Onze leestafel.
Door West-Indië, Antillen - Panama - Venezuela - Guyana - Suriname. Door Dr. C.J. Wijnaendts - Francken. Met kaarten en afbeeldingen. - Haarlem, Tjeenk Willink.
De onwetendheid onzer landgenooten omtrent Suriname is groot, zegt de schrijver in zijn voorrede en waarschijnlijk geldt dit wel voor al onze West-Indische koloniën. Elke poging om aan die onwetendheid tegemoet te komen verdient toejuiching, vooral wanneer het geschiedt op de bekende talentvolle wijze van den heer W.F., aan welke wij onlangs reeds onze welgemeende hulde brachten bij de bespreking in dit tijdschrift van zijn werk: ‘Van Kaapstad tot Khartoum.’
In het nu voor ons liggende werk is in beknopten vorm véél wetenswaardigs over West-Indië vermeld; wie belang stelt in vreemde landen en volken, oor en oog heeft voor de mutatiën van drie scherp onderscheiden menschenrassen, sedert 400 jaar in de meest denkbare verhoudingen en onderlinge betrekkingen samenwonend en vermengd, hij zal zeker den schrijver met groote belangstelling volgen op zijne reize door het groote vulkanische bekken der Caraibische zee; de lotsverwisselingen der omliggende landen op zichzelf (zonder bizonderen invloed op de wereldgebeurtenissen in het groot) zijn merkwaardig genoeg en in sterk van elkaâr afwijkende ontwikkeling vormden zich in dit gebied broeinesten van boekaniers, rustige en welvarende, ook woelige en kwijnende koloniën, gewelddadig geregeerde rijken en onbestuurbare negerrepublieken, voortdurend invloed ondergaande van Europeesche Staten.
Veel van deze historische ontwikkeling wordt door den Heer W.F. in een duidelijk licht gesteld en men vraagt zich af of deze eilandenwereld met hare zoo gemengde en lang niet apathische bevolking nog niet een bizonder groote rol zal spelen als het Panama-kanaal eens voor goed voor het wereldverkeer zal geopend zijn. Zouden we daar nog épisoden mogen verwachten als onder Walter Raleigh, Henry Morgan, l'Olonais (dappere maar beruchte boekanier-hoofdlieden) enz. of een nieuwe phase van den modernen handelsoorlog? Ook de schrijver is niet vreemd aan het denkbeeld dat het besproken gebied nog eene belangwekkende toekomst heeft.
Terecht wordt een groot deel van het werk gewijd aan onze eigene, jammerlijk veronachtzaamde kolonie Suriname. Bedroevend en beschamend is bijna alles wat daarvan wordt gezegd en in een tijdvak waarin veel vraag is naar koloniën is het zelfs niet zonder gevaar een vrvchtbaar en goed gelegen gebied te verwaarloozen terwijl anderen er naar watertanden.
Al tracht men ook met den schrijver in de geschiedenis van slavernij, negervraagstuk en slecht geleide kolonisatieplannen (1845) de oorzaak op te sporen, het feit blijft bedroevend wáár, dat onze kolonie véél minder afwerpt dan voorheen en niettegenstaande jaarlijksche finantieëele hulp uit Nederland blijft kwijnen, terwijl de buurkolonie onder Engelsch bestuur haar in alle opzichten voorbij streeft.
Als de reis van den Heer W.F. tengevolge mocht hebben dat deskundige en welmeenende autoriteiten zich eens krachtig met Surinaamsche toestanden gingen bemoeien, zou het zeker de schitterendste bekroning van zijn werk zijn.
B.