Tijdschrift voor Taalbeheersing. Jaargang 9
(1987)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Taalbeheersing– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 337]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Confrontatie in de koffiepauze. Een onderzoek naar het uiten van twijfel in informele gesprekken
| |||||||||||||||||||||||||||||||
1 Het theoretisch kaderHet door Van Eemeren en Grootendorst ontworpen ideaalmodel van discussie beschrijft de complete kritische discussie als bestaande uit vier dialectische fasen. Dat zijn achtereenvolgens de confrontatiefase, waarbinnen een geschil geëxtemaliseerd wordt door het in twijfel trekken van een standpunt, de openingsfase, waarbinnen het besluit valt een argumentatieve discussie te voeren om het geschil op te lossen, de argumentatiefase, waarbinnen men argumentatie naar voren brengt waarop vervolgens gereageerd wordt. De vierde en laatste fase is de afsluitingsfase, waarbinnen men vaststelt hoe de discussie is afgelopen (Van Eemeren en Grootendorst, 1982:261). Om goed zicht te krijgen op een discussie, moet deze volgens de auteurs geëxtemaliseerd en geëxpliciteerd worden met behulp van standaardparafrasen. Voor het extemaliseren van de confrontatiefase zijn twee standaardparafrasen relevant. Ten eerste de beweerder door middel waarvan een meningsuiting (M) naar voren gebracht wordt: Mijn standpunt ten opzichte van M is dat M (niet) het geval is. Ten tweede de binder door middel waarvan een standpunt ten opzichte van een meningsuiting in twijfel getrokken wordt: Hierbij trek ik het standpunt ten opzichte van M in twijfel. Wanneer van een informeel argumentatief gesprek (argumentatieve conversatie) is bepaald welk fragment de confrontatiefase vertegenwoordigt, betekent analyse van dit confrontatiefragment dat vastgesteld wordt van welk type geschil er sprake is. Daartoe moet onder meer bekeken worden wat het standpunt is, of wat de standpunten zijn en waaraan getwijfeld wordt. Het normatief analyse-instrument alleen is niet voldoende om tot een adequate explicitering en extemalisering van een discussiefragment te | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 338]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
komen. Om te kunnen bepalen wat bij de analyse al dan niet van belang is, dient het beslissingsproces aangevuld te worden vanuit kennis van de descriptieve component, de gesprekstheorie. Van Eemeren (1986) noemt het selecteren van wat voor de analyse niet van belang is deletie. Door de verwachtingen die het normatieve model van discussie oproept, te combineren met de verwachtingen ten aanzien van structuur en codering van confrontatie in een (bepaald type) gesprek, is de analysator in staat verzwegen elementen aan te vullen: additie. Als de talige verschijningsvormen een andere volgorde aanhouden dan het model, dan kan de analyse permutatie meebrengen. Kennis van de (waarde van de) conversatiestructuren waarin confrontatie optreedt, is onontbeerlijk om de juiste permutaties uit te voeren. Ook voor een verantwoorde uitvoering van de vierde transformatie, het vervangen van onduidelijkheden en vaagheden door duidelijke en eenduidige standaardformuleringen en bijvoorbeeld het toeschrijven van een bepaalde functie aan taalhandelingen waar hun grammaticale vorm niet in eerste instantie aan zou doen denken - substitutie - moet de analysator beschikken over inzicht in de functie van de structuur en verwoording van de betreffende gespreksbijdragen. In dit artikel willen wij verslag doen van een onderzoekje naar het uiten van twijfel binnen een type informeel gesprek dat wij het koffiegesprek noemen. Van de vijf structurenGa naar eind1 waarin twijfel aan de oppervlakte van gesprekken kan verschijnen, onderzochten wij alleen de prototypische structuur, dat wil zeggen die confrontatiefragmenten waarin het standpunt waar het geschil om draait in een eerste deel, en de twijfel aan het standpunt in het tweede deel van een bijeenbehorend paar te kennen wordt gegeven. Het koffiegesprek definiëren we als: een symmetrisch (Springorum, 1981) gesprek onder twee of meer sociaal gelijke moedertaal (Nederlands)-sprekers, dat voor de gezelligheid wordt gevoerd terwijl men uitblaast bij een kopje koffie of anderszins. Onderzoek naar het uiten van twijfel in informele gesprekken heeft om twee redenen onze belangstelling. Ten eerste verwachten wij hier veel strategisch taalgebruik, aangezien er bij informele gesprekken naar gestreefd wordt de sociale relaties goed te houden en de tijd zo plezierig mogelijk door te komen. Een confrontatie veroorzaakt een voor deze doelen bedreigende situatie. Een taalgebruiker die een confrontatie veroorzaakt door het in twijfel trekken van een eerder geuit standpunt, kan deze twijfel zodanig verpakken dat de situatie zo min mogelijk face-bedreiging met zich meebrengt. Het systematisch in kaart brengen van deze face-hanteringsstrategieën kan van nut zijn voor de analyse en beoordeling van informele discussies. Bij ons onderzoek maken we gebruik van concepten uit de gesprekstheorie zoals het Samenwerkingsprincipe, het bijeenbehorende paar, de voorkeursorganisatie en het principe van de face-bescherming. Door de twee invalshoeken - argumentatietheorie en gespreksanalyse - te combineren, denken we beter inzicht te krijgen in een bepaald type alledaags taalgebruik te weten de argumentatieve conversatie. De argumentatietheorie levert een bepaalde manier van kijken naar discussies in gesprekken op. De gesprekstheorie verschaft het instrumentarium om de conversationele aspecten tot uitdrukking te brengen.Ga naar eind2 De combinatie moet leiden tot hypotheses ter verklaring van beschreven verschijnselen, wellicht tot het ontdekken van systematieken. Dat is de tweede reden waarom wij aandacht hebben voor dit soort onderzoek. Met betrekking tot ons onderzoeksobject - het koffiegesprek - leidt deze gecom- | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 339]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
bineerde invalshoek tot een inventarisatie van het uiten van twijfel binnen confrontatiefragmenten in dit soort gesprekken, waarna we eventuele regelmatigheden proberen op te sporen en te verklaren. We beperken ons hier steeds tot de bestudering van confrontatiefragmenten met de structuur van een bijeenbehorend paar en we spitsen ons onderzoek toe op het uiten van twijfel. | |||||||||||||||||||||||||||||||
2 Aanpak van het onderzoekHet materiaal voor ons onderzoek hebben we verkregen door bandopnamen te maken van koffiegesprekken (ongeveer drie uur) in een lerarenkamer. Het zijn gesprekken waaraan nooit meer dan drie à vier personen deelnamen. Na de transcriptie (volgens Levinson 1985) hebben we 38 confrontatiefragmenten geïsoleerd. Dat zijn gespreksfragmenten die wij aanwijzen als vertegenwoordigers van de dialectische confrontatiefase. Het aanwijzen is gebeurd op grond van kennis van het normatieve model van discussie, van algemene conversatietheoretische inzichten en van specifieke kennis van hoe in conversatie (het begin van) een conflict wordt gehanteerd. Onze theoretische overwegingen impliceren een drieledige analyse van de 38 door ons geïsoleerde confrontatiefragmenten:
Nadat we de 38 confrontatiefragmenten op bovenaangegeven drieledige wijze hebben geanalyseerd, blijken er slechts zes verschillende manieren te zijn waarop twijfel in deze structuur naar voren wordt gebracht. Een groter onderzoekscorpus zou wellicht een grotere diversiteit hebben opgeleverd, wij hebben evenwel de indruk dat dit niets af zou doen aan onze verklaringen en conclusies. Van elk van de zes verschijningsvormen van twijfel waaronder we ons materiaal hebben gegroepeerd geven we in 3.1 een voorbeeld. Deze voorbeelden worden als volgt gepresenteerd: we benoemen de verschijningsvorm en geven het conversatiefragment dat wij als confrontatiefase herkend hebben. Dan volgt de herschrijving/explicitering met behulp van de standaardparafrasering. Daarna geven we een pragmatische analyse van de uitdrukking van twijfel en het voorbeeld wordt afgesloten met een bespreking van het confrontatiefragment waarbij de toegepaste bewerkingen - deletie, additie, permutatie en substitutie - om te komen tot een optimale parafrasering verantwoord worden vanuit de gesprekstheorie. In 3.2 geven wij de verdeling van de zes groepen - de zes manieren waarop twijfel in deze structuur naar voren gebracht wordt - over ons materiaal in aantallen en percentages. Tenslotte doen wij in 4 een voorstel voor een verklaring van die verdeling waarbij we vooral de gesprekstheoretische concepten voorkeursorganisatie en niet-gewenst tweede paardeel betrekken. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 340]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
3 Voorbeeldanalyses en resultaten3.1 De zes verschijningsvormen van twijfel
1 explicitering/parafrasering A: Mijn standpunt ten opzichte van meningsuiting (M) dat Jajo geweldig was gisteravond, is dat dat het geval is. B: Hierbij trek ik het standpunt ten opzichte van M in twijfel: ik weet niet of Jajo wel of niet geweldig was gisteravond. 2 pragmatische analyse van de uiting van twijfel Uit de parafrase blijkt dat taalgebruiker B een Ø-standpunt inneemt maar op taalhandelingsniveau uit dit zich door een stuurder namelijk ‘vond je?’ 3 gesprekstheoretische analyse van het confrontatiefragment Uit de parafrase blijkt dat wij het hele Ø-standpunt van de uiting van twijfel per additie hebben geëxpliciteerd. De stuurder is een zogenoemde initiatiefzet tussenexpansie, die op de plaats komt van het tweede paardeel van het dominant bijeenbehorende paar ‘uiten van een standpunt/twijfel uiten’. De twijfel wordt overgebracht door de stuurder waarmee B vraagt naar de oprechtheidsvoorwaarde van de beweerder van A. Dat dit inderdaad zo begrepen wordt, bleek ons uit de volgende slagen in het gesprek.
1 explicitering/parafrasering A: Mijn standpunt ten opzichte van meningsuiting (M) dat het lekker weer buiten is, is dat dat het geval is. B: Hierbij trek ik het standpunt ten opzichte van M in twijfel: ik weet niet of het wel of niet zo is dat het lekker weer is buiten en mijn argumenten voor mijn twijfel zijn dat het 's avonds aardig afkoelt en ook mist. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 341]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
2 pragmatische analyse van de uiting van twijfel Taalgebruiker B neemt een Ø-standpunt in en geeft daarvoor twee argumenten. Op taalhandelingsniveau verzwijgt B het Ø-standpunt en geeft hij alleen de argumenten voor het standpunt en wel door middel van een taalhandeling van het type beweerder. 3 gesprekstheoretische analyse van het confrontatiefragment Om tot optimale explicitering en extemalisering van de twijfel te kunnen komen, hebben we het verzwegen Ø-standpunt moeten aanvullen. Het ‘ja’ gevolgd door een pauze moet worden opgevat als ‘token agreement’ waarmee twijfel of onenigheid kan worden ingeleidGa naar eind3 De twijfel wordt verwoord in een ‘samengestelde beurt’ name ‘ja’ met de argumenten als expansie bij het verzwegen Ø-standpunt.
1 explicitering/parafrasering A: Mijn standpunt ten opzichte van meningsuiting (M) dat die show leuk is, is dat dat het geval is. B: Hierbij trek ik het standpunt ten opzichte van M in twijfel: ik weet niet of het wel of niet zo is dat de show leuk is en mijn argument voor mijn twijfel is dat ik me afvraag of het niet een show is die hij al tien keer opgevoerd heeft of zo. 2 pragmatische analyse van de uiting van twijfel Taalgebruiker B neemt een Ø-standpunt in en geeft daarvoor een argument. Het Ø-standpunt blijft verzwegen, B geeft alleen het argument voor dit standpunt en wel door middel van een stuurder. 3 gesprekstheoretische analyse van het confrontatiefragment Om tot optimale explicitering en extemalisering te komen, hebben wij het verzwegen Ø-standpunt aangevuld. Van dit verzwegen standpunt blijft slechts een ‘relict’ over namelijk ‘maar’ gevolgd door een pauze. De twijfel wordt overgebracht door de stuurder. Dat dit inderdaad als twijfel begrepen wordt, bleek uit de volgende slagen in het gesprek. De stuurder is een ‘initiatiefzet tussen-expansie’, die op de plaats komt van het tweede paardeel van het dominant bijeenbehorend paar ‘uiten van een standpunt/twijfel uiten’. De twijfel wordt overgebracht in een ‘samengestelde beurt’ namelijk de verzwegen twijfel met het argument als expansie.
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 342]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
1 explicitering/parafrasering A: Mijn standpunt ten opzichte van meningsuiting (M) dat Koot en Bie gisteravond in zijn geheel leuk was, is dat dat het geval is. B: Hierbij trek ik het standpunt ten opzichte van M in twijfel: ik vind niet dat M. Mijn argumenten voor dit standpunt zijn dat slechts enkele stukjes leuk waren, het was langdradig en je wist al wat er ging komen. 2 pragmatische analyse van de uiting van twijfel Taalgebruiker B neemt een tegengesteld standpunt in en geeft daarbij drie argumenten. Het standpunt blijft verzwegen terwijl wel de argumenten gegeven worden en wel door middel van taalhandelingen van het type beweerder. 3 gesprekstheoretische analyse van het confrontatiefragment Om tot optimale explicitering en extemalisering te komen, hebben wij bij de parafrase het verzwegen tegengestelde standpunt toegevoegd. Het ‘ja’ gevolgd door een pauze en een gedeeltelijke aanvaarding (‘stukjes’) gaat vooraf aan de twijfel die weer wordt overgebracht in een ‘samengestelde beurt’ namelijk het verzwegen tegengestelde standpunt met de argumenten als expansie. Het ‘ja’ dient als ‘token agreement’.
1 explicitering/parafrasering A: Mijn standpunt ten opzichte van meningsuiting (M) dat dat vlug is, is dat dit het geval is. B: Hierbij trek ik het standpunt ten opzichte van M in twijfel: door mijn tegengestelde standpunt ten opzichte van M er tegenover te zetten. 2 pragmatische analyse van de uiting van twijfel Taalgebruiker B geeft zijn tegengesteld standpunt in een beweerder. 3 gesprekstheoretische analyse van het confrontatiefragment Taalgebruiker B neemt een tegengesteld standpunt in. Dat doet hij niet door het standpunt van A rechtstreeks af te wijzen maar door middel van de strategie ‘hedging’ (Brown en Levinson 1978). Deze strategie houdt in dat de spreker een slag om de arm houdt. Hier, door in de verwoording niet precies duidelijk te maken in hoeverre hij zich bindt aan het tegengestelde standpunt. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 343]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
1 explicitering/parafrasering A: Mijn standpunt ten opzichte van meningsuiting (M) dat je een badkamer moet hebben die net zo groot is als de keuken, is dat dat het geval is. B: Hierbij trek ik het standpunt ten opzichte van M in twijfel: ik vind niet dat M. Mijn argument voor deze tegengestelde mening is dat een kleine ruimte ook kan. 2 pragmatische analyse van de uiting van twijfel Taalgebruiker B neemt een tegengesteld standpunt in en geeft daarbij een argument. Hij uit beide in een beweerder. 3 gesprekstheoretische analyse van het confrontatiefragment Taalgebruiker B uit zijn tegengestelde standpunt, dat een niet-aanvaarden van A's standpunt inhoudt, rechtstreeks, met het signaalwoord ‘nee’ en zonder andere onenigheid-verzachtende uitdrukking dan de argumentatieve expansie. Deze laatste maakt de uiting tot een ‘samengestelde beurt’. | |||||||||||||||||||||||||||||||
3.2 Verdeling van de groepen over het materiaalDe zes verschijningsvormen van twijfel zijn op de volgende wijze over ons materiaal (38 confrontaties) verdeeld:
Op basis van deze onderzoeksresultaten kunnen we het volgende concluderen over het uiten van twijfel binnen de prototypische structuur van een confrontatiefragment in informele gesprekken. In 92% van de onderzochte gevallen werd de twijfel overgebracht door het eigen Ø- of tegengesteld standpunt te verzwijgen, terwijl alleen argument(en) voor het eigen standpunt expliciet verwoord werden of er werd een vraag gesteld betreffende het betwijfelde standpunt. Slechts in 8% van de onderzochte gevallen werd het tegengestelde standpunt verwoord. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 344]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
4 VerklaringenEen mogelijke verklaring voor de opvallend veel voorkomende manier van uiten van twijfel binnen confrontatiefragmenten van informele gesprekken is behalve het normaal elliptische en impliciete taalgebruik in conversatie, ook het principe van het face-management. Het in twijfel trekken van een eerder geuit standpunt door het geven van een niet-gewenst tweede paardeel, doet ‘disagreement’, onenigheid (Jacobs en Jackson, 1982) ontstaan, hetgeen de harmonie in het gesprek kan aantasten.Ga naar eind4 Gezien de resultaten van ons onderzoek, verpakt de gespreksdeelnemer die een standpunt in twijfel trekt, deze twijfel zodanig dat de face-bedreiging zoveel mogelijk beperkt blijft: hij verzwijgt het eigen Ø- of tegengestelde standpunt en verwoordt slechts de argumenten hiervoor óf hij stelt een vraag naar een van de geslaagdheidsvoorwaarden van de taalhandeling van de eerste spreker om daarmee te kennen te geven dat hij de taalhandeling (voorlopig) niet accepteert, zonder dat hij dat rechtstreeks hoeft te zeggen. Deze verklaring op grond van face-management moet echter ook gerelativeerd worden: een van de belangrijkste functies van taal, naast de expressieve en de directieve, is immers de fatische. Taal is een middel om de samenhang binnen de sociale groep te handhaven, binnen deze context moeten stiltes worden opgevuld omdat ze opgevat kunnen worden als vijandig. Daarnaast kan het overstappen op een nieuw onderwerp de harmonie bedreigen omdat dit ervaren kan worden als bijvoorbeeld een uiting van verveling. Dit alles heeft tot gevolg dat binnen een gesprek twijfel uiten - een confrontatie aangaan - niet automatisch hoeft te betekenen dat men in discussie wenst te gaan. Door twijfel te uiten vult men soms pijnlijke stiltes of voorkomt men het doodlopen van een gesprek terwijl men bovendien niet face-bedreigend hoeft over te stappen op een nieuw onderwerp. Hier dient wel opgemerkt te worden dat dit soort ‘confrontaties’ voornamelijk zal plaatsvinden rondom onbelangrijke onderwerpen zoals die juist in informele gesprekken veel worden aangetroffen. Het volgende conversatiefragment is hiervoor illustratief. A: Nou ja... ze zeggen: in Frankrijk is het nooit het mooiste weer met Pasen. B: Dat is verschillend! Onderzoek op een groter corpus confrontatiefragmenten waarbij het verdere verloop van de conversatie betrokken wordt zou interessant zijn. Mogelijk blijft in veel gevallen de discussie in de confrontatiefase steken en gaat het gesprek breukloos door op andere onderwerpen. Wat betreft het overbrengen van de twijfel komen de resultaten van onze derde analyse - de analyse van het confrontatiefragment op basis van gesprekstheoretische inzichten - overeen met de bevindingen van conversatie-analytici op het gebied van niet-gewenste tweede paardelen.Ga naar eind5 Deze zijn structureel te herkennen aan modaalpartikels als ‘nou’ en ‘eh’ en aan tussensequenties waarmee men het geven van het ongewenste tweede paardeel uitstelt. Daarnaast wordt het niet-gewenste tweede paardeel door vaagheid of weinig gedetermineerdheid nog opengehouden voor onderhandeling over de interpretatie, en er worden dikwijls onenigheid-verzachtende argumenten bij gegeven. Aangezien ons onderzoek zich voornamelijk richtte op het in twijfel trekken van een eerder geuít standpunt, is er weinig aandacht besteed aan het naar voren brengen | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 345]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
van een standpunt ten opzichte van een meningsuiting door taalgebruiker 1, waarbij de mogelijkheid tot een confrontatie wordt geopend. Onderzoek naar structuur, inhoud en verwoording van deze eerste taaluiting in het door ons beschouwde type confrontatiefragment van een argumentatieve conversatie, is van belang omdat er, naar wij menen, een relatie bestaat tussen het uiten van een standpunt en de wijze waarop dit standpunt vervolgens door taalgebruiker 2 in twijfel getrokken wordt. Ook bij het uiten van een standpunt zal de spreker rekening houden met de binnen conversatie geldende voorkeur om een face-bedreigende voorkeur om een face-bedreigende situatie te vermijden (recipient design: Sacks, 1974). Wij hopen met dit verslag van ons onderzoek te hebben laten zien hoe de combinatie van argumentatie- en conversatietheoretische aanpak kan voeren tot betere verantwoording van de dialectische reconstructie van de discussie en zo tot een adequaat uitgangspunt voor de beoordeling daarvan. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Bibliografie
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 346]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
|
|