Reactie
Taalbeschouwen
Naar aanleiding van: D.H. Lammers. Bespreking van: W.I.M. van Calcar. Theorie en praktijk van taalbeschouwing. In: Tijdschrift voor Taalbeheersing 10 (1988) p.328-337.
Wie een boek niet kent, moet kunnen vertrouwen op degene die het recenseert. Met Lammers’ bespreking van mijn werk Theorie en praktijk van Taalbeschouwing wordt vertrouwen beschaamd. Deze recensent heeft gelezen, dat het bestemd is voor HAVO-leerlingen, terwijl door de hele tekst heen sprake is van studenten. De gevolgen van zulk verkeerd lezen (let wel: niet interpreteren) laten zich raden.
Hij schrijft ook, dat ik met mijn taalbeschouwing lacunes bij de taalgebruiker wil opheffen, terwijl de lacune-theorie ontwikkeld is door mijn collega Nieuwenhuijsen in afwijking van mijn theorie die taalbeschouwing in dienst stelt van taalwerving, zoals ikzelf uitdrukkelijk stel. Zie ook De Leidse Werkgroep, Moedertaaldidactiek, Coutinho: Muiderberg, 1986 hoofdstuk 7. Hij licht de lezer dus verkeerd voor over mijn doelgroep en over mijn doel.
Vervolgens wil hij met twee voorbeelden aantonen, dat ik me niet aan de regels van het wetenschappelijk bedrijf houd. Ik zou zonder discussie (taalkundige) onderscheidingen aanbrengen die niet door zijn vakgenoten worden aangehouden, te weten causaliteit, vergelijking, classificering en drogreden als soorten argumenten. Hij beroept zich op F. van Eemeren et al., Argumentatietheorie. Het Spectrum: Utrecht/Antwerpen uit 1982 (eerste druk 1978). Maar daarin tref ik bij de bespreking van Perelman & Olbrechts-Tyteca als soorten argumenten aan: waarden (bij mij: drogreden), causaliteit, voorbeeld (bij mij classificering) en analogie. Ik verwijs bovendien naar artikelen uit 1984 en 1985 waarin ik mij verantwoord (p.169; p. 176). Bovendien worden de eerste drie van mijn onderscheidingen uitvoerig behandeld in P.J. Schellens, Redelijke argumenten. Een onderzoek naar normen voor kritische lezers. Dordrecht: Foris, 1985.
Ik zou ook, met voorbijzien van Searle 1979, eigenzinnig de volgende onderscheidingen maken: (a) deelhandeling als kleinste taalhandeling, (b) taalhandeling in het algemeen die een tekstdeel of hele tekst kan omvatten en (c) tekstsoort als de overkoepelende taalhandeling. Opnieuw zou ik me niet houden aan wat gebruikelijk is. Maar opnieuw is dat niet waar. F. van Eemeren et al., Argumentatieleer 1. Groningen: Wolters-Noordhoff, 1983 p.85 spreekt resp. van (a) elementaire en (b) complexe taalhandeling en T.A. van Dijk, Taal en handelen. Muiderberg: Coutinho, 1978, p.96 spreekt expliciet van (c) tekstsoort als een taalhandeling.
Tot slot. Lammers stelt een taalbeschouwingstheorie (zoals die van mij) gelijk aan een leertheorie (zoals die van Gal'perin). Dat is onzin voor wie iets weet van leertheorieën. Bovendien maak ik op de door hem aangehaalde bladzijde expliciet onderscheid tussen een taaltheorie, een taalbeschouwingstheorie en een leertheorie.
Een recensent dient te kunnen lezen en de feiten juist weer te geven.
W.I.M. van Calcar