‘Elle est toujours malade!’
‘Et elle est là? Elle peut aller à l'église?’ zei ik.
‘Oh! Pour prier! Oui, naturellement! pourtant elle est malade!’
Ze kwam nog wat dichter bij, en vertelde me, dat zij-zèlf Ninette heette, en dat ze zooveel van poppen hield. Ze had er maar ééntje, maar die had geen beenen meer... En nu had ze op een kermis een popje gezien van 2 francs, dat was zóó mooi, met oogen, die dicht konden, en échte, blonde krullen! Ze wou het erg graag hebben, maar 't was véél te duur, had maman gezegd... Ik keek haar even aan. Haar oogen peinsden weg, in droom over het 2 francs popje.
‘Wou je 't héél graag hebben?’
Ze lachte, maar antwoordde niet, en ìk knielde naast haar en kreeg mijn beursje.
‘Les voìla,’ zei ik, en gaf haar twee francs. Ze begreep me nièt, en keek me aan.
‘Pour toi’ drong ik: ‘pour acheter la poupée!’
Toén begreep ze het; ze nam het geld, en met een kleur, sloeg ze ineens haar armen om mijn hals, met een spontaniteit waaruit héél het fransche volk te voorschijn trad, en ik voelde haar warm, dik gezichtje tegen mijn wang, en ineens voelde ik een zoen.
‘Ah madame, que vous êtes gentille! Je vous aìme!’
't Was zoo vreemd... ik had al làng de kerk vergéten, en àl, wat om me was, en ik voelde me gelukkig, om dien zoen van het kleine kind, dat naast me stond, haar armpjes om mijn hals. Ik voelde iets onmetelijks in me, toen ze die armpjes om mijn hals sloeg, toen ik die kleine stem hoorde fluisteren: ‘Ah! Madame! je vous aime!’
Een menschelijk gevoel, dat vergaan zou, en níets achterlaten in den loop der tijden??
Ze liet me los, en inééns zàg ik òm ons de kerk... de kerk... zoo koud, zoo gevoelloos, zoo hóóg boven onze menschelijkheid...! maar náást me was het kind, zoo klein, zoo nietig in die statige, wijde ruimte... Om dat kleine, om dat kind, had ik vergeten de onzegbare plechtigheid, die ik in me had laten dringen, als het beste wat het leven geeft, het grootste boven àlle nietigheden. En ik vroeg me, hoe dat kòn, hoe je dàt vergeten kon, om zoo'n kléin, klein menschje.
Misschien wàs er in dat kleine ìets grooters dan in dàt, wat mij even te voren het hoogste had geschenen.