Tijdschrift voor Taalbeheersing. Jaargang 14
(1992)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Taalbeheersing– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 44]
| |||||||||||||||||||||
Discussies in een juridisch proces: een pragma-dialectisch perspectief
| |||||||||||||||||||||
1 InleidingEen juridisch proces kan worden opgevat als een speciale vorm van een discussie waarin een verschil van mening over de aanvaardbaarheid van een standpunt wordt opgelost. Om te kunnen bepalen of het standpunt waarover het geschil gaat aanvaardbaar is, moet het standpunt verdedigd worden met argumentatie en moet worden vastgesteld of deze argumentatie een afdoende verdediging vormt. Om te bevorderen dat het geschil op een redelijke manier wordt opgelost, moeten zowel in een juridische als in een niet-juridische discussie bepaalde procedures en regels gevolgd worden. Een belangrijk verschil tussen beide typen discussies is dat het in een alledaagse discussie niet altijd nodig of mogelijk is het geschil te beëindigen, terwijl het doel van een juridisch proces is een juridisch geschil op een redelijke manier tot een definitief einde te brengen. De vraag die ik in het volgende centraal wil stellen is welke procedures en regels in een juridisch proces garanderen dat een geschil op een redelijke manier wordt beëindigd. Als basisconceptie van een algemeen systeem van procedures en regels voor redelijke discussies dient de pragma-dialectische theorie van Van Eemeren en Grootendorst (1982, 1992). Ik vergelijk de procedures en regels voor de oplossing van juridische geschillen met de pragma-dialectische procedures en regels en ik stel vast welke specifieke juridische procedures en regels garanderen dat een juridisch geschil op een redelijke manier kan worden beëindigd.
Door vast te stellen welke regels en procedures in aanvulling op de pragma-dialectische regels in een juridische context noodzakelijk en voldoende zijn voor een redelijke oplossing van een geschil, probeer ik inzicht te verkrijgen in de specifieke rationaliteits-kenmerken van de discussieprocedures die in een welbepaalde geïnstitutionaliseerde juridische context ter beëindiging van geschillen gevolgd worden. Op deze manier hoop ik een perspectief te ontwikkelen voor de beschrijving van veld-onafhankelijke en veld-afhankelijke voorwaarden voor een redelijke oplossing van geschillen. In dit perspectief is het de taak van een algemene argumentatietheorie de algemene regels en voorwaarden te formuleren die noodzakelijk en voldoende zijn voor een redelijke oplossing van geschillen. In toepassingen van zo'n algemene theorie moet vervolgens gespecificeerd worden welke voorwaarden noodzakelijk en voldoende zijn om in | |||||||||||||||||||||
[pagina 45]
| |||||||||||||||||||||
specifieke (institutionele) contexten een redelijke oplossing te bevorderen, daarbij ook meer specifieke doelen die in een bepaalde context gelden in aanmerking nemend. | |||||||||||||||||||||
2 Een pragma-dialectische benadering van discussies in een juridisch procesZoals gezegd dient als theoretisch kader bij het onderzoek de pragma-dialectische theorie over argumentatie discussies. In deze theorie wordt gespecificeerd wat er in een discussie idealiter allemaal moet gebeuren om een geschil op een redelijke manier te kunnen oplossen. Het dialectische aspect van de theorie houdt in dat argumentatie wordt opgevat als onderdeel van een kritische discussie waarin de interactie van discussiezetten gericht is op een kritische toetsing van het standpunt waarover verschil van mening bestaat. Een oplossing in een kritische discussie houdt in dat een beslissing wordt genomen over de vraag of de protagonist zijn standpunt met succes heeft verdedigd op basis van gemeen-schappelijk gedeelde regels en uitgangspunten tegen de kritische reacties van een antago-nist, of dat de antagonist het standpunt met succes heeft aangevallen. Het pragmatische aspect van de theorie houdt in dat de bijdragen in een kritische discussie worden opgevat als taalhandelingen die een functie hebben in de oplossing van het verschil van mening. In het pragmatische deel worden communicatieve en interactionele regels geformuleerd voor taalgebruik in discussies in verschillende soorten informele en formele institutionele contexten.
De belangrijkste onderdelen van de theorie voor mijn doel zijn het ideaalmodel voor redelijke kritische discussies en de gedragscode voor redelijke discussianten. In het ideaalmodel voor kritische discussies wordt gespecificeerd welke fasen bij zo'n discussie doorlopen zouden moeten worden en welke discussiebijdragen in elk van deze fasen bevorderlijk zijn voor de oplossing van het geschil. In de confrontatiefase wordt vastgesteld wat het verschil van mening precies inhoudt; in de openingsfase maken de discussianten afspraken over discussieregels, gemeenschappelijke uitgangspunten en toetsingsmethoden; in de argumentatiefase verdedigt de protagonist zijn standpunt tegen de kritische reacties van de antagonist en wordt de argumentatie door de deelnemers gezamenlijk op aanvaardbaarheid beoordeeld; in de afsluitingsfase wordt tenslotte vastgesteld wat het eindresultaat van de discussie is. In de gedragscode wordt gespecificeerd aan welke regels discussianten zich zouden moeten houden om een geschil in overeenstemming met het model te kunnen oplossen. In de gedragscode is het recht vastgelegd wanneer iemand het recht heeft een standpunt naar voren te brengen en in twijfel te trekken, wanneer iemand het recht en de plicht heeft een standpunt te verdedigen door middel van argumentatie, dat iemand het recht heeft een standpunt te handhaven dat afdoende is verdedigd op basis van gemeenschappelijke regels en uitgangspunten en dat iemand de plicht heeft een standpunt te aanvaarden dat op deze manier is verdedigd. Om een geschil in overeenstemming met deze regels te kunnen oplossen moeten bepaalde preliminaire voorwaarden vervuld zijn. Deze voorwaarden hebben betrekking op de vereiste interne discussiehouding van de deelnemers, die verondersteld worden zich op een redelijke manier te gedragen. Dit houdt in dat zij werkelijk bereid zijn het geschil op een redelijke manier op te lossen en dat zij alles doen wat binnen hun bereik ligt om een oplossing te bevorderen. De voorwaarden hebben ook betrekking op de externe omstandigheden. De discussiesituatie moet garanderen dat de deelnemers ook werkelijk vrij zijn standpunten naar eigen keuze naar voren te brengen, te kritiseren en te accepteren. | |||||||||||||||||||||
[pagina 46]
| |||||||||||||||||||||
De regels van de gedragscode vormen noodzakelijke voorwaarden om een geschil te kunnen oplossen. Alleen in combinatie met de vervulling van deze preliminaire voorwaarden met betrekking tot de interne geestesgesteldheid van de deelnemers en externe omstandigheden zijn zij ook voldoende voorwaarden om een geschil op een redelijke manier te kunnen beëindigen.
Het ideaalmodel en de gedragscode vormen een analytisch instrument dat gebruikt kan worden bij het beantwoorden van de centrale vraag welke procedures en regels garanderen dat een juridisch geschil op een redelijke manier kan worden opgelost. Gebruikmakend van het ideaalmodel en de gedragscode analyseer ik discussies in een juridisch proces als een specifieke implementatie van een kritische discussie. Dat wil zeggen dat ik vanuit het perspectief van een kritische discussie vaststel welke bijdragen in de verschillende stadia van een juridisch proces een rol spelen bij het oplossen van het geschil en welke algemene en welke specifiek juridische regels daarbij een functie vervullen. In een dialectische analyse in termen van een kritische discussie geef ik aan hoe een proces (zoals dat volgens de regels van procesrecht die zijn neergelegd in wetboeken van procesrecht gevoerd moet worden) eruit zou zien als het als een kritische discussie zou verlopen. Ik stel vast hoe de in het model beschreven taalhandelingen worden uitgevoerd en hoe de in het model beschreven discussiefasen doorlopen worden. Per discussiefase wordt vastgesteld welke regels van procesrecht bij het uitvoeren van de taalhandelingen een functie vervullen in het oplossingsproces. Nagegaan wordt wat de overeenkomsten en verschillen zijn tussen de regels van procesrecht en de regels voor een kritische discussie en er wordt vastgesteld welke regels in het recht als aanvulling op, precisering of beperking van de pragma-dialectische regels bijdragen tot een definitieve beëindiging van het geschil De procedures en regels van procesrecht zoals die zijn neergelegd in wetboeken van procesrecht vat ik op als een ideaalmodel en een gedragscode voor juridische discussies zoals die idealiter gevoerd moeten worden. Ik geef dus een normatieve beschrijving van een juridisch proces zoals dat op basis van het juridische ideaalmodel gevoerd moet worden.Ga naar eindnoot1 Deze normatieve beschrijving leg ik naast de normatieve beschrijving van een discussie zoals die volgens het pragma-dialectische model verloopt. Door het pragma-dialectische model te confronteren met het juridische model probeer ik de normatieve vooronderstellingen die ten grondslag liggen aan het juridische rationaliteitsmodel te achterhalen en probeer ik duidelijkheid te verkrijgen over de specifiek juridische regels die als aanvulling op de pragma-dialectische regels nodig zijn.
Er is één zeer belangrijk verschil tussen een juridisch proces en een pragma-dialectische kritische discussie. In een kritische discussie proberen de deelnemers het geschil gezamenlijk op te lossen. In een juridisch proces leggen de partijen hun geschil ter beslissing voor aan een neutrale derde partij, de rechter, die een definitief einde aan het geschil moet maken. Op grond van dit verschil wordt vaak beweerd dat een juridisch proces niet beantwoordt aan de eisen van een rationele discussie.Ga naar eindnoot2 Daarom is een van de centrale vragen die beantwoord moet worden hoe de rol van de rechter in een juridisch proces zich verhoudt tot datgene wat gebeurt in een kritische discussie waarin de partijen het geschil onderling oplossen.Ga naar eindnoot3 Met dit doel ga ik, bij wijze van demonstratie van een pragma-dialectische analyse van juridische discussies, in op de rol die de rechter pragma-dialectisch gezien vervult en geef ik aan op welke manier de rechter ertoe bijdraagt dat een geschil in overeenstemming met | |||||||||||||||||||||
[pagina 47]
| |||||||||||||||||||||
algemene eisen voor een redelijke discussie kan worden opgelost. Op deze manier probeer ik vast te stellen welke veld-specifieke procedures en regels, als aanvulling op de pragma-dialectische regels, nodig zijn in verband met een efficiënte en redelijke oplossing.Ga naar eindnoot4 | |||||||||||||||||||||
3 De dialectische rol van de rechterWelke rollen de rechter precies vervult, kan goed worden aangegeven door te beschrijven hoe de verschillende fasen van een kritische discussie in een juridisch proces doorlopen worden en per fase aan te geven wat in die fase de rol van de rechter is gezien vanuit het pragma-dialectische perspectief. Ik zal mij hier beperken tot de rol van de rechter in een civiel proces.
Het stadium van een juridisch proces waarin de partijen hun standpunten kenbaar maken kan in pragma-dialectische termen gekarakteriseerd worden als de confrontatiefase van het proces. In dit stadium blijft de rechter overwegend passief. Zijn enige taak is erop toe te zien dat de partijen hun standpunt in overeenstemming met de wettelijke regels naar voren brengen. Hierbij vervult hij de rol die discussianten in een kritische discussie gezamenlijk vervullen wanneer zij erop toezien dat de regels worden nageleefd. In een kritische discussie nemen de partijen vrijwillig deel aan de discussie en worden zij geacht te bevorderen dat de discussie zo efficiënt mogelijk verloopt. De gedaagde in een civiel proces wordt in de regel onvrijwillig bij het proces betrokken en hij zal er meestal geen belang bij hebben dat het geschil zo snel mogelijk wordt opgelost. Daarom kan de rechter, in verband met een efficiënt verloop van de discussie, ambtshalve of op verzoek van de eiser, bepaalde maatregelen nemen. Als de gedaagde niet verschijnt, kan hij ambtshalve of op verzoek van de eiser de gedaagde bijvoorbeeld opdragen binnen een bepaalde termijn te reageren. Wanneer preliminaire voorwaarden met betrekking tot de discussiehouding van de deelnemers niet zijn vervuld, is het in een civiel proces dus de taak van de rechter erop toe te zien dat de discussie beantwoord aan de eisen van een redelijke en efficiënte discussie.
In een juridisch proces blijft de openingsfase, waarin de deelnemers in een kritische discussie afspraken maken over gemeenschappelijke uitgangspunten en discussieregels, voor een belangrijk deel impliciet. Omdat het in een juridisch proces meestal onwaarschijnlijk is dat de partijen bij het begin overeenstemming kunnen bereiken over gemeenschappelijke regels en uitgangspunten, biedt het recht een geïnstitutionaliseerd systeem van uitgangspunten en regels voor de discussie. De gebondenheid van rechtssubjecten aan deze uitgangspunten en regels functioneert als een afspraak en garandeert dat er regels beschikbaar zijn voor het beëindigen van juridische meningsverschillen. Dat de overeenstemming niet heeft plaatsgevonden tussen individuele partijen wil nog niet zeggen dat deze gang van zaken niet redelijk zou zijn. Uit het oogpunt van rechtszekerheid en rechtsgelijkheid is deze gang van zaken redelijk. Dergelijke afspraken voorafgaand aan de discussie bevorderen dat geschillen ook daadwerkelijk kunnen worden opgelost. Doordat de regels voor iedereen in elk civiel proces gelden wordt de rechtsgelijkheid bevorderd. Natuurlijk dienen de regels tot stand te zijn gekomen in overeenstemming met vastgelegde regels voor wetgeving. Vanuit het gezichtspunt van het geldende rechtssysteem is dit idee van formele geldigheid een voldoende voorwaarde om een regel te kunnen beschouwen als een rechtsregel.Ga naar eindnoot5 Eén van de afspraken die in de openingsfase van een kritische discussie gemaakt | |||||||||||||||||||||
[pagina 48]
| |||||||||||||||||||||
moeten worden is hoe de rolverdeling bij het verdedigen van standpunten geregeld is. In een redelijke discussie wordt iemand die een standpunt naar voren brengt geacht bereid te zijn dit standpunt desgevraagd te verdedigen. Omdat de deelnemers aan een kritische discussie geacht worden zich als redelijke discussianten te gedragen, zullen zij het in voorkomende gevallen op grond van deze verplichting eens worden over de rolverdeling. In een juridische discussie zullen de partijen echter niet altijd bereid zijn zich op een bepaalde rolverdeling vast te leggen die voor hen ongunstig zou kunnen zijn. Daarom zijn er voor het civiele proces regels waarin gespecificeerd wordt wie welke beweringen moet verdedigen. In het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is er een algemene regel (art. 177) waarin wordt bepaald dat een partij die zich beroept op rechtsgevolgen van door haar gestelde feiten of rechten de bewijslast van die feiten of rechten draagt, tenzij uit een bijzondere regel of uit de eisen van redelijkheid en billijkheid een andere verdeling van de bewijslast voortvloeit. Naast deze algemene regel zijn er specifieke regels voor bepaalde soorten gevallen waarin gespecificeerd wordt welke juridische gronden en welke feiten door de eiser, en welke juridische gronden en feiten door de gedaagde bewezen moeten worden. In een civiel proces is het erg belangrijk dat duidelijk wordt welke partij haar standpunt moet verdedigen, omdat een partij die niet in het bewijs slaagt het risico loopt het proces te verliezen. Daarom is het de taak van de rechter als neutrale derde partij te bepalen wanneer er sprake is van een bijzondere regel en wanneer uit de eisen van redelijkheid en billijkheid een andere verdeling van de bewijslast voortvloeit. De rol die de rechter vervult wanneer hij de rolverdeling bij het bewijzen vaststelt, is vergelijkbaar met de rol die de deelnemers aan een discussie gezamenlijk vervullen wanneer zij de rolverdeling bij het verdedigen afspreken. Voor het geval de preliminaire voorwaarden met betrekking tot de discussiehouding van de deelnemers niet zijn vervuld, is het bij de rolverdeling de taak van de rechter te bevorderen dat het proces toch verloopt in overeenstemming met de eisen van een redelijke discussie.
In het eerste deel van de argumentatiefase van een civiel proces verdedigt de eiser zijn standpunt. In dit stadium van het proces vervult de rechter de rol van een passieve antagonist. Juridisch gesproken kan hij het standpunt van de eiser niet aanvaarden zonder de aanvaardbaarheid van de eis eerst op feitelijke en juridische gronden gecontroleerd te hebben. De rechter moet bijvoorbeeld altijd beslissen of er een rechtsregel van toepassing is op de feiten die de eiser gesteld heeft. Dit houdt in dat de rechter controleert of de eiser genoeg feiten gesteld heeft om de door hem beweerde rechtsgrond aannemelijk te maken en of het recht aan deze feiten het beweerde rechtsgevolg verbindt. In pragma-dialectische termen moet de rechter in een civiel proces dus impliciet twijfel uiten aan de rechtvaardigingspotentie van de argumentatie. Hoewel de rechter deze twijfel niet expliciet tot uitdrukking brengt, vervult hij dialectisch gezien de rol van een antagonist die twijfel aan het standpunt naar voren brengt. Omdat de discussierol van de rechter institutioneel is vastgelegd en de partijen van te voren weten welke punten van ‘geïnstitutionaliseerde twijfel’ zij moeten wegnemen, kunnen de kritische aanvallen van de rechter impliciet blijven. Zijn kritische reacties zijn om redenen van rechtszekerheid institutioneel vastgelegd. Iemand die een zaak aan de rechter wil voorleggen, weet zo van te voren wat voor soort argumenten hij moet aanvoeren. Pragma-dialectisch gesproken vult de rechter de kritische reacties van de gedaagde aan. Hij vult de reacties aan die juridisch gezien noodzakelijk zijn: het is de taak van de rechter te controleren of de vordering van de eiser op juridische gronden aanvaardbaar is. Om | |||||||||||||||||||||
[pagina 49]
| |||||||||||||||||||||
redenen van rechtszekerheid treedt de rechter dus op als ‘aanvullende’ antagonist die de kritische reacties met betrekking tot de juridische basis voor de vordering naar voren brengt. Bij de beoordeling van de argumentatie van de eiser, wat in de pragma-dialectische fasering in het tweede deel van de argumentatiefase plaatsvindt, moet de rechter vaststellen of de eiser zijn standpunt afdoende heeft verdedigd. In een civiel proces beslist de rechter eerst of een feit dat de eiser naar voren heeft gebracht algemeen bekend is. In termen van de beoordeling van de propositionele inhoud van de argumentatie in een kritische discussie zou je kunnen zeggen dat het feit behoort tot gemeenschappelijk aanvaarde kennis die gebruikt mag worden bij de beoordeling van de argumentatie. Hoewel de partijen geen lijst van gemeenschappelijk aanvaarde uitgangspunten hebben opgesteld, beslist de rechter als neutrale derde welke gegevens als algemeen bekend en dus als gemeenschappelijke uitgangspunten beschouwd kunnen worden. Als een feit niet algemeen bekend is, moet het bewezen worden. De verschillende soorten bewijsmiddelen, zoals schriftelijke stukken, getuigenverklaringen, deskundigenverklaringen etcetera, kunnen beschouwd worden als speciale vormen van toepassing van toetsingsprocedures. De rechter beslist als neutrale derde of het bewijs volledig is. Wanneer de rechter beslist dat een feit voor juridische doeleinden als ‘waar’ mag worden beschouwd, vervult hij de rol die de partijen in een kritische discussie gezamenlijk vervullen wanneer zij vaststellen dat de propositionele inhoud van de argumentatie aanvaardbaar is. Om te controleren of de argumentatie een afdoende rechtvaardiging vormt, in pragma-dialectische termen of de rechtvaardigingspotentie aanvaardbaar is, moet de rechter tenslotte beslissen welke juridische regel op de feiten van toepassing is. In zogenaamde ‘moeilijke gevallen’ (‘hard cases’) moet de rechter de wet interpreteren.Ga naar eindnoot6 In pragma-dialectische termen moet de rechter de argumenten expliciteren die impliciet aan de argumentatie ten grondslag liggen, door een interpretatieregel te formuleren.Ga naar eindnoot7 Wanneer de rechter bijvoorbeeld moet beslissen of er sprake is van een onrechtmatige daad formuleert hij als verzwegen argument een interpretatieregel wanneer hij, zoals in het beroemde Lindenbaum-Cohen arrest, vaststelt dat ‘de daad van hem, die tot eigen baat, door giften en beloften den bediende van een concurrent overhaalt de beroepsgeheimen van zijn meester aan dezen afhandig te maken en aan hem zelven te openbaren’ beschouwd kan worden als een onrechtmatige daad (HR 31-1-1919, NJ 1919, 161). Wat de rechter doet wanneer hij de rechtsgronden aanvult en een bepaalde interpretatie voorstelt, kan beschouwd worden als de procedure voor het expliciteren van verzwegen argumenten in een kritische discussie. Maar de rechter doet nog meer. Hij controleert ook of de propositionele inhoud van het aangevulde argument aanvaardbaar is. Hij controleert of het aangevulde argument behoort tot de gemeenschappelijke uitgangspunten, de regels van materieel recht. Wanneer niet precies duidelijk is of een rechtsregel van toepassing is, moet de rechter beslissen of de interpretatieregel aanvaardbaar is. Wanneer de rechter beslist welke rechtsregel van toepassing is, doet hij iets wat vergelijkbaar is met datgene wat in een kritische discussie gebeurt wanneer de discussianten de argumentatie compleet maken door een impliciet argument te expliciteren en door te beslissen of dit argument tot de gemeenschappelijke uitgangspunten behoort.Ga naar eindnoot8
Tenslotte moet de rechter in het laatste stadium van het proces, dat beschouwd kan worden als de afsluitingsfase, beslissen of de vordering van de eiser toegewezen kan worden. Als de feiten die de eiser gesteld heeft vast zijn komen te staan en er volgens de rechter een rechtsregel is die aan die feiten het door de eiser beweerde rechtsgevolg verbindt, dan wijst | |||||||||||||||||||||
[pagina 50]
| |||||||||||||||||||||
de rechter de vordering toe. Zijn de feiten niet vast komen te staan of is er geen rechtsregel op de feiten van toepassing, dan wijst hij de vordering af. De rol die de rechter in de afsluitingsfase vervult is vergelijkbaar met de rol die discussianten gezamenlijk vervullen als zij vaststellen of een partij haar standpunt afdoende heeft verdedigd of niet. Omdat de rechter als derde partij een beslissing over het eindresultaat neemt, moet hij zijn standpunt hierover tegenover de partijen verdedigen: hij heeft een wettelijke motiveringsplicht.Ga naar eindnoot9 De partijen hebben het recht inzicht te krijgen in de factoren die een rol hebben gespeeld bij de beslissing. Wanneer een partij het oneens is met de beslissing, kan zij op grond van de argumentatie van de rechter de beslissing in hoger beroep of in cassatie aanvallen. De rechter in hoger beroep of in cassatie kan op grond van de argumentatie bepalen of het vonnis juist is gewezen en of het recht juist op de feiten is toegepast. Dialectisch gesproken moet de rechter verantwoording afleggen van zijn oordeel over de aanvaardbaarheid van de argumentatie van de partij die hem om een beslissing heeft gevraagd. Hij moet aangeven op welke feitelijke gronden hij van mening is dat de argumentatie (on)aanvaardbaar is en hij moet aangeven op welke juridische gronden hij van mening is dat de argumentatie wel of geen afdoende verdediging vormt. | |||||||||||||||||||||
4 De rol van de rechter en een redelijke oplossing van juridische geschillenTijdens de discussie treedt de rechter op als bewaker van de procedure: hij ziet erop toe dat de discussieregels worden nageleefd. Soms moet hij dat ambtshalve doen, soms doet hij dat op verzoek van één van de partijen en soms op verzoek van beide partijen. Aan het eind van de discussie controleert hij of de argumentatie aanvaardbaar is en stelt hij vast of de partij die hem om een beslissing heeft gevraagd, haar standpunt afdoende heeft verdedigd. Om redenen van rechtszekerheid doet de rechter in een proces dus wat de partijen in een kritische discussie gezamenlijk doen. De rol van de rechter als bewaker van de procedure en als beoordelaar van de discussiebijdragen garandeert dat het geschil ook echt wordt opgelost. In een proces zullen de partijen, anders dan de deelnemers aan een kritische discussie die geacht worden een redelijke discussiehouding te hebben, er in de regel niet naar streven het over alles eens te worden en zij zullen er ook niet op uit zijn elkaar optimaal de gelegenheid te geven hun mening naar voren te brengen. De partijen in een proces zijn niet altijd zo coöperatief. Daarom is er een neutrale instantie in de persoon van de rechter nodig die ervoor zorgt dat de procedures die nodig zijn om het geschil op te kunnen lossen, op een redelijke en efficiënte manier worden doorlopen. De procedures en regels met betrekking tot de dingen die de rechter in een civiel proces doet, kunnen beschouwd worden als aanvullende regels die noodzakelijk en voldoende zijn om te garanderen dat vanuit een juridisch gezichtspunt een geschil op een efficiënte en redelijke manier wordt opgelost. Vanuit een juridisch perspectief dient een redelijke oplossing ook te beantwoorden aan de eisen van rechtsze-kerheid en rechtsgelijkheid. Vanuit dit perspectief is het redelijk om bepaalde procedures en regels ‘toe te voegen’ die niet noodzakelijk zijn in een discussie waarin alle preliminaire voorwaarden vervuld zijn, of waar het resultaat van de discussie niet in overeenstemming hoeft te zijn met juridische eisen van rechtszekerheid en rechtsgelijkheid.Ga naar eindnoot10 De wijze waarop de rechter tot zijn beslissing komt, is gemeten naar dialectische maatstaven, niet per se minder redelijk dan de beslissing van deelnemers aan een kritische discussie.Ga naar eindnoot11 Wanneer de rechter de partij die hem om een beslissing heeft gevraagd in het gelijk stelt, moet hij naar juridische maatstaven overtuigd zijn van de aanvaardbaarheid van de argumentatie voor dat standpunt. Deze overtuiging is niet zozeer gebaseerd op een | |||||||||||||||||||||
[pagina 51]
| |||||||||||||||||||||
psychologische gesteldheid, maar op een beargumenteerde beoordeling van de aanvaardbaarheid van de argumentatie. De argumentatie moet juridisch aanvaardbaar zijn, in dialectische termen: de propositionele inhoud en de rechtvaardigingspotentie moeten op basis van vooraf vastgelegde gemeenschappelijke uitgangspunten en toetsingsmethoden verdedigbaar zijn. Acht de rechter de argumentatie van een bepaalde partij niet aanvaard-baar, dan valt de beslissing in het nadeel van die partij uit. In een kritische discussie is de vraag of de argumentatie aanvaardbaar is afhankelijk van de gemeenschappelijke uitgangspunten en toetsingsmethoden van de deelnemers. Men zou kunnen zeggen dat aanvaardbaarheid relatief is ten opzichte van de deelnemers aan de discussie. In een juridisch proces is de aanvaardbaarheid ook afhankelijk van een extern criterium: juridische aanvaardbaarheid. De aanvaardbaarheid van een vordering is afhan-kelijk van de vraag of er een rechtsregel is die aan de vordering en feiten ten grondslag ligt. In een juridisch proces is het de taak van de rechter deze vraag te beantwoorden. De rechter moet erop toezien dat het resultaat van de discussie in overeenstemming is met de regels van materieel recht en gangbare opvattingen over de interpretatie van rechtsregels. De eis van rechtsgelijkheid vereist dat gelijke gevallen gelijk behandeld worden. Dit impliceert dat gevallen die identiek zijn vanuit een juridisch gezichtspunt op basis van dezelfde regels moeten worden beslist. Omdat de partijen hun geschil niet zelf in onderling overleg beëindigen, maar de rechter als neutrale derde over het uiteindelijke resultaat beslist, moet de partijen ook inzicht worden verschaft in de overwegingen die de rechter bij zijn beslissing heeft betrokken. Het aangeven van de gronden voor zijn beslissing komt in dialectische termen neer op het aangeven van de factoren die een rol hebben gespeeld bij zijn beoordeling van de aanvaardbaarheid van de propositionele inhoud en de rechtvaardigingspotentie van de argumentatie van de partij die hem om een beslissing heeft gevraagd. | |||||||||||||||||||||
5 ConclusieIn het voorafgaande heb ik aangegeven wat de pragma-dialectische positie en rol van de rechter is en op welke manier de rechter ertoe bijdraagt dat het geschil op een redelijke en efficiënte manier definitief kan worden beëindigd. Voor de argumentatietheorie en in het bijzonder voor de pragma-dialectische argumentatietheorie is een dergelijke reconstructie van groot belang omdat zo gedemonstreerd wordt hoe het specifiek juridische rationaliteitsmodel voor discussies zich verhoudt tot een algemeen ideaalmodel voor discussies. In mijn analyse heb ik laten zien hoe de terminologische onderscheidingen uit de pragma-dialectische theorie een bruikbaar hulpmiddel vormen om de specifieke kenmerken van juridische procedures voor het oplossen van geschillen aan het licht te brengen. Voor de argumentatietheorie in meer algemene zin biedt een dergelijke reconstructie suggesties hoe veld-afhankelijke en veld-onafhankelijke criteria voor rationele argumentatie beschreven kunnen worden. Toulmin (1958), en Toulmin, Rieke en Janik (1984) bijvoorbeeld beschouwen argumentatieprocedures als veld-onafhankelijk en beoordelingscriteria met betrekking tot de inhoud als veld-afhankelijk. Zoals ik heb laten zien hebben de veld-afhankelijke aspecten van juridische argumentatie ook betrekking op de procedures voor het oplossen van juridische meningsverschillen. De juridische regels die betrekking hebben op de taken van de rechter kunnen beschouwd worden als een specificatie van aanvullende regels die een efficiënte en redelijke oplossing van juridische geschillen moeten garanderen. Op deze manier kan een verklaring worden gegeven waarom bepaal- | |||||||||||||||||||||
[pagina 52]
| |||||||||||||||||||||
de deficiënties in een redelijke discussiehouding van de deelnemers bepaalde aanvullende procedures en regels noodzakelijk maken. Om de procedure te laten beantwoorden aan speficiek juridische doelen zoals rechtszekerheid en rechtsgelijkheid, zijn bepaalde aanvullende regels met betrekking tot de rol van de rechter als neutrale derde deelnemer vereist. Voor de rechtstheorie maakt een dergelijke reconstructie duidelijk waaruit het specifieke van de juridische rationaliteit bestaat, wat de overeenkomsten en verschillen zijn met een algemeen ideaalmodel voor rationele discussies en hoe deze verschillen gerechtvaardigd kunnen worden. Wanneer het pragma-dialectische ideaalmodel wordt opgevat als een definitie van de noodzakelijke voorwaarden voor het oplossen van geschillen op een redelijke manier, dient een normatieve reconstructie van juridische discussies als een hulpmiddel voor de identificatie van de overeenkomsten en verschillen met betrekking tot de elementen die vereist zijn voor een redelijke oplossing van geschillen. | |||||||||||||||||||||
[pagina 53]
| |||||||||||||||||||||
Bibliografie
|
|