| |
| |
| |
Bibliografie ‘Argumentatietheorie’ 1987 E.T. Feteris, R. Grootendorst en P. Houtlosser
Verantwoording
In deze bibliografie wordt een overzicht gegeven van publikaties over argumentatie die in 1987 verschenen zijn (boeken, boekbesprekingen en tijdschriftartikelen). Opgenomen worden theoretische beschouwingen, verslagen van empirisch onderzoek en praktisch gerichte publikaties. Bij de samenstelling is gebruik gemaakt van boekaankondigingen, periodiek verschijnende bibliografieën en tijdschriften waarin regelmatig artikelen over argumentatie worden gepubliceerd. Om een zo groot mogelijk aantal titels op te kunnen nemen, zijn de annotaties zo beknopt mogelijk gehouden.
Er is naar gestreefd de bibliografie zo compleet mogelijk te maken. Wie ervan verzekerd wil zijn dat er in toekomstige bibliografieën geen eigen publikaties over argumentatie ontbreken, wordt verzocht per titel een volledige titelbeschrijving plus een korte annotatie, indien mogelijk vergezeld van een origineel exemplaar of een overdruk, te sturen aan R. Grootendorst, Instituut voor Neerlandistiek, Spuistraat 134, 1012 VB Amsterdam.
Gebruikte afkortingen |
ARG |
Argumentation |
CM |
Communication Monographs |
IL |
Informal Logic |
JAFA |
Journal of the American Forensic Association |
PhRh |
Philosophy and Rhetoric |
QJS |
Quarterly Journal of Speech |
TvT |
Tijdschrift voor Taalbeheersing |
* Met een asterisk aangeduide auteurs zijn ook afzonderlijk opgenomen |
| |
Bassano, Dominique en Christian Champaud 1987a ‘Argumentative and informative functions of French intensity modifiers “presque” (almost), “à peine” (just, barely) and “à peu près” (about): an experimental study of children and adults’. In: Cahiers de Psychologie Cognitive, vol. 7, no. 6, p. 605-631.
De auteurs betogen dat de ontwikkeling van de vaardigheid in het verwerken van uitspraken die bijwoorden van intensiteit bevatten (zoals ‘bijna’, ‘nauwelijks’, ‘ongeveer’) niet alleen afhangt van de identificatie van de informatieve waarde van die woorden, maar ook van hun argumentatieve waarden (zoals die beschreven is door Anscombre en Ducrot). De resultaten van empirisch onderzoek met 6-, 8- en 10-jarigen en volwassenen laten zien dat het effect van informatieve en argumentatieve waarde verschilt per bestudeerd morfeem.
| |
Bassano, Dominique en Christian Champaud 1987b ‘La fonction argumentative des marques de la langue’. In: ARG, vol. l, no. 2, p. 175-199.
Uitgaande van de linguïstische argumentatietheorie van Anscombre en Ducrot hebben de auteurs een reeks experimenten uitgevoerd met betrekking tot het begrijpen van argumentatieve operatoren en connectieven als ‘bijna’, ‘nauwelijks’, ‘tenminste’, ‘zelfs’, ‘maar’ en ‘toch’. De resultaten wijzen uit dat 8- en 10-jarige kinderen soms moeilijkheden hebben met het begrijpen van ‘contra-oriënterende’ connectieven (‘maar’, ‘echter’, ‘toch’, ‘zelfs als’, ‘hoewel’).
| |
Bassano, Dominique en Christian Champaud 1987c ‘Fonctions argumentatives et informatives du langage: le traitement des modificateurs d'intensité ‘au moins’, ‘au plus’ et ‘bien’ chez l'enfant et chez l adulte. In: Archives de Psychologie, vol. 55, no. 212, p. 3-30.
De auteurs onderzoeken de verwerving van lexicale elementen die door Anscombre en Ducrot argumentatieve operatoren worden genoemd. Zij vergelijken bijwoorden van intensiteit, zoals ‘tenminste’ en ‘hoogstens’, met ‘meer dan’ en ‘minder dan’. In twee experimenten werd nagegaan hoe kinderen van zes, acht en | |
| |
tien en volwassenen taaluitingen verwerken waarin die operatoren voorkomen. De problemen die voortkomen uit de ontwikkeling in het begrijpen van de informatieve en argumentatieve waarde van deze operatoren worden besproken.
| |
Benoit, William L. en James J. Lindsey 1987 ‘Argument strategies: antidote to Tylenol's poisoned image’. In: JAFA, vol. 23, no. 3, p. 136-146.
De auteurs analyseren een advertentiecampagne die met succes het aangetaste imago herstelde van Tylenol tabletten (aspirine-arme pijnstillers) na de vergiftiging van zeven gebruikers in 1982. De analyse van de argumentatie die in de campagne werd gebruikt laat zien dat aan het apologia-genre als bron van argumentatieve topoi een ruimere toepassing kan worden gegeven.
| |
Berg, Jonathan 1987 ‘Interpreting arguments’. In: IL, vol. 9, no. l, p. 13-21 en vol. 9, nos. 2/3, p. 152.
De auteur stelt een aantal principes voor de interpretatie van argumentatie in argumentatieve teksten voor. Hij laat zien dat deze principes toepasbaar zijn op problemen met verzwegen argumenten en op de drogreden ignoratio elenchi.
| |
Blair, J. Anthony 1987 ‘Recent developments in critical thinking in Anglophone North America’. In: Thinking, vol. 7, no. 2, p. 41-56.
De auteur bespreekt vier perspectieven van waaruit aandacht kan worden besteed aan ‘critical thinking’: (1) politiek, (2) educatie, (3) ethiek, en (4) filosofie. Hij benadrukt dat deze perspectieven, hoewel ze interfereren, de verschillen in aandachtsgebied en doelstelling verklaren.
| |
Blair, J. Anthony en Ralph H. Johnson 1987a ‘Argumentation as dialectical’. In: ARG, vol. 1, no. 1, p. 41-56.
De auteurs betogen dat problemen met betrekking tot geldigheid en waarheid als normen voor logische argumentatie ertoe leiden dat de moderne formeel-deductieve logica niet langer als adequaat model van kritische argumentatie kan gelden. Zij stellen voor om logische normen te vervangen door dialectische eisen als relevantie, afdoendheid en aanvaardbaarheid.
| |
Blair, J. Anthony en Ralph H. Johnson 1987b ‘The current state of informal logic’. In: IL, vol. 9, nos. 2/3, p. 147-151.
De auteurs beschouwen informele logica als de normatieve bestudering van argumentatie, waarin geprobeerd wordt normen, criteria en procedures op te stellen voor de interpretatie, beoordeling en constructie van argumentatie in alledaags taalgebruik. Zij geven negen onderzoeksdoelstellingen voor de informele logica. Sommige van die doelstellingen worden momenteel al uitgewerkt, terwijl dat in andere gevallen nog zou moeten gebeuren.
| |
Braaten, Jane 1987 ‘Rational consensual procedure: argumentation of weighted averaging?’. In: Synthese, vol. 71, no. 3, p. 347-354.
De auteur verdedigt Habermas’ consensusprocedure van argumentatie tegen de consensus-procedure van het ‘gewogen gemiddelde’ van Keith Lehrer en Carl Wagner. Zij betoogt dat in de procedure van Lehrer en Wagner niet van alle beschikbare informatie gebruik wordt gemaakt en dat zodoende die procedure geen ondersteuning kan bieden voor de stelling dat een compromis rationeel is, in plaats van de discussie als onopgelost te beschouwen totdat meer informatie beschikbaar is.
| |
Brown, William R. 1987 ‘The holographic view of argument’. In: ARG, vol 1, no. l, p. 89-102.
De auteur vat het hologram op als een metafoor van holistische argumentatie. Hij betoogt dat de paradox moet worden beschouwd als de vindplaats bij uitstek voor de inventio en als de sleutel tot de stasis.
| |
Carbone, Ralph, 1987
JAFA, vol. 23, no. 4, p. 241-243.
Bespreking van Austin J. Freely, Argumentation & debate: critical thinking for reasoned
| |
| |
decision making, 6th ed., Belmont: Wadsworth, 1986
| |
Champaud, Christian en Dominique Bassano (gastredacteuren) 1987 ‘Argumentation and psycholinguistics: development studies’. In: ARG, vol. 1, no. 2, p. 109-207.
Themanummer over de ontwikkeling van argumentatieve vaardigheden bij kinderen. Inleiding door Champaud en Bassano (p. 109-111). Bijdragen van Bassano & Champaud*, Eisenberg*, Espéret & Coirier & Coquin & Passerault*, en Miller*. Met een alfabetische bibliografie over ‘Argumentation and child development’ (p. 201-207).
| |
Colbert, Kent R. 1987
JAFA, vol. 23, no. 4, p. 236-237.
Recensie van Russell T. Church en Charles Wilbanks, Values and policies in controversy: an introduction to argumentation and debate, Scottsdale: Gorsuch Scarisbrick, 1986.
| |
Corgan, Verna C. 1987 ‘Perelman's universal audience as critical tool’. In: JAFA, vol. 23, no. 3, p. 147-157.
De auteur analyseert juridische argumentatie en gebruikt daarbij Perelmans notie ‘universeel auditorium’ als criterium voor rationaliteit. Zij betoogt dat het specifieke karakter van het recht, van precedenten en van de juridische status van strijdige waarden van invloed zijn op de voorkeur van de discussianten voor universele of specifieke auditoria. Zij concludeert dat het concept ‘universeel auditorium’ een bruikbaar instrument is voor de retorische beoordeling van argumentatie.
| |
Dearin, R.D. 1987
OJS, vol. 73, no. 4, p. 505-507.
Bespreking van M. Meyer (red.), De la mé- taphysique à la rhétorique, Brussel: Editions de l'Université de Bruxelles, 1986.
| |
Eemeren, Frans H. van 1987a ‘Normative reconstruction of the confrontation stage of argumentative discourse’. In: Martin Kusch and Hartmut Schröder (red.), Proceedings of the conference on ‘Text, Interpretation, Argumentation’, April 25-27, 1986. University of Jyväskylä (Finland), Hamburg Helmut Buske Verlag, p. 142-156.
De auteur introduceert de pragma-dialectische transformaties die moeten worden uitgevoerd in een normatieve reconstructie van argumentatieve discussies. Aan de hand van een politieke discussie laat hij zien wat de normatieve reconstructie van de confrontatiefase van een kritische discussie inhoudt. Hij betoogt dat een normatieve reconstructie belangrijke voordelen biedt boven een pure beschrijving van argumentatieve teksten en gesprekken.
| |
Eemeren, Frans H. van 1987b ‘Normativen Rekonstruktion des argumentativen Diskurses am Beispiel einer Analyse des Konfrontationsstadiums einer politischen Diskussion’. In: J. Engelkamp and K. Lorenz (red.)., Wissenrepräsentation und Wissensaustausch. Interdisziplinäres Kolloquium der Niederlandischen Tage in Saarbrücken, St. Ingbert: W.J. Röhrig Verlag, p. 191-217.
[Zie van Eemeren (a)]
| |
Eemeren, Frans H. van en Rob Grootendorst 1987a ‘Het analyseren en beoordelen van betogende teksten’. In: TvT, jrg. 9, nr. 1, p. 48-66.
De auteurs presenteren een pragma-dialectisch kader voor de analyse en beoordeling van argumentatief taalgebruik. De theoretische uitgangspunten worden gedemonstreerd aan de hand van een normatieve reconstructie van een alledaagse argumentatieve discussie.
| |
Eemeren, Frans H. van en Rob Grootendorst 1987b ‘Fallacies in pragma-dialectical perspective’. In: ARG, vol. 1, no. 3, p. 283-301.
In een pragma-dialectische benadering van argumentatie worden drogredenen beschouwd als verkeerde zetten in een discussie die erop gericht is een verschil van mening op te lossen. De auteurs introduceren tien discussieregels voor de verschillende fasen van een discussie en analyseren de traditionele (en andere) categorieën drogredenen als overtredingen van deze | |
| |
regels. Zij benadrukken het belang van de rol van implicietheid in alledaags taalgebruik bij het analyseren van drogredenen en zij wijzen op de verschillen tussen een pragma-dialectische benadering van drogredenen enerzijds en de Standaardbenadering en de formeel-logische benadering anderzijds.
| |
Eemeren, Frans H. van en Rob Grootendorst 1987c ‘Ontwikkelingen in de argumentatietheorie’. In: Ons Erfdeel, jrg. 30, nr. 5, p. 547-554.
De auteurs bespreken geometrische, antropologische en kritische redelijkheidsnormen voor argumentatie. Zij leveren kritiek op de theoretische uitgangspunten van Toulmin en Perelman en pleiten voor een dialectische conceptie van argumentatie, waarin het onderzoeksobject wordt gefunctionaliseerd, gesocialiseerd en gedialectifiseerd.
| |
Eemeren, Frans H. van en Erik C.W. Krabbe 1987 TvT, Jrg. 9, nr. 4, p. 366-374.
Bespreking van Peter Jan Schellens, Redelijke argumenten; een onderzoek naar normen voor kritische lezers, Dordrecht/Providence: Foris, 1985.
| |
Eemeren, Frans H. van, Rob Grootendorst en Tjark Kruiger 1987
Handbook of argumentation theory. A critical study of classical backgrounds and modern studies. Dordrecht/Providence: Foris.
Theoretisch overzicht van argumentatie-onderzoek. De auteurs definiëren het vakgebied, de onderzoeksdoelen en de theoretische uitgangspunten. Zij bespreken de belangrijkste theoretische achtergronden (klassieke retorica en dialectica, de klassieke leer van het syllogisme en Aristoteles, drogredenen en moderne logica). Vervolgens wordt een kritische bespreking gegeven van de invloedrijkste recente bijdragen aan de argumentatietheorie (Naess, Crawshay-Williams, Erlanger Schule, Barth en Krabbe, Toulmin, Perelman & Olbrechts-Tyteca). Met een uitgebreide bibliografie.
| |
Eemeren, Frans H. van, Rob Grootendorst en Bert Meuffels 1987a ‘Identificatie van argumentatie als vaardigheid’. In: Spektator, jrg. 16, nr. 5, p,. 369-379.
Verslag van empirisch onderzoek waarin twee hoofdvragen werden gesteld: (1) Kunnen 14-jarige middelbare school-leerlingen zonder systematische instructie argumentatie identificeren? (2) In hoeverre is het identificeren van argumentatie een opzichzelfstaande vaardigheid? Bij 40 leerlingen uit de tweede klas en 82 uit de derde klas van MAVO's in de omgeving van Amsterdam werden vier tests afgenomen. Ten behoeve van het meten van identificatie- vaardigheden werd een aangepaste versie afgenomen van een test die in een verwante studie was gebruikt. Voor de andere drie tests werd de Groninger Intelligentie Test gebruikt: (1) de Woordenlijsttest, waarmee het algemene verbale vermogen wordt gemeten (2) de Matrijzentest, waarmee het verbale redeneervermogen wordt gemeten, en (3) de Vaaropdracht, waarmee het algemene redeneervermogen wordt gemeten. De resultaten wijzen uit dat zelfs na een uitleg van 20 minuten een relatief groot deel van de leerlingen uit de tweede klas MAVO niet in staat was enkelvoudige argumentatie te identificeren; de meerderheid van de derde klassers kon dit echter wel. De auteurs concluderen dat inzicht in het begrip ‘argumentatie’ een ja/nee kwestie blijkt te zijn en dat het identificeren van argumentatie een betrekkelijk opzichzelfstaande vaardigheid is.
| |
Eemeren, Frans H. van, Rob Grootendorst en Bert Meuffels 1987b TvT, jrg. 9, nr.3, p. 272-280.
Bespreking van P.J. van den Hoven, Het formuleren van een formele kritiek op een betogende tekst. Dordrecht: Foris, 1984.
| |
Eemeren, Frans H. van, Eveline T. Feteris, Rob Grootendorst en Tjark Kruiger 1987
Argumenteren voor juristen. Het analyseren en schrijven van juridische betogen en beleidsteksten. Groningen: Wolters-Noordhoff.
Praktisch leerboek voor het analyseren, beoordelen en schrijven van argumentatieve teksten op juridisch gebied. De auteurs bespreken | |
| |
verschillende typen verschillen van mening, de presentatie van standpunten en argumenten, verzwegen argumenten, argumentatiestructuren, argumentatieschema's en drogredenen. Elk hoofdstuk bevat voorbeelden en oefeningen uit de juridische praktijk.
| |
Eemeren, Frans H. van, Rob Grootendorst, Francisca S. Jungslager en Bert Meuffels 1987 ‘De herkenning van indirecte argumentatie’. In: Spektator, jrg. 16, nr. 6, p. 457-471.
Verslag van empirisch onderzoek met betrekking tot de identificatie van indirecte argumentatie. In een pencil-and-paper test werd onderzocht welke invloed de variabelen ‘directheid van presentatie’, ‘verbale indicator’ en ‘welbepaalde context’ hebben op het identificatieproces. Statistische analyse van de resultaten laat zien dat directe argumentatie gemakkelijker herkend wordt dan indirecte argumentatie en dat de aanwezigheid van een duidelijke verbale indicator en een welbepaalde context het identificatieproces significant vergemakkelijken.
| |
Eemeren, Frans H. van, Rob Grootendorst, J. Anthony Blair en Charles A. Willard (red.) 1987
Argumentation: Across the lines of discipline/ Perspectives and approaches/Analysis and practices. Proceedings of the conference on argumentation 1986. Dordrecht/Providence: Foris. 3 delen. PDA 3, 3a, 3b.
Bijdragen aan het internationale argumentatiecongres dat gehouden werd van 3 tot 6 juni 1986 in Amsterdam. Het eerste deel (PDA 3) bevat 37 artikelen van de uitgenodigde sprekers over logische en dialectische, retorische en epistemologische, pragmatische en conversationele perspectieven en over de analyse en beoordeling van argumentatie en drogredenen, en over de toepassingen van argumentatietheoretisch onderzoek. Het tweede deel (PDA 3a) bevat 50 artikelen over pragmatische, conversationele, cognitieve en empirische benaderingen, en over retorische, epistemologische en formele perspectieven. Het derde deel (PDA 3b) bevat 44 artikelen over de beoordeling van argumentatie, drogredenen, juridische argumentatie, specifieke toepassingsgebieden, ‘case studies’, en onderwijs in argumentatie.
| |
Eisenberg, Ann R. 1987 ‘Learning to argue with parents and peers’. In ARG, vol. l, no. 2, p. 113-125
De auteur bespreekt de vorderingen die kinderen maken in hun vroegste verbale argumentaties. Zij wil weten hoe en wanneer kinderen leren hun overtuigingsstrategieën af te stemmen op verschillende soorten opponenten: vriendjes, ouders, en andere volwassenen. Met dit doel analyseert zij geluidsopnamen van twee Spaans sprekende meisjes van tussen de twee en drie jaar. De gegevens suggereren dat de meisjes nog maar net waren begonnen hun strategieën op de luisteraar af te stemmen. In het algemeen grepen zij terug op één dominante strategie voor alle luisteraars. Elk van hen ontwikkelde echter een klein aantal weinig gebruikte strategieën voor een subcategorie opponenten.
| |
Espéret, Eric, Pierre Coirier, Danièle Coquin en Jean-Marie Passerault 1987 ‘L'implication du locuteur dans son discours: discours argumentatifs formel et naturel’. In: ARG, vol. 1, no. 2, p. 155-174.
De auteurs analyseren argumentatieve teksten over een wetenschappelijk of een opiniërend onderwerp geschreven door zeven- tot veertienjarigen. De volgende vragen kwamen aan de orde: (1) gaat de schrijver uit van een bewerende inhoud van zijn tekst, (2) verwijst hij in uitspraken naar zichzelf, (3) hebben de uitspraken een beoordelende of prescriptieve strekking, (4) bevat de tekst woorden waarmee een graad van stelligheid wordt uitgedrukt? De resultaten laten significante verschillen zien tussen de twee teksttypen van kinderen van verschillende leeftijden.
| |
Facione, Peter A. 1987 ‘Teaching about fallacies’. In: Teaching Philosophy, vol. 10, no. 3, p. 211-217.
De auteur presenteert een onderwijsmethode voor drogredenen waarin drogredenen worden opgevat als foutieve argumentatie in plaats van als een willekeurige en niet-volledige lijst blunders. Hij betoogt dat de gebruikelijke informele | |
| |
drogredenen op onderwijskundige en conceptuele gronden kunnen worden ondergebracht bij een van de volgende drie groepen: (1) structurele drogredenen, (2) drogredenen op basis van foutieve vooronderstellingen, en (3) drogredenen die de voortgang van de discussie belemmeren.
| |
Feteris, Eveline T. 1987 ‘Juridische regels voor de beoordeling van argumentatie’. In: TvT, jrg. 9, nr.4, p. 347-357.
De auteur vergelijkt de juridische regels voor de beoordeling van argumentatie in een burgerlijk proces met de regels die Van Eemeren en Grootendorst geformuleerd hebben voor de beoordeling van argumentatie in kritische discussies. Zij legt uit waarom bepaalde problemen die een rol kunnen spelen bij de beoordeling van argumentatie in niet-juridische discussies, niet optreden in een juridisch proces. Zij betoogt dat het algemener formuleren van juridische regels een bijdrage kan leveren tot de oplossing van verschillen van mening in niet-juridische contexten.
| |
Feteris, E.T., R. Grootendorst en H.J. Plug 1987 ‘Bibliografie “argumentatietheorie” 1985 (1)’. In: TvT, jrg. 8, nr. 4, p. 317-321.
Geannoteerde alfabetische bibliografie van publikaties uit 1985 over argumentatietheorie en argumentatieleer. Het eerste deel van de bibliografie omvat 28 titels, het tweede deel 29 titels (TvT, jrg. 9, nr. 2, p. 210-215).
| |
Finocchiaro, Maurice A. 1987 ‘Six types of fallaciousness: towards a realistic theory of logical criticism’.InARG, vol. l, no. 3, p. 263-282.
De auteur vat een drogredentheorie op als een theorie van logische kritiek. Hij benadrukt dat zowel formalistische als empirische uitersten moeten worden vermeden. Volgens hem zijn drogredenen redeneringen waarin de conclusie niet op basis van de gegeven premissen mag worden getrokken. Hij onderscheidt zes typen drogredenen: (1) formele, (2) verklarende, (3) presuppositionele, (4) positieve, (5) semantische, en (6) overredende drogredenen. Tot slot bespreekt hij negen voorbeelden in vier histori-sche ‘cases’ met betrekking tot de 17e eeuwse controverse over Copernicus’ opvatting over de beweging van de aarde.
| |
Fisher, Walter R. 1987 ‘Technical logic, rhetorical logic, and narrative rationality’. In: ARG, vol. l, no. l, p. 3-21.
De auteur gaat na wat de historische relatie tussen technische en retorische logica's is en onderzoekt op welke wijze het concept ‘narratieve rationaliteit’ ontstaat uit en uitgroeit boven voorafgaande logica's.
| |
Fogelin, Robert J. en Timothy J. Duggan 1987 ‘Fallacies’. In: ARG, vol. l, no. 3, p. 255-262.
De auteurs behandelen de vraag van welke typen activiteiten er sprake is wanneer sprekers en schrijvers drogreden begaan en op welke wijze zij daarmee iets doen wat niet juist is. De auteurs merken op dat veel verschillende zaken drogredenen worden genoemd, maarzij verwerpen de gedachte dat drogredenen een klasse vormen die niet door een gemeenschappelijke essentie verbonden zijn. In plaats daarvan stellen zij een eenvoudige maar omvattende benadering voor waarin drogredenen gedefinieerd worden als een algemene procedure die leidt tot een onaanvaardbaar groot aantal foutieve of ongefundeerde overtuigingen. Ten slotte laten zij zien dat verschillende formele en informele drogredenen (‘ontkenning van het antecedent’, cirkelredeneringen, ad misericordiam) op deze manier geanalyseerd kunnen worden.
| |
Freeman, James B. 1987
IL, vol. 9, no. 1, p. 49-50.
Bespreking van Frans H. van Eemeren, Rob Grootendorsten Tjark Kruiger, Handbook of argumentation theory, Dordrecht/Providence: Foris, 1987.
| |
Gelber, Hester Goodenough 1987 ‘The fallacy of accident and the dictum de omni’: late medieval controversy over a reciprocal pair’. In: Vivarium, vol. 25, no. 2, p. 110-145.
De auteur onderzoekt de controverse in de veertiende eeuw over de interpretatie van het onderscheid van Aristoteles tussen drogredenen | |
| |
die afhankelijk zijn van taal en drogredenen die onafhankelijk zijn van taal. Zij bespreekt de opvattingen vam William van Ockham en Richmond Campsal, die de door Boethsius gestelde traditie verwerpen en de prioriteit benadrukken van logische vorm boven inhoud.
| |
Golden, James L. 1987 ‘Douglas Ehninger's philosophy of argument’. In: ARG, vol. 1, no. 1, p. 23-40.
De auteur bespreekt de drie belangrijkste punten in Douglas Ehningers filosofie van argumentatie: (1) een argumentatietheorie dient uit te gaan van het informeel en alledaags redeneren, (2) een argumentatietheorie moet zijn afgestemd op geïntegreerde filosofische inzichten en wetenschappelijke ontdekkingen die van invloed zijn op de manier waarop mensen redeneren, (3) argumentatietheoretici hebben de morele plicht hun kennis en vaardigheden te gebruiken ten behoeve van andere individuen en de maatschappij.
| |
Golden, James L. (gastredacteur) 1987 ‘North American perspectives on argument’. In: ARG, vol. l, no. l, p. 1-102.
Themanummer over Noordamerikaanse benaderingen van argumentatie, opgedragen aan wijlen Wayne Brockriede. Met bijdragen van Blair en Johnson*, Brown*, Fisher*, Golden*, Scott* en Wenzel*.
| |
Goldman, Alan 1987 ‘The force of precedent in legal, moral, and empirical reasoning’. In: Synthese, vol. 71, no. 3, p. 323-346.
De auteur vergelijkt de overtuigingskracht van het gebruik van precedenten in juridische, morele en empirische argumentatie. Hij betoogt dat het precedent minder overtuigingskracht heeft in empirische dan in morele argumentatie, en minder in morele dan in juridische argumentatie. In empirische argumentatie wordt het gebruik van een precedent verworpen omdat het conservatief is, terwijl het in juridische argumentatie wordt beschouwd als een correct en gerechtvaardigd overtuigingsmiddel.
| |
Govier, Trudy 1987
Problems in argument analysis and evaluation. Dordrecht/Providence: Foris. PDA 5.
De auteur behandelt theoretische en praktische problemen met betrekking tot de analyse en beoordeling van argumentatie. Zij bespreekt vier classificaties van argumentatie en stelt een pluralistische indeling voor. Andere onderwerpen die aan de orde komen zijn: het onderscheid tussen argumentatie en verklaring, problemen met betrekking tot verzwegen argumenten, de rol van het Principle of Charity bij de interpretatie van argumentatie, de rol van formalisme in de analyse van alledaagse argumentatie, conductieve of ‘good reasons’ argumentatie en argumentatie op basis van analogie. Ten slotte bespreekt zij de ‘critical thinking’-beweging in Noord-Amerika en de standaardtoetsen om het niveau van ‘critical thinking’ te meten.
| |
Green-Pedersen, Niels Jørgen 1987 ‘The topics in medieval logic’. In: ARG, vol. 1, no. 4, p. 407-417.
De auteur definieert de topica als een argumentatietheorie die gebaseerd is op topoi en loci. Hij betoogt dat deze klassieke leer in de middeleeuwen werd veranderd in een hogere orde analyse van niet-geldige argumentatie waarin de conclusie correct wordt afgeleid uit de premissen. Aan het eind van de middeleeuwen verdween de topica uit de logica.
| |
Grennan, Wayne 1987
IL, vol. 9, no. l, p. 50-51.
Bespreking van Irving Copi, Informal logic, New York: Macmillan, 1986.
| |
Hample, Dale 1987
JAFA, vol. 23, no. 3, p. 175-177.
Bespreking van Gilbert Harman, Change in view: principles of reasoning, Cambridge: MIT, 1986.
| |
Healy, Paul 1987 ‘Critical reasoning and dialectical argument’. In: IL, vol. 9, no. l, p. 1-12.
De auteur bespreekt de belangrijkste aspecten van het model van Toulmin. Hij stelt een dialectische uitbreiding van het model voor waar- | |
| |
door recht kan worden gedaan aan de dialogische context van ‘real world arguments’.
| |
Hintikka, Jaakko 1987 ‘The fallacy of fallacies’. In: ARG, vol. 1, no. 3, p. 211-238.
De auteur betoogt dat verscheidene van de zogeheten drogredenen bij Aristoteles feitelijk geen verkeerde typen afleidingen zijn, maar overtredingen van regels voor vraag- en antwoordspelen. Hij probeert dit aan te tonen aan de hand van een analyse van de petitito principii, ‘many questions, ‘babbling’ en argumentum ad hominem met behulp van zijn eigen interrogatieve onderzoeksmodel, gebaseerd op zijn theorie van vragen en antwoorden.
| |
Hoven, Paul J. van 1987
Argumenteren in de voorlichting. Een praktische handleiding. Muiderberg: Coutinho.
Praktisch leerboek waarin de auteur een procedure voorstelt voor het schrijven van argumentatieve teksten voor de voorlichting. De procedure houdt in dat een ruwe schets van de tekst wordt gemaakt, argumentatiestructuren worden opgesteld en argumentatieschema's worden gekozen. Met voorbeelden en oefeningen.
| |
Iwakuma, Yukio 1987
‘Instantiae: an introduction to a twelfth century technique of argumentation’. In: ARG, vol. 1, no. 4, p. 437-453.
De auteur bespreekt instantia (contra-argumentatie), een klassieke techniek om argumentatie te weerleggen. Een instantia heeft dezelfde vorm als het argument dat weerlegd moet worden, maar de onjuistheid en ongeldigheid ervan zijn duidelijker zichtbaar. Veel voorbeelden van instantia kunnen worden gevonden in traktaten uit de tweede helft van de twaalfde eeuw. Het doel van het naar voren brengen van instantiae is het winnen van een debat, desnoods door middel van sofistische conta-argumentatie. Rond 1200 verdwijnt de literatuur over instantia.
| |
Janssen, D. 1987 ‘Drogredenen en redelijke argumenten’. In: TvT, jrg. 9, nr. 3, p. 241-255.
De auteur betoogt dat sommige klassieke drogredenen geanalyaseerd en beoordeeld kunnen worden met behulp van de kritische vragen die bij de argumentatieschema's horen die door P.J. Schellens zijn voorgesteld. De auteur maakt een onderscheid tussen redelijke en onredelijke varianten van de klassieke drogredenen.
| |
Jason, Gary 1987 ‘The nature of the argumentum ad baculum’ In: Philosophia, vol. 17, no. 4, p. 491-499.
De auteur betoogt dat de drogreden argumentum ad baculum verkeerd wordt geïnterpreteerd als de nadruk wordt gelegd op directe in plaats van op indirecte dreigementen. Hij onderzoekt bedreigingsstrategieën, die hij opvat als uitspraken waarmee de luisteraar angst wordt aangejaagd, maar die de conclusie niet rechtvaardigen dat de luisteraar daadwerkelijk ernstig wordt bedreigd.
| |
Johnson, Ralph H. 1987 ‘The blaze of her splendors: suggestions about revitalizing fallacy theory’. In: ARG, vol. 1, no. 3, p. 239-253.
De auteur bespreekt DeMorgans kritiek dat classificaties van drogredenen altijd onvolledig zijn, Finocchiaro's claim dat drogredenen alleen bestaan in het hoofd van de interpretator, McPecks opvatting dat drogredenen contextafhankelijk zijn, en de klachten van Paul over het onderwijs in drogredenen. Hij betoogt dat een deel van de kritiek op de drogredentheorie niet terecht is en hij stelt verschillende veranderingen voor die van drogredentheorie een levensvatbare theorie van kritiek maken.
| |
Johnstone, Henry W. jr. 1987
PhRh, vol. 20, no. 3, p. 201-205.
Bespreking van Michel Meyer (red.), De la métaphysique à la rhétorique. Essais à la mémoire de Chaim Perelman avec un inédit sur la logique, Bruxelles: Editions de l'Université de Bruxelles, 1986.
| |
Kelly, Douglas 1987 ‘The imitation of models and the uses of argumenta in topical invention’. In: ARG, vol. 1, no. 4, p. 365-377.
| |
| |
De auteur betoogt dat alle middeleeuwse literatuur argumentatief is en dat de narratieve stijl beschrijvend van aard is, volgens de regels van Cicero's topische inventio. Hij bespreekt verscheidene Latijnse en Franse werken die laten zien hoe traditionele modellen en conventies bewerkt en gespecialiseerd werden om ingepast te kunnen worden in nieuwe formele en conceptuele kaders en nieuwe contexten.
| |
Keough, Colleen M. 1987 ‘The nature and function of argument in organizational bargaining research’. In” The Southern Speech Communication Journal, vol. 53, p. 1-17.
De auteur bespreekt de theoretische basis van argumentatie in onderhandelingen. Zij betoogt dat argumentatie in onderhandelingsstudies als een algemene term wordt gebruikt en dat de manier waarop de term wordt geoperationaliseerd van grote invloed is op het type interpretatie dat een onderzoeker van zijn data kan geven. Vier gangbare benaderingen van argumentatie worden gebruikt om de aard en functie van argumentatie in de studie van organisatorisch onderhandelen te onderzoeken. De auteur concludeert dat Toulmins veldafhankelijke benadering van argumentatie de meest diepgaande analyse biedt van onderhandelingen tussen werknemers en werkgevers.
| |
Knuepper, Charles W. (gastredacteur) 1987 ‘Argument and ideology’. In: JAFA, vol. 24, no. l.p. 1-62.
Themanummer over argumentatie en ideologie. Inleiding van Charles W. Knuepper. Bijdragen van J. Machael Sproule over het historisch verband tussen ideologie en ‘critical thinking’ (p. 4-15), Michael McGuire over ideologie en mythe in politieke argumentatie (p. 16-26), Robert L. Ivie over ideologie in argumentatie in het Amerikaanse buitenlands beleid (p. 27-36), Michael Weiler over ideologische argumentatie in het neoconservatisme (p. 37-46), en Donald K. Enholm & J. Justin Gustainis over de gemengde vormen van argumentatie van Ronald Reagan (p. 48-56).
| |
Lee, Karen King 1987
JAFA, vol. 23, no. 4, p. 237-239.
Bespreking van Stephen Toulmin, Richard Rieke, and Allan Janik, An introduction to reasoning, 2e ed., New York: Macmillan, 1984.
| |
Levi, Don S. 1987 ‘In defense of informal logic’. In: PhRh, vol. 20, no. 4, p. 227-247.
De auteur verdedigt informele logica tegen de kritiek van formele logici zoals Lambert en Ulrich dat informele logica geen criteria verschaft voor de beoordeling van argumentatie en geen drogredentheorie biedt. Hij betoogt dat deze kritiek gebaseerd is op de foutieve vooronderstelling dat er algemene criteria te ontwikkelen zouden zijn die onafhankelijk van het betreffende argumentatieveld kunnen worden toegepast.
| |
Libera, Alain de en Irène Rosier (gastredacteuren) 1987 ‘Argumentation in the Middle Ages’. In: ARG, vol. 1, no. 4, p. 355-457.
Themanummer over argumentatie in de middeleeuwen. Inleiding van De Libera & Rosier. Bijdragen van Gally, Green-Pedersen*, Iwakuma*, Kelly*, Marchello-Nizia en Martin. Met bibliografie (p. 455-457).
| |
McKerrow Raymie E. (red.) 1987 ‘Essays on forensics pedagogy’. In: JAFA, vol. 23, no. 4, p. 183-243.
Themanummer over onderwijs in het debatteren. Bijdragen van Thomas A. Hollihan & Kevin T. Baaske & Patricia Riley over de narratieve benadering van het academisch debat (p. 184-193), Kent R. Colbert over training in kritisch denken (p. 194-201), Robert S. Littlefield over tabulatie procedures (p. 202-205), Colan T. Handson over het reguleren van eliminatieronden (p. 206-209), Kevin W. Dean over geïmproviseerd spreken (p. 210-219) en Robert H. Gass jr. over theoretische argumentatie in debatron- den (p. 220-235).
| |
Miller, Max 1987 ‘Culture and collective argumentation’. In: ARG, vol. l, no. 2, p. 127-174.
| |
| |
De auteur probeert de vraag te beantwoorden welke mechanismen aan de reproduktie en de verandering van collectieve overtuigingsinhou- den ten grondslag liggen. Volgens hem kan deze vraag beantwoord worden door te kijken naar ontogenetische en interculturele studies over collectieve argumentatie en morele overtuigingssystemen. Hij schetst een conceptueel kader voor de empirische studie van collectieve argumentatie en vat enkele empirische ‘case studies’ samen die erop wijzen dat er verschillende en complexe beperkingen zijn in de soorten fundamentele morele overtuigingsinhouden die collectief aanvaard kunnen worden. Een interculturele vergelijking laat zien dat de wijze van argumenteren van de Trobianten (Papoea Nieuw Guinea) grote gelijkenissen vertoont met de wijze van argumenteren van Duitse adolescenten.
| |
Pontier, Jannet A. 1987
Nederlands Juristenblad, jrg. 19, nr. 45/46, p. 1529-1530.
Bespreking van Frans H. van Eemeren et al., Argumenteren voor juristen, Groningen: Wolters-Noordhoff, 1987.
| |
Rescher, Nicholas 1987 ‘How serious a fallacy is inconsistency?’. In: ARG, vol. l, no. 3, p. 303-316.
De auteur betoogt dat het te rigoreus is om consistentie op te vatten als een absolute eis voor rationaliteit. In plaats daarvan stelt hij een benadering voor waarin consistentie wordt opgevat als een wenselijkheid. Volgens hem is consistentie niet zozeer een sine qua non voor rationele processen, maar een cognitief ideaal.
| |
Roulet, Eddy (red.) 1987 ‘Nouvelles approches des connecteurs argumentatifs, temporels et reformulatifs’. In: Cahiers de Linguistique Française, vol. 8.
Artikelen van een internationaal congres over de theorie en de beschrijving van connectieven, georganiseerd door het ‘Centred’ Etudes Lexicales’ (Universiteit van Parijs XIII). Uitgaande van het werk van Anscombre worden in de artikelen onder andere prepositionele syntagmata (‘in dat geval...’, ‘alles in aanmerking genomen...’) en temporele connectieven (‘uiteindelijk’, ‘tenslotte’) besproken. Bijdragen van Jaques Moeschler (p. 97-110), Eddy Roulet (p. 111-140) en anderen.
| |
Roermund, G. van 1987
Nederlands Tijdschrift voor Rechtsfilosofie en Rechtstheorie, jrg. 16, nr. 1, p. 71-74.
Bespreking van A.C. Braet, De klassieke statusleer in modern perspectief. Groningen: Wolters-Noordhoff, 1984.
| |
Rowland, Robert C. 1987 ‘On defining argument’. In: PhRh, vol. 20, no. 3, p. 140-159.
De auteur bespreekt methodologische kwesties met betrekking tot redeneervormen en de theoretische uitgangspunten in het argumentatie-onderzoek. Hij geeft kritiek op het model van Toulmin en pleit voor een functionalistische benadering waarin normatieve aspecten van argumentatie tot hun recht komen.
| |
Scott, Robert L. 1987 ‘Argument as a critical art: re-forming understanding’. In: ARG, vol. l, no. l, p. 57-71.
De auteur betoogt dat argumentatie noodzakelijk reflexief en ironisch is. Bovendien is argumentatie zowel op zichzelf staand als persoonlijk en sociaal. De kritische rol die argumentatie kan spelen opent een perspectief waarin argumentatie als een creatieve zowel als een logische handeling kan worden opgevat. Hieruit blijkt dat retorica in wezen epistemisch is.
| |
Scriven, Michael, 1987 ‘Fallacies of statistical substitution’. In: ARG, vol. 1, no. 3, p. 333-349.
De auteur vat statistische drogredenen op als vergissingen in de elementaire experimentele onderzoeksopzet dan wel als begripsverwarringen (oorzaak/correlatie, associatie/schuld), waarin een ongeoorloofde substitutie plaatsvindt. Hij bespreekt recente voorstellen om de kwaliteitscriteria bij de evaluatie van onderwijs te vervangen door correlaties van succes en hij betoogt dat deze voorstellen een aantal statistische fouten bevatten.
| |
| |
| |
Secor, Marie J. 1987 ‘How common are fallacies?’ In: IL, vol. 9, no. 1, p. 41-48.
De auteur reageert op Gary Jason (1987) en onderwerpt diens voorbeelden aan een nieuwe analyse. Zij betoogt dat in het geheel niet duidelijk is dat alle voorbeelden drogredenen zouden zijn. Ze wel als zodanig beschouwen draagt niet bij tot een beter begrip van de tekst of van de context waarin ze voorkomen.
| |
Spangler, G.A. 1987
IL, vol. 9, nos. 2&3, p. 155-160.
Bespreking van Trudy Govier, A practical study of argument, 2e ed., Belmont: Wadsworth, 1987.
| |
Teaching informal logic and critical thinking 1987
IL, vol. 9, nos. 2 & 3, p. 57-163.
Themanummer over onderwijs in ‘informal logic’ en ‘criticalthinking’. Bijdragen van Frans H. van Eemeren & Rob Grootendorst over onderwijs in de analyse van argumentatie in Nederland (p. 57-70); Jonathan Adler over kritisch schrijven (p. 71-80); Moira Gutteridge (p. 81- 92), Michael Scriven (p. 93-110) en William M. Tay lor (p. 111 -116) over kritisch lezen en schrijven; Lenore Langsdorf over de integratie van lezen, schrijven en redeneren (p. 117-124); Philip A. Pecorino over het beoordelen van ‘critical thinking’ (p. 125-130)en over ‘critical thinking’ en filosofie (p. 141-146); John Follman over het toetsen van ‘critical thinking’ (p. 131-140); J. Anthony Blair & Ralph H. Johnson over de huidige stand van zaken in de ‘informal logic’ (p. 147-151).
| |
Tindale, Christopher W. en James Gough 1987 ‘The use of irony in argumentation’. In: PhRh, vol. 20, no. l, p. 1-17.
De auteurs behandelen een aantal problemen die kunnen ontstaan door ironisch taalgebruik in argumentatie. Zij gaan na hoe en waarom ironie wordt gebruikt in argumentatie vanuit het perspectief van de ‘critical thinker’ die argumentatie wil ontleden en beoordelen. Zij onderzoeken wat onder een ironische toon kan worden verstaan en gaan na hoe die toon herkend kan worden.
| |
Trapp, Robert 1987 ‘On the characteristics of interactional argument: a response to Jackson, Jacobs, Burrell, and Allen’. In: JAFA, vol. 24, no. 2, p. 63-72.
De auteur herinterpreteert de gegevens van Jackson et al. om te laten zien dat die gegevens de oorspronkelijke positie van Trapp ondersteunen.
| |
Verbiest, Agnes E.M. 1987a
Confrontaties in conversaties. Een analyse op grond van argumentatie- en gesprekstheoretische inzichten van het ontstaan van meningsverschillen in informele gesprekken. Dissertatie Universiteit van Amsterdam.
De auteur analyseert de confrontatiefase van informele discussies. Zij gebruikt pragma-dialectische inzichten van Van Eemeren en Grootendorst en conversatie-analytische inzichten van Jackson & Jacobs en Edmonson. Zij onderzoekt in hoeverre de confrontatiefase in conversaties overeenkomt met die van het ideaalmodel voor kritische discussies en probeert het verschil tussen ideaalmodel en argumentatieve praktijk te verklaren met behulp van het begrip ‘face’ en het beleefdheidsbeginsel.
| |
Verbiest, Agnes E.M. 1987b
Forum der Letteren, jrg. 28, nr. 3, p. 235-238.
Bespreking van Frans H. van Eemeren, Rob Grootendorst en Tjark Kruiger, Drogredenen, Groningen: Wolters-Noordhoff, 1986.
| |
Verbiest, Agnes E.M., E. Mooijman en H. Temmink 1987 ‘Confrontatie in de koffiepauze. Een onderzoek naar het uiten van twijfel in informele gesprekken’. In: TvT, jrg. 9, nr. 4, p. 337-346.
De auteurs onderzoeken hoe taalgebruikers twijfel aan een standpunt naar voren brengen in argumentatieve gesprekken. Zij geven aan hoe discourse-analytische inzichten gebruikt kunnen worden bij een normatieve reconstructie van informele conversaties.
| |
| |
| |
Walker, Gregg B. en Jeanine DiPaolo Congalton 1987 ‘Generic argument and argument fields’. In: JAFA, vol. 23, no. 3, p. 125-135.
De auteurs maken gebruik van veldtheoretische inzichten om generieke argumentaties te verklaren. De oplossing van debatten omvat zowel het normatieve veld van publieke beleidsbesluiten als beslissingsvelden die betrekking hebben op de inhoud van de oplossing (gezondheidszorg, persvrijheid). Het beslissingsveld van een oplossing legt de basis voor temporele generieke argumentatie. Als generieke argumentatie wordt opgevat in termen van argumentatievelden van de oplossing van een debat, dan versterkt dat het debatkarakter van generieke argumentatie, brengt het de debattheorie en de argumentatietheorie op één lijn en opent het perspectieven voor de beoordeling van generieke argumentatie in het academisch debat en in de werkelijkheid van de publieke argumentatie.
| |
Walton, Douglas N. 1987a ‘The Ad Hominem argument as an informal fallacy’. In: ARG, vol. 1, no. 3, p. 317-331.
De auteur schetst criteria voor de beoordeling van argumentatie waarin een persoonlijke aanval wordt gepleegd, ook wel het argumentum ad hominem genoemd. Hij vat het argumentum ad hominem op als een vorm van kritiek die erop gericht is de bewijslast in een dialoog te verschuiven door op een pragmatische inconsequentie te wijzen in de positie van de protagonist. Hij besluit het artikel met een bespreking van verschillende voorbeelden waarin interessante analyseproblemen ten aanzien van dit type kritiek aan de orde komen.
| |
Walton, Douglas N. 1987b
Informal fallacies. Toward a theory of argument criticisms. Amsterdam/Philadelphia: John Benjamins. Pragmatics and Beyond Companion Series, vol. 4.
De auteur behandelt de vraag hoe de redelijkheid of onredelijkheid van argumentatie in alledaags taalgebruik beoordeeld kan worden. Hij richt zich in de eerste plaats op de volgende problemen: hoe moet argumentatie beoordeeld worden en wanneer is kritiek op argumentatie gerechtvaardigd? Een groot deel van het boek handelt over de traditionele informele drogredenen. De auteur laat zien dat veel van de belangrijkste drogredenen een waardevolle vorm van kritiek vertegenwoordigen die naar voren gebracht en ondersteund kan worden in relatie tot voorbeelden van argumentatie in alledaags taalgebruik. Hij betoogt dat in een aantal gevallen de zogeheten drogredenen als redelijke argumentatie kunnen worden opgevat.
| |
Wenzel, Joseph W. 1987 ‘The rhetorical view of argumentation: exploring a paradigm’.In:ARG, vol. l, no. l, p.73-88.
De auteur analyseert een persuasief bericht in een populair dagblad om er achter te komen wat de basis is van de retorische effectiviteit. Michael C. Leffs exemplarische studies van tijd en ruimte in retorische teksten worden overgenomen als paradigma van retorische analyse. De studie bevestigt de hypothese dat door manipulatie van tijd en ruimte in teksten een kundig retor de perceptie van tijd en ruimte van het publiek reconstrueert met betrekking tot problemen in de publieke sfeer.
| |
Wenzel, Joseph W. (red.) 1987
Argument and critical practices. Proceedings of the fifth SCA/AFA conference on argumentation. Annandale, VA: Speech Communication Association.
Bijdragen aan het vijfde congres van de Speech Communication Association (SCA) en de American Forensic Association (AFA) over argumentatie, van 30 juli tot 2 augustus, 1987 in Alta, Utah. De proceedings bevatten de ‘keynote addresses’ van Michael C. Leff, ‘The habitations of rhetoric’ (p. 1-8) en Frans H. van Eemeren, ‘Argumentation studies’ five estates’ (p. 9-24) en 70 artikelen over retorica, argumentatie theorie, de argumentatieve praktijk, publieke argumentatie, argumentatie op specifieke terreinen (‘mediation’, het recht, natuur- en geschiedwetenschap), theorie en praktijk van het debatteren, en argumentatie in groepen.
| |
Weston, Anthony 1987
A rulebook for arguments. Indianapolis: Hackett Publishing Company. Atavar books of Cambridge.
| |
| |
Praktisch leerboek over informele logica. In het boek worden regels gepresenteerd voor het schrijven en beoordelen van argumentatieve teksten. Het bevat geen oefeningen. In de bijlage worden boeken aanbevolen over het schrijven van argumentatieve teksten, drogredenen en andere onderwerpen ‘voor verdere studie’.
| |
Willard, Charles A. 1987
QJS, vol. 73, no. l, p. 119-121.
Bespreking van Frans H. van Eemeren and Rob Grootendorst, Speech acts in argumentative discussions, Dordrecht/Cinnaminson: Foris, 1984.
| |
Woods, John (gastredacteur) 1987 ‘Fallacies’. In: ARG, vol. 1, no. 3, p. 209-353.
Themanummer over drogredenen. Bijdragen van Van Eemeren & Grootendorst*, Fogelin & Duggan*, Hintikka*, Johnson*, Rescher* en Scriven*. Met een geselecteerde bibliografie (p. 351-353).
|
|