Tijdschrift voor Taalbeheersing. Jaargang 11
(1989)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Taalbeheersing– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 264]
| ||||||||||||||||||||||||||
De natuurlijke logica en argumentatie
| ||||||||||||||||||||||||||
1 InleidingUiteenlopende disciplines houden zich al jaren intensief met argumentatie bezig, maar een algemeen erkende argumentatietheorie is nog niet in zicht.Ga naar eind1 De vele benaderingen staan nog te veel los van elkaar. Zo verrichten bijvoorbeeld sociaal-psychologen uitgebreide studies naar het verschijnsel overtuigen (zie voor een overzicht Reardon, 1981), maar die brengen ze op geen enkele manier in relatie met de linguïstische studies over argumentatie, zoals die van Ducrot (1980). Sommige theorieën over argumentatie gaan uit van een a priori analyse van concepten (zie bijvoorbeeld Barth en Krabbe, 1982), anderen brengen argumentatie in verband met de ontwikkelingspsychologische (Miller, 1987) en sociologische aspecten (Bourdieu, 1982). Sommige benaderingen van argumentatie richten zich alleen op globale kenmerken, andere daarentegen beperken zich tot de studie van lokale aspecten van argumentatie, zoals de bestudering van één drogreden. In Nederland zijn voornamelijk studies verricht, die argumentatie vanuit dialectische en rationalistische uitgangspunten benaderen.Ga naar eind2 Deze studies zijn waardevol en stimulerend, maar door hun bijna exclusieve aandacht voor de ‘redelijke’ dimensies van argumentatie dreigen ze andere aspecten te verwaarlozen. Een voorbeeld van zo'n verwaarloosd aspect zijn de oude, sofistische technieken die er op gericht zijn een discussie te beslechten en die primair gebaseerd zijn op gemeenplaatsen die binnen een cultuur- en taalgemeenschap leven. Een voorbeeld daarvan is de veelgebruikte opmerking ‘Een uitzondering bevestigt de regel’. Een dergelijk aspect van argumentatie komt in de rationalistische benaderingen van argumentatie niet, en in de retorische benaderingen wel aan bod. De natuurlijke logica is een benadering van argumentatie die zulke aspecten wèl aan bod laat komen. De natuurlijke logica heeft juist het dagelijkse, gesitueerde argumenteren en de gemeenplaatsen die daarbij horen als aandachtspunten gekozen in haar benadering van argumentatie. De natuurlijke logica probeert de logica van het argumentatieve discours en de gemeenplaatsen te ontcijferen. De term ‘logica’ is op zijn plaats omdat deze benadering tracht de constructieregels van een argumentatief discours op te sporen en te vatten in een formeel model. | ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 265]
| ||||||||||||||||||||||||||
Omdat de natuurlijke logica in Nederland nog betrekkelijk onbekend is, volgt eerst een uiteenzetting over de principes. Daarna zal ingegaan worden op de beperkingen en de twijfelachtige vooronderstellingen die er aan kleven. Desondanks kan de natuurlijke logica bijdragen aan een algemene argumentatietheorie. In het laatste gedeelte komt deze mogelijkheid aan bod. | ||||||||||||||||||||||||||
2 De natuurlijke logica en het argumentatieve discoursNatuurlijke logica is de naam die de onderzoekers van het onderzoeksprogramma dat onder leiding staat van Jean-Blaise Grize aan de Universiteit van Neuchâtel, gekozen hebben voor hun benadering van het argumentatieve discours.Ga naar eind3 Het gaat er in deze benadering om de logica van het argumentatieve discours te ontcijferen dat met behulp van de omgangstaal geformuleerd is. De natuurlijke logicaGa naar eind4 wil, in tegenstelling tot, bijvoorbeeld, Aristoteles, Perelman en Toulmin, geen filosofische reflectie op argumentatie ondernemen. Ze weigert ook mee te gaan met een a priori analyse van concepten, zoals dat bijvoorbeeld in de bekende dialectische reconstructies van dialogen gebeurd is. (De school van Erlangen, Barth en Krabbe, 1982). Bovendien wil de natuurlijke logica het gebruik vermijden van concepten met duidelijke normatieve connotaties, zoals waarheid en universeel auditorium. | ||||||||||||||||||||||||||
2.1 Het dagelijkse argumentatieve discoursDe natuurlijke logica is een naturalistische, empirische onderneming, die vanuit alledaagse voorbeelden van argumentatieve discoursen haar inzichten wil ontwikkelen. De eerste, als zodanig ook erkende, moeilijkheid is dat zonder een duidelijke definitie van argumentatie de keuze van voorbeelden willekeurig blijft. In de praktijk wordt dit probleem opgelost door te kiezen voor advertenties, politieke toespraken en beleidsmatige uiteenzetting, omdat in deze gevallen een argumentatieve strekking van de tekst voorondersteld kan worden. Het dagelijkse, argumentatieve discours heeft volgens de natuurlijke logica vier kenmerken (zie Grize, 1981): (a) In tegenstelling in tot geformaliseerde systemen, die voor niemand in het bijzonder en voor iedereen in zijn algemeenheid geldig zijn, wordt in het dagelijkse discours door een bijzondere spreker tot een bijzonder auditorium gesproken. Een dergelijk discours is een interlocutoir proces met dialogische kenmerken. Iedere deelnemer kan altijd een bijdrage van een ander afwijzen of een ‘tegen-discours’ formuleren. Voor een kenschetsing van de dialogische kenmerken van het discours verwijzen de aanhangers van de natuurlijke logica naar Benveniste (1974) en Bakhtin (1981). (b) Het dagelijkse discours is altijd gesitueerd, in ruimte en tijd. De deelnemers hebben een verleden, een heden en een toekomst, evenals de objecten waarover het gaat. Het dagelijkse discours is volgens Grize daarom nooit alleen in de tegenwoordige tijd gesteld; het is juist door de manipulatie van verleden, heden en toekomst dat een argumentatief effect bereikt kan worden. Hiermee onderscheidt de natuurlijke logica zich van formele systemen en ook afgeronde, geformaliseerde wetenschappelijke theorieën. (c) Het dagelijkse discours is altijd een discours met betrekking tot actie. Het discours is op praktische consequenties gericht; gaan we samen deze film bekijken of gaan we naar deze politieke bijeenkomst? Grize (1981, p. 9) stelt:Ga naar eind5 | ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 266]
| ||||||||||||||||||||||||||
We weten tegenwoordig dat het hypothetisch-deductieve eigen is aan theoretische kennis. Men handelt echter niet met een als: daarvoor zijn feiten nodig. Het begrip feit is trouwens verre van eenvoudig, maar de logicus hoeft zich niet als filosoof of als kennistheoreticus op te stellen. Voor hem is alleen van belang te kunnen besluiten of een bepaald object (van het discours) als feit voorgesteld wordt of niet. (d) Het dagelijkse discours heeft in tegenstelling tot formele systemen en tot wetenschappelijke theorieën geen pretenties van universele validiteit. Het gaat slechts om een lokale validiteit omdat het discours in een bijzondere historische situatie tegen een bijzonder auditorium gericht is en betrekking heeft op een bepaalde handeling. Wetenschap mag zich op het algemene richten, een actie is altijd op iets bijzonders gericht. De natuurlijke logica staat dus ver af van de logische reconstructies die proberen het dagelijkse discours te behandelen als een vagebond die met sterke hand gedisciplineerd moet worden, en die onvolledigheden willen herstellen en vooronderstellingen expliciteren. De houding van de natuurlijke logica tegenover het dagelijkse discours is heel anders: ze zoekt naar de verborgen rationaliteit in deze discoursen - naar een logica van het discours -, die opgespoord kan worden door juist rekening te houden met de vorm van presentatie. | ||||||||||||||||||||||||||
2.2 Schematisering: het centrale begrip uit de natuurlijke logicaDe natuurlijke logica tracht zoveel mogelijk de normatieve effecten te vermijden die voortvloeien uit de manier waarop ze begrippen gebruikt en haar object van onderzoek afbakent. Echter, ook de natuurlijke logica kan er als theoretische onderneming niet onderuit om een model te maken van haar onderzoeksobject. Het dagelijkse argumentatieve discours wordt niet als zodanig bestudeerd, alleen een duidelijk isoleerbaar niveau ervan wordt als object van analyse gekozen. Dat heet in de natuurlijke logica de schematisering. Een voorbeeld dat Grize (1982, p. 190) zelf gebruikt heeft, kan helpen dit begrip te verduidelijken. Het betreft een advertentie voor een: ‘Disque-lumière’ (Dit is ook in het Frans een nieuw woord, dat letterlijk vertaald ‘licht-schijf’ betekent. Het gaat om een zaklamp, zoals ook blijkt uit de foto die de tekst vergezelt). De advertentie bevat tevens de kreet: Een dergelijke advertentie kan op drie niveaus ontleed worden. Ten eerste kunnen kenmerken die direct in de tekst verschijnen, verklaard worden. Dit discours is verankerd in de discursieve wereld van de zaklampen die bekend verondersteld wordt. Ook het scheppen van een blijkbare tegenstrijdigheid - namelijk van een zaklamp zonder batterij, en zonder lamp; hoe kan dit? - kan onderzocht worden, evenals de eliminatie van deze tegenstrijdigheid. Een nieuwe coherentie wordt bereikt door de invoering van een uitgebreidere categorie van objecten, namelijk de overgang van ‘zaklamp met batterij en met lamp’ naar ‘zaklamp met of zonder batterij en met of zonder lamp’. De zaklamp van de advertentie behoort tot deze laatste categorie, ze heeft een zonnecel. Op een tweede niveau kunnen de representaties van de auteur geanalyseerd worden. Het lijkt erop dat deze zich de lezer voorstelt als iemand die er niet van houdt om de batterij van zijn/haar zaklamp te verwisselen of als iemand die wel bang is dat de batterij leeg is. Pas dan kan een object dat al de eigenschappen van een zaklamp bezit maar dat vrij is van | ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 267]
| ||||||||||||||||||||||||||
de tekortkomingen van de gebruikelijke zaklampen, geacht worden wenselijk te zijn voor de lezer. Uiteindelijk kan op een derde niveau een veel bredere analyse doorgevoerd worden. Waarom gaat het hier om zaklampen? Waarom zouden bijzondere zaklampen aantrekkelijk gemaakt worden? Dergelijke vragen plaatsen de advertentie binnen een economische structuur. De auteur van de tekst wordt dan gezien als verkoper die een bepaalde plaats inneemt in een ruilsysteem. De tekst wordt dan een oproep, gericht tot een auditorium van potentiële kopers die deel uitmaken van een consumptiemaatschappij. De natuurlijke logica beperkt zich tot het eerste niveau: tot een analyse van de operaties die de genoemde effecten kunnen bereiken, zoals het creëren en elimineren van tegenstrijdigheden. De analyse van de representaties van de deelnemers, van zichzelf, van elkaar en van de sociaal-historische formatie waarin het discours geplaatst moet worden, vindt de natuurlijke logica een zaak van andere disciplines. Overigens zijn volgens de natuurlijke logica ook op het eerste niveau van het geëxternaliseerde discours sporen van de genoemde representaties van de deelnemers terug te vinden. De sporen van deze representaties verschijnen in het discours als ‘beelden’Ga naar eind6 van de spreker, van het auditorium en van het onderwerp. In het bovenstaand voorbeeld worden de discoursobjecten, namelijk verschillende soorten zaklampen met of zonder batterij en lamp, als feitelijk bestaand voorgesteld. Het bestaan van deze objecten is dan een feit, en niet bijvoorbeeld een these of een hypothese. De auteur van de tekst verschijnt als bron, die deze feiten bevestigt. Het auditorium wordt als getuige aangesproken, de lezer hoeft maar te kijken om zich te overtuigen van de redelijkheid van de beweringen.Ga naar eind7 Deze vormaspecten van de discursieve constructie, inclusief de beelden van auteur, auditorium en discoursobject, zijn onderdelen van de schematisering. De natuurlijke logica bestudeert schematiseringen, en de operaties die schematiseringen construeren. Die schematisering dient er toe om de werkelijkheid hanteerbaar te maken. Een argumentatieve discussie is een zeer complex en totaal gebeuren, waarin zowel semiotische als psycho-sociale en historische componenten een rol spelen. De deelnemers hebben niet alleen representaties van hun eigen doelstellingen en dus van zichzelf, maar ook van het onderwerp en van de andere deelnemers. Ieder houdt in zekere zin rekening met de mogelijke opvattingen, wensen en weerstanden van anderen. Om dit complex gebeuren te analyseren postuleert de natuurlijke logica de volgende entiteiten: een schematisering, een subject dat met behulp van logisch-discursieve operaties de schematisering produceert en een auditorium. Deze begrippen hebben dus geen onmiddellijke empirische status. In de vooronderstelling van de natuurlijke logica presenteert een subject een schematisering aan een auditorium. Dit auditorium is geconstrueerd, het gaat om een sociaal identificeerbare groep, bijvoorbeeld rationeel denkende mensen of mogelijke kopers van zaklampen. In een concrete situatie zijn er misschien minder rationele mensen aanwezig of mensen die geen baat hebben bij zaklampen. Ook het subject van de natuurlijke logica komt niet overeen met een individuele spreker. De natuurlijke logica bepaald het subject als de sociale positie van een locutieve instantie: dit subject maakt een gerichte, effectieve semiotische constructie met een praktisch doel, waarbij rekening gehouden wordt met de sociaal-culturele context en met de wensen en principes van een bepaald auditorium. Volgens de natuurlijke logica lijkt een schematisering op een biologisch organisme. Een schematisering is een produkt en tegelijkertijd een proces; het is gekenmerkt door interne toestanden van evenwicht en door een voortdurende aanpassing aan de omgeving. | ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 268]
| ||||||||||||||||||||||||||
De grote diversiteit van eigenschappen van een schematisering moet volgens de natuurlijke logica in koop genomen worden. Het zijn de volgende eigenschappen en kenmerken: (a) Een schematisering is een model van een concrete, voorbereidende handeling van semiotische aard, met een argumentatieve strekking. Dat wil zeggen dat een schematisering een betekenisvolle handeling is, die een andere, praktische handeling voorbereidt. Als concrete handeling heeft een schematisering een precieze oorsprong-het subject - en ook een duidelijk aangrijpingspunt - het auditorium -. (b) Een schematisering kan als voltooid produkt opgevat worden. Het is een volbrachte handeling en daardoor duidt een schematisering op een toestand van tijdelijk evenwicht. Het kan als een uitgegroeid en weloverlegd produkt bestudeerd worden. Een schematisering is echter nooit een definitief produkt, nieuwe bijdragen aan het discours kunnen een gegeven schematisering verder bewerken. In andere discourstheorieën wordt niet over schematiseringen gesproken, maar over teksten of discoursen. Volgens Grize verliest men bij ‘teksten’ de sociale gesitueerdheid en ook de interlocuteurs uit het oog, en een ‘discours’ is volgens hem een te complexe totaliteit om zuiver logisch bestudeerd te kunnen worden. (c) Een schematisering is niet alleen een produkt, het is ook een proces. Het is het schematiseren met behulp van logisch-discursieve operaties. Het schematiseren is een constructieproces, en deze constructie laat sporen achter in het tijdelijk afgeronde produkt. Bijvoorbeeld het beeld van het discoursobject als ‘feit’, dat is een spoor van één wijze van constructie van het discoursobject. Of de beelden van het subject en van het auditorium in de schematisering, dat zijn de sporen van de constructie van het subject en van het auditorium. In de genoemde advertentie wordt bijvoorbeeld het auditorium als getuige geconstrueerd, men hoeft alleen te kijken om zich te overtuigen van de juistheid van de advertentie. (d) Een schematisering dient opgevat te worden als een constructie die nog het beste te vergelijken is met een gericht krachtenveld in de natuurkunde. In tegenstelling tot de communicatie-theorieën die spreken van informatie die wordt geruild of uitgewisseld, werken schematiseringen door middel van resonantie. Een schematisering wordt aan een auditorium gepresenteerd, en omdat het een gerichte kracht heeft - een soort bundeling van energie -, kan een schematisering een reactie provoceren. In zo'n geval induceert een schematisering - in de woorden van Grize - een resonantie bij de andere deelnemers, en een goede resonantie betekent dat het auditorium ‘mee-resoneert’. In dit geval spreekt Grize van een equivalente reconstructie van de oorspronkelijke schematisering door het auditorium. (e) Een schematisering bepaalt uiteindelijk de betekenis. De betekenis komt niet primair voort uit woorden of zinsconstructies, maar wordt gecreëerd in het bijzondere constructieproces van een schematisering. Omdat een schematisering als tijdelijk afgerond produkt kenmerken van een totaliteit heeft, worden haar onderdelen gedeeltelijk door dit geheel bepaalt. Er kan dus volgens Grize (1985a) geen sprake meer zijn van een componentiële semantiek, die de betekenis van een tekst volledig afleidt van de betekenis van de elementaire onderdelen en hun onderlinge verbanden. Dat brengt natuurlijk lastige problemen met zich mee, die later behandeld zullen worden. (f) Schematiseringen kennen interne condities van evenwicht die de wisselwerking regelen tussen de onderdelen van de schematisering. De meeste aandacht van de natuurlijke logica is gericht op de bestudering van deze specifieke configuraties (van onderdelen) van schematiseringen, dat zijn de topoï of gemeenplaatsen met een zekere | ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 269]
| ||||||||||||||||||||||||||
argumentatieve kracht, zoals het laten verschijnen van een blijkbare contradictie in het voorbeeld van de zaklampen, die met bijzondere discursieve middelen ook weer opgelost wordt. (g) De externe condities van een schematisering geven de geschiktheid van een schematisering aan; het zijn de kenmerken van ontvankelijkheid en aannemelijkheid, waarbij het eerste een voorwaarde voor het tweede is. Vreemdsoortig taalgebruik of zelfs één aanstootgevende term kunnen bijvoorbeeld de ontvankelijkheid van een schematisering belemmeren. Verder moeten in een schematisering voldoende hints gegeven worden om gemaakte vooronderstellingen op te kunnen sporen. Tevens is een zekere coherentie nodig om ontvankelijkheid te waarborgen. Volgens de natuurlijke logica blijken het vooral verklaringen - in de zin van uitleg - te zijn die voor een goede ontvankelijkheid zorgen. De aannemelijkheid van schematiseringen hangt van drie mechanismen af. Een schematisering moet ten eerste waarschijnlijk zijn, ‘waar’ in de banale zin van het woord voor het auditorium. Ten tweede moet ze coherent zijn en overeenkomen met overtuigingen en algemene principes van het auditorium. En uiteindelijk moet een schematisering het auditorium bevallen. Deze drie kenmerken van de aannemelijkheid zijn vaak strijdig met elkaar; een gepresenteerd handelingsdoel van een schematisering kan coherent zijn voor een auditorium maar niet bevallen, en wat bevalt is eventueel onwaarschijnlijk. Nog eens samengevat: een schematisering is een constructie die met behulp van logisch-discursieve operaties wordt opgebouwd. Deze constructie is een mentale activiteit die met behulp van de omgangstaal een configuratie opbouwt met een argumentatieve kracht. Het is volgens de natuurlijke logica een rationele constructie omdat ze met precies omschreven logisch-discursieve operaties uitgevoerd wordt. De natuurlijke logica heeft het dan ook over een logica van het argumentatieve discours. | ||||||||||||||||||||||||||
2.3 De logisch-discursieve operatiesWelke soorten logisch-discursieve operaties zijn er eigenlijk? Ik zal me hier beperken tot een kort overzicht van de belangrijkste families van de logisch-discursieve operaties. Een gedetailleerde presentatie van deze operaties is te vinden in Borel, Grize en Miéville (1983) en een overzichtelijke bespreking in Aqueci (1984). Vier grote families van logisch-discursieve operaties kunnen onderscheiden worden: (a) De operaties die discoursobjecten construeren. Dit is een grote familie met veel bijzondere types operaties. Om te beginnen wordt een object door middel van een gekozen term uit de omgangstaal in een cultureel voorgeconstrueerd veld verankerd. Het gebruik van de term ‘medicus’ zal aan een discours een andere richting geven dan de term ‘kwakzalver’. Dit object kan verder op uiteenlopende manieren gespecificeerd en gelokaliseerd worden, maar ook generalisaties en de constructie van overkoepelende objecten zijn mogelijk. De ‘geneesheer’ uit het voorbeeld kan net afgestudeerd zijn, of een praktijk op het platte land hebben, maar hij/zij kan in het discours ook exemplarisch zijn voor de hele gezondheidszorg. (b) Ten tweede zijn er operaties die predicatieve determinaties van de objecten uitvoeren. Van de eerder geïntroduceerde geneesheer wordt bijvoorbeeld beweerd dat hij/ zij altijd te laat komt. Verder gaat het hier om de mogelijkheden om modaliteiten aan de objecten zelf toe te schrijven; dat zijn de bekende modaliteiten de re uit de oude logica, die uit de moderne logica verdwenen zijn. In het dagelijkse discours zijn ze echter wel te vinden, zoals in de uitspraak: ‘Die geneesheer is eigenlijk geen echte arts’. | ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 270]
| ||||||||||||||||||||||||||
(c) Een derde familie van operaties regelt de wijze waarop een locutieve instantie verantwoording neemt voor de houding ten aanzien van het discoursobject. De wijze waarop het subject van een schematisering zich verantwoordt voor een objectbepaling - als bron, als getuige, refererend aan een autoriteit of door het gebruik van de dicto modaliteiten - heeft immers veel invloed op de manier waarop het subject in een argumentatie aangesproken kan worden door een opponent. (d) De operaties van compositie, die onderdelen van een schematisering op uiteenlopende manieren kunnen organiseren, en daardoor bepaalde configuraties, en in het bijzonder de bekende topoï, mogelijk maken. Volgens de natuurlijke logica worden alle dagelijkse, argumentatieve discoursen met behulp van deze operaties opgebouwd. Deze operaties kennen aan het dagelijkse argumentatieve discours een logische status toe. Ze zijn vergelijkbaar met de regels van de generatieve grammatica van Chomsky, en daarom kan men de natuurlijke logica als een logica of grammatica van het argumentatieve discours opvatten. | ||||||||||||||||||||||||||
2.4 De configuraties van het argumentatieve discoursDe natuurlijke logica heeft veel onderzoek verricht naar bijzondere configuraties die vaak in schematiseringen terug te vinden zijn. Een voorbeeld daarvan is de ‘verklaring’. De natuurlijke logica ziet in verklaringen, in de zin van uitleg, het voornaamste instrument om de ontvankelijkheid van een discours te waarborgen. Het kan immers gebeuren dat een onderdeel van een schematisering, gezien de aanwezigheid van een ander onderdeel, een ‘waarom-vraag’ oproept. Dat zou de ontvankelijkheid kunnen verstoren. De tussenvoeging van een verhelderende uitleg kan het opkomen van een dergelijke ‘waaromvraag’ voorkomen. Verklaringen hebben daarom argumentatief gezien een preventieve functie, ze scheppen de voorwaarde voor de aannemelijkheid zonder op zichzelf de status van argument te hebben. Tot nu toe heeft de natuurlijke logica de analogie, het voorbeeld, waarderingen, verklaringen, bepaalde stijlen van redeneren en contradicties bestudeerd.Ga naar eind8 Ik beperk me hier tot een presentatie van de analyse van contradicties in het argumentatieve discours. In het argumentatieve discours heeft de natuurlijke logica zes verschillende types contradicties kunnen aanwijzen: een contradictie in de eigenlijke zin van het woord, een meningsverschil, een ontkenning, een heroriëntatie, een absurditeit, en een ‘leeg concept’. Een voorbeeld van een contradictie, type ‘leeg concept’, is in Rousseau te vinden (geciteerd uit ‘Le contrat social’ in: Grize, 1978, p. 218): ‘Hoe men het ook wil bekijken, het slavenrecht is nietig, niet alleen omdat het absurd is en niets betekent. De woorden slavernij en recht zijn tegenstrijdig: ze sluiten elkaar uit, een dergelijk discours zal altijd even onzinnig blijven, van mens tot mens en van volk tot volk.’ Een dergelijke contradictie schept een opening, en leidt - in ieder geval bij Rousseau - tot een radicale kritiek en heroverweging van de stand van zaken. Bij contradicties in de eigenlijke zin van het woord ligt dat anders. Een voorbeeld komt uit een roman (‘Les Thibault’ van Roger Martin du Gard, geciteerd in: Grize, 1978, p. 217): ‘ieder keer dat Antoine aan de “ideeën” van Jacques dacht, stuitte hij op deze fundamentele contradictie: hoe was het mogelijk dat zijn broer, die met alle krachten van zijn temperament en van zijn intelligentie geweld haatte, zich jarenlang kon inzetten voor de sociale revolutie, dat wil zeggen de ergste vorm van geweld, kon ondersteunen.’ | ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 271]
| ||||||||||||||||||||||||||
Hier heeft een bron, namelijk Jacques, met hetzelfde objecht ‘geweld’, twee relaties die strijdig met elkaar zijn. Dat werkt blokkerend voor Antoine. Een oplossing is mogelijk als het discoursobject ‘geweld’ getransformeerd wordt. Wanneer een onderscheid gemaakt wordt tussen verwerpelijk ‘oorlogsgeweld’ en aanvaardbaar ‘revolutionair geweld’, verdwijnt de contradictie.Ga naar eind9 Maar het is ook mogelijk de relaties met het gegeven discoursobject zodanig te transformeren - bijvoorbeeld door verschillende perspectieven in te voeren op dat object, of door het object op te splitsen dat ze niet meer tegenstrijdig zijn. Er zijn dus verschillende oplossingen mogelijk voor hetzelfde type contradictie. Contradicties hebben verschillende functies. De discursieve en argumentatieve functie van een contradictie wordt niet door het type contradictie bepaald: tussen functie en type is geen eenduidige correlatie te vinden. De natuurlijke logica heeft vijf verschillende functies van contradicties kunnen aanwijzen: (a) Een contradictie wordt gebruikt om een bepaalde vooronderstelling te elimineren. Dat lijkt op het ‘bewijs uit het ongerijmde’ in de wiskunde, maar in tegenstelling tot de wiskunde betekent een dergelijke eliminatie nooit dat de tegenovergestelde vooronderstelling of premisse aanvaard wordt. In het dagelijkse discours hebben uitspraken nooit precies twee tegenovergestelde waarden, ‘waar’ en ‘niet waar’, zoals in de geformaliseerde wiskunde. Alleen in dit geval leidt de verwerping van een ‘uitspraak’ tot de aanvaarding van de negatie ervan. (b) De contradictie dient ertoe het auditorium aan te sporen een keuze te maken. (c) De contradictie heeft de functie om de bron ervan te diskwalificeren. Dat komt overeen met de drogreden ‘ad hominem’. (d) De contradictie leidt ertoe uitgangspunten of vooronderstellingen opnieuw te onderzoeken. Een voorbeeld (uitspraak van een rector van een universiteit, gerapporteerd in ‘Le Monde’, in: Grize, 1978, p. 221): ‘Een van de tegenstrijdigheden van deze maatschappij komt voort uit ons ongeduld: we willen onmiddellijk alles, ook al is bekend dat veranderingsprocessen tijd nodig hebben.’ Deze functie geeft al nieuwe openingen aan. In het voorbeeld wijst de spreker trouwens zelf aan waar de bron van de contradictie gezocht moet worden. (e) Uiteindelijk kan een contradictie er toe leiden om het hele probleem van begin af aan opnieuw te onderzoeken, vanuit andere uitgangspunten. Volgens Grize laat deze grote variëteit van types en functies van contradicties bijzonder goed de enorme creativiteit en constructieve mogelijkheden van de logisch-discursieve operaties zien. Ook wijzen al deze mogelijkheden erop dat (Grize en Piéraut-Le Bonniec, 1983, p. 169): ‘in het domein van het discursieve denken niets ooit helemaal onmogelijk is’. | ||||||||||||||||||||||||||
2.5 Het discoursobjectDe natuurlijke logica is vooral een logica van het discoursobject dat geconstrueerd, gedetermineerd en verantwoord wordt in het dagelijkse argumentatieve discours. Hoe ziet de natuurlijke logica dit discoursobject?Ga naar eind10 In tegenstelling tot de conceptueel zuiver bepaalde objecten van een wetenschappelijk discours - dat dan ook geformaliseerd kan worden -, kent de natuurlijke logica aan het dagelijkse discours geen zuiver omschreven discursief object toe. Het object van dit discours lijkt op een waarnemingsgegeven dat niet strikt afgebakend kan worden en dat | ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 272]
| ||||||||||||||||||||||||||
ook cultureel gesitueerd is. Een dergelijk object is een agglomeraat, een opeenhoping van aspecten en ingrediënten, dat niet onmiddellijk met één naam te vatten is zoals in een theoretische discours wel het geval is. Het woord roos bijvoorbeeld heeft uiteenlopende connotaties: een biologische, maar ook een symbolische, namelijk van liefde of van politiek. Als dit woord in het dagelijkse argumentatieve discours gebruikt wordt, kan een schematisering op subtiele wijze deze aspecten en bijhorende ingrediënten uitwerken en eventueel combineren. Een argumentatief discours kan opgevat worden als een strategie, als een manier om een discoursobject in stelling te brengen door op sommige aspecten en ingrediënten accenten te leggen en bepaalde verbanden te leggen met andere objecten, en ook als een subtiel spel met de mogelijke perspectieven van waaruit dit object bezien kan worden. | ||||||||||||||||||||||||||
3 Beperkingen en kritische kanttekeningenEen eerste beperking van de natuurlijke logica ligt in het feit dat de natuurlijke logica niet de status van een afgeronde theorie heeft. De natuurlijke logica doet zelf trouwens geen aanspraken op een dergelijke status. Grize kiest een voorzichtige opstelling; hij laat bijna alle richtingen van verdere verdieping open. Deze opstelling hangt ten dele samen met een tweede beperking, die door de natuurlijke logica ook zelf aanvaard wordt. De uitwerkingen van de natuurlijke logica zijn gebaseerd op analyses van teksten die geacht worden een argumentatieve strekking te hebben. De natuurlijke logica heeft instrumenten en concepten geformuleerd om deze teksten te analyseren. Maar hebben de inzichten van degene die analyseert, en de gemaakte reconstructies van het discours in termen van ‘schematiseringen’, eigenlijk enige relatie met de wijze waarop een spreker een discours opbouwt en in het bijzonder met de factoren die bepalen dat het ene discours wel gehoord wordt en effect sorteert en het andere niet? Grize antwoordt dat geen enkele puur reconstructieve analyse op deze vraag ooit een bevredigend antwoord kan geven. En hij stelt dat er experimenten nodig zijn, in een nieuwe discipline dat hij socio-logica wil noemen, om bevredigende oplossingen voor dit probleem te vinden. Een volgende, derde beperking van de natuurlijke logica hangt samen met de keuze van het empirisch materiaal dat geanalyseerd wordt. Het gaat alleen om teksten die een argumentatieve strekking hebben, de mogelijke reacties van het auditorium worden er niet bij betrokken. Ter verzachting kan overigens worden aangevoerd dat de gekozen teksten, zoals advertenties of politieke toespraken, op zich al resultaten zijn van voorafgaande discussies, in bedrijven, reclamebureaus, kranten of in politieke partijen. Het discursieve subject, dat verwijst naar een specifieke sociale positie, is al een sedimentatie van voorafgaande argumentatieve discussies. Dit subject richt zich dan met een schematisering tot een andere sociale plaats, tot een auditorium. Wat gebeurt in het geval van een ‘slechte resonantie’? Welke procedures en welke operaties treden in werking als een schematisering niet zomaar aanvaard wordt, dat is dan de centrale vraag, die door de natuurlijke logica tot nu toe niet gesteld werd. Zouden er in een dergelijk geval niet heel andere operaties aan het werk kunnen zijn? Een vierde beperking van de natuurlijke logica ligt in de onvermijdelijke willekeur van haar analyses. Deze beperking vloeit voort uit de conceptie van de schematisering. Een schematisering bepaalt de betekenis; ook bepaalt een schematisering, als momenteel afgerond produkt met kenmerken van een totaliteit, gedeeltelijk haar onderdelen. Dat betekent dat een empirische analyse altijd als eerste stap vereist dat er inzicht verworven | ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 273]
| ||||||||||||||||||||||||||
wordt in de zin en in de vorm van deze totaliteit. Pas dan kunnen de relevante onderdelen vastgesteld worden, en kan er begonnen worden met een reconstructie van het geheel met behulp van de logisch-discursieve operaties. Maar deze operaties worden ook geacht sporen van hun werk in het eindprodukt, namelijk de schematisering, achter te laten. Ideaal gezien helpen deze sporen mee om tot een begrip van het geheel te komen, en aan de andere kant helpt dit begrip om tot een herkenning van deze sporen te komen. Dit brengt grote onzekerheden met zich mee. Een schematisering is namelijk gekenmerkt door een tijdelijk evenwicht, maar het kan door verdere operaties in verschillende richtingen uitgewerkt worden. Na één verdere transformatie kan een schematisering andere totaliteitskenmerken hebben, en daarmee op een andere manier haar onderdelen bepalen. Eerdere sporen van de werkzaamheden van de logisch-discursieve operaties kunnen dus in één klap weggevaagd of veranderd worden. Deze mogelijkheden van het dagelijkse argumentatieve discours vloeien voort uit de conceptie van de schematisering. Intuïtief komen ze overeen met de vele bekende middelen (zoals een ontkenning of een herinterpretatie) om achteraf een nieuw licht op een eerder discours te werpen. Maar dat betekent dan ook dat een reconstructie van een argumentatief discours met behulp van de natuurlijke logica een zeer onzekere status heeft; een bladzijde meer of minder, of een moment vroeger of later in het gesprek, kunnen een totaal nieuwe analyse noodzakelijk maken. De onvermijdelijke willekeur van analyses is des te nijpender omdat er ook geen eenduige relatie bestaat tussen taaluitingen en logisch-discursieve operaties. Dat is de vijfde beperking van de natuurlijke logica. De logisch-discursieve operaties werken wel met de omgangstaal, maar iedere operatie kan met behulp van uiteenlopende uitingsvormen gerealiseerd worden en andersom kan één gegeven taaluiting resultaat zijn van verschillende logisch-discursieve operaties.Ga naar eind11 Dit probleem is waarschijnlijk in geen enkele theorie te voorkomen die verschijnselen bestudeert die zich vooreen deel in en door de omgangstaal manifesteren. Alleen in kunstmatige talen, met zeer stringente normen, kan eenduidigheid verkregen worden. De afwezigheid van een eenduidige relatie tussen de talige uitingsvorm en een logisch-discursieve operatie vereist een grote mate van precisie van de natuurlijke logica en deze precisie kan, zoals hier boven uiteengezet werd, niet gegarandeerd worden. De genoemde beperkingen zijn niet fataal voor de natuurlijke logica. Voor een deel worden ze erkend en er zijn ook al perspectieven geformuleerd om sommige van deze beperkingen te boven te komen. Voor een andere deel zijn ze inherent aan de onderzochte realiteit.
Naast deze beperkingen echter, zijn er problemen met de natuurlijke logica, die voortvloeien uit definities en vooronderstellingen. Een eerste probleem betreft het discoursobject. Door de natuurlijke logica wordt een grote familie van logisch-discursieve operaties gedefinieerd, die objecten constitueren en transformeren. Pas in tweede instantie worden deze objecten gedetermineerd en van predikaten voorzien. Een dergelijke constitutie van discoursobjecten is gebaseerd op een Aristoteliaanse ontologie, zoals Aqueci (1984) al opgemerkt heeft. De natuurlijke logica stelt het discoursobject centraal: een dagelijks argumentatief discours verschijnt daardoor in eerste instantie als een strategisch gepresenteerd discoursobject, waarbij bepaalde aspecten en ingrediënten geaccentueerd worden. Met andere woorden: het onderwerp van argumentatie of het thema van discussie staat centraal. | ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 274]
| ||||||||||||||||||||||||||
Komt dit thema met één discoursobject overeen? De natuurlijke logica zet het dagelijkse discours af tegen het wetenschappelijke, theoretische discours omdat daarin objecten op een strikte manier conceptueel gedefinieerd worden, hetgeen in het dagelijks discours niet het geval is. Dat klopt, maar wordt het wetenschappelijke discours niet vooral gekenmerkt door het hanteren van verschillende niveaus van discours? Op een eerste niveau is een theoretisch discours op allerlei manieren in contact met de gewone objecten van de ervaring, dus met het dagelijkse discours. Op een tweede niveau worden specifieke onderzoeksobjecten geconstitueerd, en deze worden op een derde niveau ontleed en op nieuwe manieren gereconstrueerd; ontleding en reconstructie zijn immers kenmerken van een wetenschappelijke verklaring. En op een vierde niveau worden kentheoretische vragen behandeld, die specifiek kunnen zijn voor iedere discipline. Het theoretische discours opereert dus op min of meer gecontroleerde wijze tegelijkertijd met meer dan één discoursobject. Het is dan niet onzinnig om zich af te vragen of in het dagelijkse discours niet vergelijkbare niveaus voorkomen. Op basis van allerlei onderzoek, zowel van anderen (zie bijvoorbeeld Miller, 1987) als van mijzelf, valt het te verdedigen dat adolescenten vanaf circa twaalf jaar in discussie met meer dan één discoursobject rekening houden. Er wordt over een onderwerp gediscussieerd maar daarnaast wordt er voortdurend gesproken over de regels van discussie - een soort equivalent van een kentheoretisch niveau - en ook persoonlijke motivaties en sociale achtergronden worden aangevoerd om een gegeven argument te rechtvaardigen. Dat zou betekenen dat ook in het dagelijkse discours meerdere niveaus van discoursobjecten verschijnen en dat de coördinatie en integratie van deze niveaus een belangrijk punt is. De natuurlijke logica heeft daar geen oog voor omdat ze haar object van onderzoek, het discoursobject, op een al te beperkte wijze gedefinieerd heeft. Haar conceptie gaat misschien nog wel op voor advertenties of voor korte politieke toespraken, in discussies tussen adolescenten verschijnt echter al een diversiteit van discoursobjecten die mede het onderwerp van de discussie bepalen. Deze verschillende objecten worden geïntegreerd op het vlak van de regulerende discussie-activiteiten. Het model van het dagelijks discours van de natuurlijke logica omvat dus alleen een beperkt aantal aspecten van gewone discussies en dient uitgebouwd te worden om andere, belangrijke aspecten van deze discussies ook te kunnen behandelen. Deze tekortkoming vormt het voornaamste probleem van het model van de natuurlijke logica. Er kleven ook nog andere problemen aan de natuurlijke logica. Twee wil ik hier alleen maar kort aanstippen. De natuurlijke logica heeft het begrip schematisering zodanig geconstitueerd dat het absoluut ontoegankelijk is zowel voor logische redeneringen als voor kennis die voortkomt uit concrete, praktische handelingen met objecten in de wereld. Dit laatste probleem wordt trouwens door Grize (1985a, p. 66) onderkend - zie ook Apostel, 1987 -, maar een oplossing is er voor zover ik weet niet gevonden. | ||||||||||||||||||||||||||
4 De bijdrage van de natuurlijke logica aan een argumentatietheorieMen kan zich afvragen of een bijdrage van de natuurlijke logica aan een algemene argumentatietheorie niet uitermate beperkt zal zijn. De natuurlijke logica heeft er immers tot nu toe van afgezien de interactie tussen de deelnemers van een argumentatie te bestuderen. Zo worden bijvoorbeeld in de pragma-dialectische argumentatietheorie van Van Eemeren en Grootendorst (in het bijzonder in de publikatie uit 1984) deze interacties door regels voor redelijke discussies gereguleerd. | ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 275]
| ||||||||||||||||||||||||||
Er is nog een tweede reden waarom een bijdrage van de natuurlijke logica aan een algemene argumentatietheorie in twijfel getrokken kan worden. Het dagelijkse argumentatieve discours van de natuurlijke logica is in principe gesitueerd, het subject dat de schematiseringen construeert is niets anders dan een bijzondere sociale positie die een deelnemer aan het discours als locutieve instantie tijdelijk inneemt. Bovendien is deze schematisering gericht op een strikt gesitueerd auditorium. Een algemene argumentatietheorie zal zich echter ook afvragen hoe en met welke middelen de bijzondere posities van de deelnemers kunnen veranderen. In de interactie tussen de deelnemers is immers een beweging mogelijk die ervoor zorgt dat beknopte, beperkte en egocentrische opstellingen van de deelnemers overwonnen worden. Het is daarbij niet nodig om onmiddellijk een ‘universeel auditorium’ à la Perelman in te voeren, of een ‘community of model interlocutors’ (zie Blair of Johnson, 1987) of een ‘algemeen rationeel oordelende instantie’, zoals Van Eemeren en Grootendorst in hun theorie voorstellen. Dat is in zekere zin een ander uiterste, waarbij het accent direct op het universele gelegd wordt. Maar de natuurlijke logica lijkt zich te diskwalificeren door alleen aan de particularistische posities van het subject en het auditorium vast te houden. De natuurlijke logica blijft, ondanks de opgesomde beperkingen en problemen, een theorie die een logica aanbiedt van een aantal argumentatieve discoursen. En dat is een logica die met behulp van precies gedefinieerde logisch-discursieve operaties een nauwkeurige reconstructie van het argumentatieve discours in termen van een schematisering mogelijk maakt. Het is dan ook als logica van het argumentatieve discours dat de natuurlijke logica direct een aantal bijdragen aan een algemene argumentatietheorie kan leveren. Ten eerste is het voor iedere benadering van argumentatie nodig om te onderzoeken wanneer en op welke wijze de condities om te kunnen argumenteren tot stand komen. In sommige benaderingen (bijvoorbeeld in Barth en Krabbe, 1982) wordt alleen verondersteld dat het daarbij gaat om een als zodanig erkende tegenstrijdigheid, Apostel (1982) veronderstelt het bestaan van verschillende handelingsperspectieven; anderen binnen de pragma-dialectische theorie noemen dit de voorbereidende fase van een argumentatie waarin een verschil van mening uitgekristalliseerd wordt. In al deze gevallen wordt ervan uitgegaan dat een duidelijke erkenning door de deelnemers van een divergentie van mening of van een handelingsperspectief voorwaarde is voor het verdere verloop, namelijk voor de argumentatiefase in de terminologie van Van Eemeren en Grootendorst. Een dergelijke erkenning wordt aan de deelnemers over gelaten. Hier kan de natuurlijke logica een minutieus analyse-instrument bieden om de meningen en opstellingen van de deelnemers in de beginfase in detail te analyseren. Ten tweede kan de natuurlijke logica direct bijdragen aan een nauwkeurige analyse van de verschillende interventies van de deelnemers van een argumentatie. Ieder initiatief van een proponent of van een opponent, en ook iedere bijzondere aanval of verdediging, kan ter discussie gesteld worden. Een algemene argumentatietheorie is daarom ook onvermijdelijk geïnteresseerd in de opbouw van deze interventies, in de relaties tussen argument en stelling en in de relaties tussen argumenten. De pragma-dialectische theorie beperkt zich tot de stelling dat iedere interventie in enkelvoudige argumenten ontleed kan worden en vindt het eigenlijk onnodig om met een inhoudelijke analyse van de argumenten aan de slag te gaan. Maar ook deze benadering komt er niet onderuit een zekere relevantie van argumenten te eisen, een relevantie die natuurlijk verder kritisch ondervraagd kan worden. Ook Schellens (1985) stelt een aantal argumentatieschema's voor op basis waarvan een beoordeling kan plaatsvinden. In deze schema's wordt er van uitgegaan dat aan zekere | ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 276]
| ||||||||||||||||||||||||||
relevantiecriteria voldaan is. Maar relevantie lijkt nu juist zo moeilijk conceptueel te vatten, zoals blijkt uit studies van de informele logica. Door een reconstructie van de interventies met behulp van de logisch-discursieve operaties, kan de natuurlijke logica een bijdrage leveren aan een beter begrip van de relevantie. Ten derde levert de natuurlijke logica, met haar logisch-discursieve operaties, een model van de technieken die bij het opzetten van argumentatieve discoursen gebruikt worden. En dat is van bijzonder belang voor een algemene argumentatietheorie. Argumenteren is immers niet alleen een rationele methode geschillen te beslechten, het is ook een techniek, een kunst om zich in een discussie tegen onredelijke interventies te verdedigen of om in een discussie met alle mogelijke middelen een stelling staande te houden. Een goed begrip van deze technieken hoort bij een algemene argumentatietheorie, zeker als een dergelijke theorie niet alleen abstract wil zijn, maar ook een pedagogische rol wil spelen. Ten vierde biedt de natuurlijke logica nauwkeurige analyses van een aantal veel gebruikte gemeenplaatsen die een rol spelen in argumentaties. Omdat deze analyses met behulp van de logisch-discursieve operaties uitgewerkt zijn, biedt de natuurlijke logica hiermee een integratie aan tussen logica en retorica, die bijvoorbeeld volgens Wenzel (1987) uiterst nodig is. Deze vier redenen zijn voldoende om te laten zien dat de natuurlijke logica een actieve bijdrage kan leveren aan een algemene argumentatietheorie. Er is echter nog meer mogelijk als de natuurlijke logica verder uitgewerkt kan worden. De natuurlijke logica beweert immers met de logisch-discursieve operaties die rationele instrumenten opgespoord te hebben die in iedere constructie van ieder argumentatief discours gebruikt worden. Argumentatie bestaat echter uit meer dan dergelijke operaties. Het is een op een bepaalde manier gereguleerde aaneenschakeling van bijzondere discoursen, namelijk van de interventies van de verschillende deelnemers in hun rol van proponent en opponent. Deze gereguleerde aaneenschakeling bestaat uit het aanvaarden, het verwerpen, het ter discussie stellen, het uiteen halen, enzovoorts, van de interventies van de ene deelnemer door de andere. Het gaat dus om diverse operaties die op eerdere interventies uitgevoerd worden, en deze operaties werden tot nu toe verwaarloosd door de natuurlijke logica. Deze operaties die op de produkten van de logisch-discursieve operaties uitgevoerd worden, wil ik hier logisch-discussieve operaties noemen. Als uitgaande van de natuurlijke logica deze familie van operaties uitgewerkt kan worden, dan krijgt men zicht op een mogelijke logica van argumentatie, die zowel de ‘discursieve’ als de ‘discussieve’ aspecten van argumentatie verklaart. Ten slotte kan gesteld worden dat de natuurlijke logica aandacht verdient als een bijzondere theoretische poging om argumentatieve dagelijkse discussies te vatten. Haar theoretische uitgangspunten en haar analyse-instrumenten, zoals de schematisering, zullen in eerste instantie merkwaardig en vreemd zijn voor Nederlandse argumentatietheoretici. Hoe buitenissig deze concepten op het eerste gezicht ook mogen zijn, ze werden door een logicus ontwikkeld, die weliswaar het klassieke pad verlaten heeft, maar die probeerde zijn recente exploraties met grote zuiverheid te ondernemen. De precies gedefinieerde logisch-discursieve operaties getuigen hiervan. Het programma van de natuurlijke logica is verre van voltooid. Grize en zijn medewerkers erkennen ook expliciet sommige beperkingen en ze proberen oplossingen uit te werken. Op een aantal punten, zoals voor de conceptie van het discoursobject en de schematisering van de natuurlijke logica, werden in dit artikel serieuze leemtes en tekortkomingen aangetoond. Desalniettemin kan de natuurlijke logica al tegenwoordig sommige specifieke bijdragen leveren aan een algemene argumentatietheorie. | ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 278]
| ||||||||||||||||||||||||||
Bibliografie
| ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 279]
| ||||||||||||||||||||||||||
|
|