huisjes en coquette villatjes verspreid, als groote witte en gekleurde vogels, en fier zich verheffend uit het donkere groen staat te midden daarvan de basiliek de Fourvière, rijk monument met zijn achtzijdige hoektorens, waarop de gouden kruisen schitteren.
En ik denk weer aan den avond van acht September, het feest van Maria Geboorte. De heuvel, de rivier, het gansche landschap, baadde in het goud der ondergaande zon, en in dat wondere licht stond op de colline Fourvière, dat forum vetus, zegenend de priester, de armen uitgestrekt naar de duizenden, daar beneden op de kaden bijeengekomen.
Ook naar acht December gaan nog eens mijn gedachten:
't Was middernacht; de gansche heuvel stond in gloed; er was een geflikker van duizendkleurige vuren. Eensklaps begon ook de stad te stralen, overal werden lichten ontstoken, tot waar 't oog reikte in onafzienbare verten.
Een sprookjesrijk geleek toen Lyon, een fantastisch tooverland.
Maar een nieuwe verbeelding schuift zich voor mijn blik: zelf sta ik op den heuvel Fourvière en zie om me heen. Beneden, in de diepte, glanst het water; vlak onder me liggen in zachte glooiing de groene miniatuurwouden der helling; links van me, op eenige meters afstand en op bijna gelijke hoogte, rankt het metalen ‘Eiffeltorentje’ met 't fijne klokje.
Doch nog hooger wil ik stijgen; op het terras der Basiliek moet het uitzicht wonderschoon zijn. Als in een droom loop ik de Basiliek door, die is als een visioen van marmertinten, van kleurig mozaiek en fonkelend goud. Een oogenblik later sta ik op het terras en hetzelfde panorama ligt weer voor me, maar nog mooier nu, nog wijder. En een schokje van blijdschap doortrilt me, als ik in verre verte den Mont-Blanc zie, zich afteekenend in de ijle, lichte lucht.
Maar telkens weer dwaalt toch mijn blik naar de diepte, waar de Saône zich kronkelt en slingert tusschen de breede, beschaduwde kaden. Nu is de Saône eene bruid in zilveren bruidstooi, die haar geliefde tegemoet gaat, rustig, maar met stralenden glimlach... Straks zal hij komen, als een vurig, hartstochtelijk minnaar en zal het huwelijk plaats hebben.
En ik snel naar beneden, de trap af, de Basiliek door, niet meer lettend nu op harmonie van kleuren en rijkdom van