relatief aantal meta-uitingen en de (vooaf-bepaalde) lange beurten per vergadertranscript.
Tabel 4: Overzicht van het relatief aantal meta-uitingen en de (vooraf-bepaalde) lange beurten in de vergadertranscripten.
Uit onze stelling volgt op basis van tabel 4, dat vergadering 2 een sterk gestructureerde vergadering is en dus als zeer formeel te karakteriseren is. Dit geldt eveneens voor vergadering 1 en 3, hoewel in mindere mate. Opvallend hierbij is dat vergadering 3 relatief veel minder vooraf-bepaalde lange beurten bevat dan vergadering 1, terwijl zij relatief weer meer meta-uitingen bevat dan vergadering 1. De mate van structurering kan dus variëren op de beschreven aspecten. De overige drie vergaderingen zijn relatief minder | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 136]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gestructureerd en zijn dus als minder formeel of informeel te karakteriseren. Onduidelijk in het geheel blijft waar de kritieke grens ligt tussen een formele of een informele vergadering. Welke waarden zijn de criteriumvariabelen? Het is dus slechts mogelijk een grove typering van de vergaderingen te geven. Het is echter van belang in te zien dat bovenstaande verklaring slechts een mogelijke verklaring kan zijn. Ook andere aspecten kunnen bijdragen aan de structurering van een vergadering. Het aantal deelnemers aan een vergadering is zo'n mogelijke factor. Hoe meer deelnemers bijdragen aan een gesprek, hoe meer er behoefte zal zijn aan structurering op het niveau van de beurtwisseling en de gespreks- en beurtcoherentie. Wanneer wij in ons onderzoek het aantal deelnemers in beschouwing nemen, dan blijken in de vergaderingen 1, 2 en 3 relatief meer deelnemers aanwezig te zijn dan in de overige vergaderingen. Kennelijk is er sprake van een bepaald verband tussen het aantal deelnemers aan een vergadering, de structurering tijdens de vergadering en het voorkomen van meta-uitingen en lange beurten in die vergadering. Ook de institutionele context waarbinnen de vergadering plaatsvindt speelt een rol bij de mate van structurering van een vergadering. De sterk gestructureerde vergadering 2 bij voorbeeld is een vergadering die plaatsvindt binnen een overlegorgaan van de overheid. Dit in tegenstelling tot vergadering 4, die plaatsvindt in een vrijwilligersorganisatie. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
6 SlotIn paragraaf 5 is aan de hand van meta-uitingen en lange beurten een verschil in formaliteit tussen vergaderingen beschreven. Het relatieve aantal meta-uitingen en lange beurten kan een indicatie zijn voor de mate van structurering in verschillende vergaderingen. Deze descriptieve analyse is een eerste aanzet tot het beschrijven van verschillen tussen vergaderingen op basis van feitelijk vergadergedrag. Nader onderzoek zal ook de invloed van institutionele en situationele factoren op structurering van vergaderingen moeten nagaan. Wij denken hierbij onder andere aan het aantal vergaderdeelnemers, de cultuur van de organisatie, vergaderroutines enzovoort. Interessant is ook te onderzoeken of er een bepaald minimum niveau van structurering in vergaderingen noodzakelijk is. Heeft de voor-structurering van een vergadering een bepaald minimum aan structurering tijdens de vergadering ten gevolg of maakt een hoge mate van voor-structurering de structurering tijdens de vergadering zelfs overbodig? Hierbij valt te denken aan bijvoorbeeld een vergadering waarbij de agenda tot in detail aangeeft wat de verschillende gespreksonderwerpen zullen zijn. Dit zou tot gevolg kunnen hebben dat bij een dergelijke vergadering weinig structurering tijdens de vergadering zelf noodzakelijk is en dat er daardoor minder meta-uitingen en lange beurten voorkomen. Nader onderzoek zal dit echter moeten uitwijzen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 137]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bibliografie
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 138]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Transcriptienotatie
|
|