Tijdschrift voor Taalbeheersing. Jaargang 9
(1987)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Taalbeheersing– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 288]
| |||||||||
Boekbeoordeling
| |||||||||
1 InleidingEind 1984 startte Van der Geest (voortaan VdG) haar onderzoek ‘naar de bruikbaarheid van computers als tekstverwerkend hulpmiddel bij het verwerven van taalvaardigheid’ (p. 1). ‘Het onderzoek concentreert zich op het gebruik van de computer in het stelonderwijs op het niveau van voortgezet onderwijs’ (p. 1). Het doel van het vooronderzoek waarvan zij in haar rapport verslag doet, was: ‘op grond van een inventarisatie het terrein voor nader onderzoek te verkennen’ (p. 2).
Het resultaat van het vooronderzoek is een inventarisatie van bestaande programmatuur die ontwikkeld is voor het stelonderwijs. Deze inventarisatie wordt in het verslag voorafgegaan door een inleidende beschrijving van het vak Nederlands (hoofdstuk 1 en 2) en van de rol van de computer in het onderwijs (hoofdstuk 3).
Het rapport is geschreven voor twee doelgroepen: medewerkers van de onderafdeling Toegepaste Onderwijskunde van de Universiteit van Twente en geïnteresseerde docenten of docentbegeleiders. | |||||||||
2 Beschrijving van de hoofdstukkenIn hoofdstuk 1, getiteld ‘een kennismaking met het moedertaalonderwijs’ geeft VdG informatie over de plaats en inhoud van het vak Nederlands in het voortgezet onderwijs.
In het tweede hoofdstuk wordt nader ingegaan op ‘het schrijfonderwijs’ in het voortgezet onderwijs. VdG gaat kort in op klachten over het lage rendement van schrijfvaardigheidsonderwijs en geeft enkele uitkomsten van verschillende onderzoeken naar het schrijfproces en schrijfdidactieken.
Zoals hoofdstuk 1 en 2 bedoeld zijn als introductie op de onderwerpen moedertaalonderwijs en, specifieker, schrijfonderwijs, zo is hoofdstuk 3 bedoeld als introductie op het onderwerp ‘de computer in het onderwijs’. VdG gaat in op vragen als: wat is informatietechnologie? Welke initiatieven zijn op dit terrein reeds ontplooid? Welke | |||||||||
[pagina 289]
| |||||||||
rol kan de computer in het onderwijs vervullen? Wat zijn de positieve en negatieve kenmerken van computerondersteund onderwijs? VdG verwacht dat (aarzelende) initiatieven op het gebied van computerondersteund moedertaalonderwijs zeker een vervolg zullen krijgen. Immers, docenten Nederlands ‘zullen uit de aard van hun vak belangstelling hebben voor ingrijpende ontwikkelingen op het gebied van geschreven teksten’ (p. 52).
In het vierde hoofdstuk, getiteld ‘computerondersteund schrijfonderwijs’ naderen we de kern van het rapport. VdG beschrijft de mogelijke rol van de computer bij het schrijfproces en in het schrijfonderwijs. Het schrijfprocesmodel van Flower en Hayes dient hierbij als basis. Flower en Hayes onderscheiden drie belangrijke fasen in het schrijfproces: plannen (door VdG oriënteren op de schrijftaak genoemd), formuleren en reviseren. Het lijkt erop dat de computer de schrijver kan ondersteunen in elke fase van het schrijfproces. VdG geeft daar verschillende voorbeelden van; voorbeelden die ze merendeels heeft ontleend aan Amerikaanse tijdschriftartikelen en onderzoeksverslagen. In hoofdstuk 4 wijst VdG ook op de tendens in de Verenigde Staten om programmatuur op de markt te brengen die verschillende functies in zich verenigt, de zogenaamde geïntegreerde schrijfprogrammatuur: computerprogramma's die de schrijver moeten helpen, bij zowel het plannen als bij het formuleren en reviseren van tekst. ‘Goede geïntegreerde programmatuur kan beter recht doen aan het iteratieve, recursieve, niet-lineaire karakter van schrijven, dan programmatuur die slechts een deel van het schrijfproces bestrijkt’ (p. 81). Aan het einde van hoofdstuk 4 wijst VdG op het bestaan van schrijfprogramma's die de docent helpen bij; het corrigeren van schrijfprodukten; het na correctie verstrekken van feedback; het verrichten van een aantal administratieve handelingen én bij het inoefenen van deelvaardigheden (spelling, grammatica).
De hoofdstukken 5 t/m 9 vormen ons inziens het meest informatieve gedeelte van het rapport: beschrijvingen van programmatuur die gebruikt kan worden of zelfs speciaal ontwikkeld is voor het schrijfonderwijs. In hoofdstuk 5 gaat VdG in op ‘tekstverwerking in het onderwijs’. Ze beschrijft een aantal gunstige en ongunstige kanten van tekstverwerkers (tekstverwerkende programmatuur) in het schrijfonderwijs en geeft argumenten vóór en argumenten tegen het gebruik van tekstverwerkers in het schrijfonderwijs (p. 93/94).
VdG stelt vast dat een viertal vragen zo snel mogelijk moet worden beantwoord om de computer op een verantwoorde manier in het schrijfonderwijs te kunnen invoeren (p. 94):
| |||||||||
[pagina 290]
| |||||||||
Een aanzet tot het beantwoorden van de eerste vraag geeft VdG door te schrijven over haar eigen ervaringen met tekstverwerkende programmatuur en over Amerikaanse studies die aangeven dat (beginnende) schrijvers het werken met deze programmatuur over het algemeen leuk en nuttig vinden (p. 45 t/m 48). Onderzoek heeft echter nog niet kunnen aantonen dat de met behulp van deze programmatuur geschreven teksten beter zijn dan met pen en papier geschreven teksten. Bovendien lijkt het er vaak op dat de betere leerlingen er meer van profiteren dan de zwakkere. Naar aanleiding van de derde vraag schrijft VdG dat er nog maar weinig tekstverwerkers op de markt zijn die echt ontwikkeld zijn voor gebruik op school. Ze geeft een voorbeeld van een Engelstalige tekstverwerker die wel speciaal is ontwikkeld voor het onderwijs (Bank Street Writer) (p. 98 t/m 101). Op de tweede en vierde vraag is ‘voorlopig nog geen antwoord te geven’, aldus VdG, al kunnen (p. 95): ‘De ervaringen van programmatuur-ontwikkelaars, docenten en leerlingen, zoals die in hfdst. 5 tot en met 9 van dit rapport beschreven worden (...) een eerste aanzet vormen tot de beantwoording van deze vragen.’
In hoofdstuk 6 beschrijft VdG ‘programmatuur voor de oriëntatie op de schrijftaak’. Ze tekent hierbij aan dat de ervaring met programma's die ondersteuning bieden bij de oriëntatie op de schrijftaak op dit moment nog gering is, maar waarschijnlijk in de komende tijd zal toenemen. Na een beknopte beschrijving van een vijftal programma's (wie heeft het ontwikkeld, op welke computer draait het, waar is het te koop, wat is de essentie?) gaat VdG in op zogenaamde idea-processors, programma's die bedoeld zijn voor schrijvers die grote teksten moeten schrijven en die daarbij gebruik maken van documentatiemateriaal. Dergelijke programma's helpen de schrijver bij het beheer en de opslag van het documentatiemateriaal.
In hoofdstuk 7 staat ‘programmatuur voor het reviseren’ centraal. VdG laat een aantal programma's vluchtig de revue passeren die de schrijver zouden moeten ondersteunen bij het aanbrengen van veranderingen in zijn tekst. Over de effecten van het gebruik van dergelijke programma's is weinig bekend. Daarvoor is er nog te weinig ervaring mee opgedaan.
In hoofdstuk 8 beschrijft VdG een aantal programma's die de leerling/schrijver hulp bieden bij alle fasen van het schrijfproces, de zogenaamde ‘geïntegreerde programmatuur’. Een van de programma's, Quill, wordt uitgebreider beschreven. Quill is een schrijfprogramma dat is gebaseerd op een procesbenadering van het schrijven. Het sluit aan bij de door Flower en Hayes onderscheiden fasen in het schrijfproces. VdG besteedt aandacht aan de geschiedenis, doelstellingen en inhoud van het programma. Het totale programma omvat een planner die leerlingen helpt bij het vinden en structureren van ideeën (tekstinhoud), een library waarin leerlingen hun teksten kunnen opbergen, een mailbag waarmee leerlingen boodschappen kunnen uitwisselen en een eenvoudige tekstverwerker waarmee leerlingen teksten kunnen invoeren en fouten kunnen verbeteren. | |||||||||
[pagina 291]
| |||||||||
‘Andere programmatuur voor het schrijfonderwijs’ (hoofdstuk 9) is het laatste hoofdstuk waarin programmatuur voor het schrijfonderwijs wordt beschreven. Het gaat hier om programmatuur die ondersteuning biedt bij het schrijfonderwijs, maar niet rechtstreeks tijdens het schrijven. VdG onderscheidt twee groepen programma's: programma's voor de correctie van door leerlingen geschreven teksten en remediërende programma's voor mensen met schrijfproblemen. Het in Nederland ontworpen programma Alexis (ontwikkeld door medewerkers van Nijenrode en de Universiteit van Twente) is zo'n programma waarmee de docent in korte tijd uitgebreid commentaar en feedback kan geven aan leerlingen/studenten. De docent bepaalt om welke fout het gaat en geeft de computer opdracht het bijbehorende commentaar te leveren. Aan het einde van hoofdstuk 9 beschrijft VdG een aantal oefenprogramma's voor deelschrijfvaardigheden die door Nederlandse educatieve uitgeverijen op de markt zijn gebracht.
Aan het eind van haar rapport, getiteld ‘conclusies en onderzoeksvragen’ (hoofdstuk 10) constateert VdG dat er meer vragen zijn dan conclusies. Het lijkt erop dat de computer een belangrijke en positieve rol kan spelen bij het leren schrijven, ‘mits dit hulpmiddel (...) ingepast wordt in een procesmatig opgebouwd curriculum en de motiverende werking van het gebruik ten volle wordt benut’ (p. 153). Harde bewijzen voor deze hoopvolle verwachting zijn er nog niet. Problematisch is dat nog weinig bekend is over schrijven en leren schrijven, en over de mogelijkheden en beperkingen van de computer in het onderwijs. Aanbevelingen voor onderzoek op dit terrein zullen daarom, volgens VdG, vaak gaan in de richting van zogenaamde Research & Development projecten. Dat wil zeggen: de onderzoeker zal op basis van een bepaald schrijfprocesmodel eerst de leermaterialen voor computerondersteund schrijfonderwijs moeten ontwikkelen, om vervolgens de effecten van het leermateriaal op schrijfproces en schrijfprodukt na te kunnen gaan (p. 154).
Op grond van wat zij in de hoofdstukken 4 t/m 9 schetst, veronderstelt VdG ‘dat de computer een procesbenadering van het stelonderwijs haalbaar kan maken’ (p. 158). ‘Een procesmatige benadering, waarbij de computer ondersteuning biedt bij de verschillende fasen van het schrijfproces, lijkt binnen de mogelijkheden te komen’ (p. 160). Het enige (en meest essentiële) dat er nog aan ontbreekt is procesmatige schrijfprogrammatuur: ‘een heel schrijfsysteem, met hulpmiddelen voor de oriëntatie op de schrijftaak, het formuleren en reviseren’ (p. 160). | |||||||||
3 Enkele kritische kanttekeningenHet schrijfproces in het stelonderwijsVdG is duidelijk pleitbezorgster van een nieuwe didactiek voor schrijfvaardigheid: meer aandacht voor het schrijfproces; niet alleen het produkt (de tekst) komt voor verbetering in aanmerking, maar juist ook het proces dat aan het produkt voorafgaat. Helaas gaat ze vrijwel niet in op wat zo'n didactiek voorstelt. Wat is de motivatie er achter? Hoe moet zo'n didactiek vorm krijgen? Wat zijn de voordelen van procesgericht schrijfonderwijs in vergelijking met produktgericht schrijfonderwijs? | |||||||||
[pagina 292]
| |||||||||
Uit schrijfprocesonderzoek blijkt dat we verschillende deelprocessen kunnen onderscheiden; de meest herkenbare daarvan zijn: genereren en organiseren van gedachten en ideeën, formuleren van tekst en lezen en verbeteren van reeds geschreven tekst. Schrijfvaardigheid zou kunnen worden verbeterd door in het schrijfonderwijs aandacht te schenken aan de verschillende processen en aan strategieën om die processen te ondersteunen. Alhoewel hier en daar reeds aanzetten zijn voor een procesgerichte schrijfdidactiek (denk bijvoorbeeld aan Flower 1981), is in Nederland nog geen sprake van een op middelbare scholen gangbare methode voor schrijfvaardigheid waarin de nadruk ligt op het schrijfproces. Het verdient volgens ons dan ook sterk aanbeveling zo'n didactiek te ontwikkelen. De vraag is echter wel of de ontwikkeling van een schrijfdidactiek waarin het schrijfproces centraal staat tegelijkertijd kan samengaan met de ontwikkeling van computerprogramma's voor de verschillende deelprocessen van het schrijven. VdG gaat hier voor het gemak van uit, maar ons lijkt het moeilijk genoeg eerst een redelijke schrijfdidactiek te ontwikkelen, die toch nodig is om computerprogramma's te kunnen ontwerpen die die schrijfdidactiek ondersteunen of er de spil van vormen.
Het inschakelen van de computer alleen kan natuurlijk nooit tot een procesbenadering leiden. Docenten Nederlands zullen leerling-schrijvers eerst moeten leren welke deelprocessen er zoal zijn, welke strategieën wanneer gebruikt kunnen worden en hoe belangrijk herschrijven is. Om greep te krijgen op hun eigen schrijfproces, zullen beginnende en meer gevorderde schrijvers veel moeten oefenen. Schrijven leer je immers alleen door het te doen. VdG zegt dat computers hierbij een belangrijke rol kunnen spelen. Terecht, maar over het hoe heeft VdG waarschijnlijk meer ideeën dan hetgeen in haar rapport te vinden is. Welke relatie ziet VdG bijvoorbeeld tussen elk van de vier door Wesdorp (1982) genoemde didactische variabelen (oriëntatie op de schrijftaak, reviseren, commentaar van klasgenoten, oefeningen in zinsconstructie) en het inschakelen van de computer? (p. 28-29). | |||||||||
Computerondersteund schrijfonderwijsDe inventarisatie van bestaande programmatuur biedt de lezer een redelijk overzicht van wat er met computers in het schrijfonderwijs zoal mogelijk is. Vooral de opsomming van gunstige en ongunstige kanten van computergebruik in hoofdstuk 5 is informatief. Vragen die VdG echter niet beantwoordt, en die zich zeker bij de lezer zullen voordoen, zijn de volgende: is de beschreven programmatuur al te gebruiken in lessen Nederlands? Is dat al aan te bevelen? Waarom wel of waarom niet? Jammer is dat een kritische beoordeling van de programma's ontbreekt. Wat zijn de sterke c.q. zwakke punten van elk programma? Aardig is wel dat VdG bij elk programma heeft aangegeven op welke computer het draait, wie het heeft ontwikkeld, waar het is te krijgen en hoeveel het kost. Onduidelijk blijft echter of het wel zinvol of haalbaar is voor docenten Nederlands om programma's te bestellen in de Verenigde Staten. Wanneer VdG ervaring zou hebben met de programma's en vanuit die ervaring de beschrijvingen zou hebben gemaakt, dan zouden deze nog informatiever zijn geweest. Ook voorbeelden van output van verschillende programma's hadden het geheel beeldender en concreter gemaakt. | |||||||||
[pagina 293]
| |||||||||
VdG wijst in hoofdstuk 5 van haar rapport op twee belangrijke problemen bij het gebruik van computers in het schrijfonderwijs. Ten eerste blijkt dat de meeste gangbare tekstverwerkers niet geschikt zijn voor scholieren. Ten tweede is de inbedding in het curriculum Nederlands niet eenvoudig, gezien de organisatorische consequenties van computergebruik voor schrijfonderwijs. Het eerste probleem is volgens VdG te ondervangen door een tekstverwerker te ontwikkelen speciaal voor gebruik bij procesgericht schrijfonderwijs. Wat aan het tweede probleem is te doen, behandelt VdG niet in dit rapport.
Verder blijft in dit rapport onduidelijk in welke schooltypen en in welke klassen het beste begonnen kan worden met computerondersteund schrijfvaardigheidsonderwijs dat gebaseerd is op de procesbenadering van Flower en Hayes. Wellicht kan dit beter gebeuren in de derde klas VWO of MEAO dan in de eerste klas MAVO. | |||||||||
Voorkennis van de lezersWe vinden VdG soms wat te optimistisch over de voorkennis van haar publiek: wat weten de lezers wel en wat niet? Zo noemt ze op p. 69 en 104 de tagmemische matrix van Young, Becker en Pike en de pentade van Burke, zonder uit te leggen wat deze strategieën inhouden. Ook het verschil tussen inhouds-, proces- en retorische doelen wordt nauwelijks uit de doeken gedaan (p. 70-71). En wat moeten lezers verstaan onder ‘beoordeling met een tekstenschaal’? (p. 167). | |||||||||
BesluitVdG's rapport levert een waardevolle bijdrage aan het ‘opwarmen’ van betrokkenen (in het bijzonder docenten Nederlands). Alhoewel nog weinig van de beschreven programmatuur echt in de klas te gebruiken is, geeft het rapport toch een idee van waar onderzoekers, ontwikkelaars en docenten mee bezig zijn. Dat het lezen van de beschrijvingen tot ongeduld bij docenten kan leiden hoeft niet ongunstig te zijn. Ongeduld is immers een prima drijfveer voor actie. Wel vinden we het jammer dat VdG weinig aanwijzingen geeft voor de toekomst. Ze heeft tientallen onderzoeksvragen opgeworpen, maar hoe, en wanneer deze beantwoord moeten worden geeft ze in haar rapport niet aan.
In vervolgonderzoek dat onder meer VdG de komende jaren zal uitvoeren, zullen VdG en anderen ongetwijfeld proberen antwoord te geven op een aantal vragen. Wij zijn benieuwd welke vragen dit zullen zijn. | |||||||||
Bibliografie
|
|