3 Het voorstel
Houtkoop hanteert voor het begrip ‘voorstel’ een zeer globale definitie: verzoek, aanbod, uitnodiging, afspraak etc. (pp. l, 4, 62). Alleen het tijdstip waarop de voorgestelde handeling moet worden uitgevoerd dient als criterium voor het onderscheid tussen de twee soorten voorstellen: de ‘immediate proposal’ en de ‘remote proposal’.
De bespreking van de ‘immediate proposal’ dient voornamelijk als contrast met de analyse van de ‘remote proposal’. Als wij naar de uitwerking van de ‘immediate proposal’ kijken, blijkt dat het hier gaat om voorstellen die aan het begin van een telefoongesprek worden gedaan door de opbellers die iemand anders aan de telefoon vragen (p. 145). Hieruit volgt dat de algemene definitie van het begrip ‘voorstel’ in ieder geval niet opgaat voor de ‘immediate proposal’, omdat het hier niet gaat om afspraken, uitnodigingen etc.
Aan de andere kant doen zoals gezegd de ‘remote proposals’ voornamelijk dienst als inleiding op de afsluiting van het gesprek. Dit betekent dat niet alleen de vorm en functie van de op deze verzoeken volgende sequenties van belang zijn, maar vooral de plaats die zij innemen in het gesprek.
Bij de analyse van de ‘remote proposal’ komt Houtkoop eerst tot de conclusie dat een voorstel kan veranderen in een afspraak (p. 119), en later blijkt een voorstel uit te lopen op een aanbod (p. 130) of een belofte (p. 157). Dit geeft aan dat voor de deelnemers de distinctie tussen voorstel en afspraak, aanbod of belofte wel degelijk relevant is.
Het materiaal dat Houtkoop presenteert had dus in ieder geval aanleiding moeten geven de definitie van ‘voorstel’ nader te preciseren, waarbij, vanwege het belang van de plaats van het ‘voorstel’ in het gesprek, een pragmatische omschrijving beter vervangen had kunnen worden door een gespreksorganisatorische.