De Tijdspiegel. Jaargang 69
(1912)– [tijdschrift] Tijdspiegel, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 391]
| |
Buitenlandsche zaken.
| |
[pagina 392]
| |
een oorlogstoestand intreedt, Nederland's onzijdigheid slechts aan ééne zijde, ter Westkust, door éêne mogendheid of groep van mogendheden zou worden bedreigd. Na zeven jaar van voortdurend toenemend gevaarlijke spanning, in 1911, toen op een gegeven moment de oorlog onvermijdelijk scheen, was Nederland nog niet ter dege toegerust om eene forceering van de posities bij Vlissingen (welke Engeland, naar men wist, te voren in studie genomen had) te voorkomen; feitelijk waren we niet in staat ernstige operaties tegen Duitschland via onze territoriale wateren, eventueel ook via onze landwegen te stuiten; effectief neutraal hadden we niet kunnen zijn. Sedert verliep wederom een jaar en nog kwamen wij niet gereed. Het kardinale punt - de vraag of Nederland zich zal toerusten om een vijandelijke vloot ter reede van Vlissingen en een vreemde krijgsmacht op de Schelde te kunnen weren - staat nu te worden beslist in bevestigenden zin. Na acht jaar talmen en beraden zal dan eindelijk de eerste groote stap in de goede richting worden gezet. De regeering en het land kunnen met het thans gerezen vooruitzicht worden geluk gewenscht. - Maar veel blijft nog te verwachten en te hopen. Het is te hopen, dat degelijke versterkingen spoedig zullen worden gebouwd en dat ons land geen nadeelige invloeden of noodlottige gevolgen zal ondervinden van den kostbaren tijd, die inmiddels verloren is gegaan: eerst nadat versterkingen, die den doortocht over de Schelde (en de reede van Vlissingen) beheerschen, zullen zijn gebouwd, zal men gerust kunnen ademhalen; dan eerst zal de eerste voorwaarde voor de handhaving van eene effectieve neutraliteit zijn vervuld, door welke niet alleen groote mate van waarborg van den vrede voor het eigen land verkregen wordt, maar terzelfder tijd het oorlogsgevaar elders in West-Europa zeer verminderen zal; zoolang het fort of de fortenGa naar voetnoot1. nog niet sterk zijn gebouwd, blijft Nederland met een gewelddadige schending zijner neutraliteit bedreigd. Te hopen is ook, dat de Staten-Generaal zich zullen herinneren, dat Saguntum verloren ging terwijl de Senaat beraadslaagde; dat zij niet door kleine critiek nieuw verlies van tijd zullen veroorzaken; dat zij zich niet gerustgesteld zullen gevoelen, omdat voor het oogenblik de politieke barometer van Europa wat vooruit schijnt te gaan; dat zij zullen begrijpen dat een ernstig bedreigd levensbelang op het spel staat en zij dus niet slechts de gevraagde middelen zullen toestaan, maar alles wat voor eene meest degelijke bevestiging van rivier (en reede) noodig is. Want met de versterking aan den Scheldemond staat of valt onze neutraliteit en veiligheid. Last, not least, blijft nog een groote zorg: dat de Regeering zich niet late verleiden of dringen een stap te doen, door welke onze souvereine rechten aan de Schelde beperkt, onze plichten als neutrale Staat zouden verzaakt worden. Dat zou een stap zijn, verder terug dan die welken we nu vooruit gaan. In België en elders gaan weder stemmen op, die den voorgenomen fortenbouw als niet toelaatbaar verklaren. Een nieuw, naar ons voorkomt uiterst zwak maar tòch wel aandachtwaardig standpunt verdedigt de ‘Metropole’, die oordeelt, dat de vraag of een vreemde krijgsmachten, in het belang der Belgische neutraliteit, op de Schelde moet worden toegelaten, niet aan Nederland ter beslissing is, in zooverre geacht kan worden, dat het onder de Noordzee-Conventie gewaarborgde status quo door den forten- | |
[pagina 393]
| |
bouw wordt aangetastGa naar voetnoot1.; de ‘Flandre Liberale’ nam met bevreemding kennis van de plannen der Nederl. Regeering, ontkent haar recht en wenscht krachtig verzet; de ‘Moniteur Maritime et Commercial’ ontkent eveneens ons recht de Schelde voor een aan België bevriende krijgsmacht gesloten te houden; de ‘Petit Bleu’ zegt echter, dat een absoluut verbod van doortocht niet bestaat en de fortenbouw voor de approviandeering van Antwerpen geen beletsel is: ‘nous n'avons plus à nous en alarmer’, m.a.w. het fort is niet bedoeld of berekend als eene sluiting der Schelde in tijd van oorlog voor elke vreemde krijgsmacht. En de ‘Nieuwe Courant’ ('s-Gravenhage) spreekt in den geest van die Belgischen organen, welke geen aanstoot nemen, zeggende in te stemmen met de opvatting van de ‘Gazette de Hollande’: dat de Belgische ongerustheid op een verkeerde opvatting van de kwestie berust. Voorwaar, indien - wat deze en meer dergelijke uitlatingen kunnen doen veronderstellen - de Franschgezinde kringen in België mochten verstaan, dat inderdaad sluiting van de Schelde voor vreemde krijgsmachten, door België voor neutraliteitsdoel ingeroepen, buiten het oogmerk van de voorgestelde Nederlandsche fortificatiën ligt, dàn zouden wij tot ons diep leedwezen geen enkel woord mogen terugnemen of in het minst verzachten van wat de vorige maand geschreven werd. Dan was er slechts een schijnbare tegenspraak tusschen onze opvatting van toen en de thans van Regeeringswege uitgaande stukken betreffende de kustdefensie. Wel blijkt nergens uit, dat de Regeering het fort wil bouwen om het alleen voor de verdediging der reede, niet voor de sluiting van de Schelde te gebruiken (al is het velen wel opgevallen, dat in de jongste memorie van antwoord het vroeger vooropgezette doel ‘handhaving der onzijdigheid op de Westerschelde’ niet meer wordt genoemd); maar zoolang de Regeering niet ter waarschuwing van vriend en vijand vierkant verklaart, dat zij haar plicht van onthouding in het Belgische neutraliteitsvraagstuk kent en zal naleven, zoolang zij niet krachtig en duidelijk heeft getuigd, dat zij zich door geenerlei consideraties laat afbrengen van het recht en van den plicht om een vreemde krijgsmacht op de Schelde te weren, zoolang blijven aspiraties werkzaam tegen het rechtmatig en plichtmatig gebruik der versterkingen, - aspiraties die tot agitaties van vredeapostelen en ander minder goed willende elementen moeten leiden, waardoor Nederland van een strikt neutraal standpunt kan worden afgedrongen en ernstige complicaties kunnen ontstaan. Hoe eer de regeering hare neutrale positie ter zake van het Belgische neutraliteitsvraagstuk zuiver stelt, des te beter het zal zijn. | |
Aanstaande ontspanning?
| |
[pagina 394]
| |
samenwerking aan te geven, welke, naar men hoopte, zich niet tot Azië, allerminst tot Perzië alleen, beperken zou, doch ook in het Europeesche concert effect zou hebben. - Tijdens de Bosnische quaestie schenen op een gegeven moment de stoutste verwachtingen der Britsche staatslieden in vervulling te zullen gaan. Thans moet men vermoedelijk van eene volkomen mislukking der met de ‘entente’ gezochte oogmerken spreken. Gelijk het verbond voor Japan, zoo is de verstandhouding voor Rusland geen beletsel geweest om, met terzijdestelling van Engeland's prestige en belang, de eigen positie in Oost-Azië te versterken. In het verdrag van Portsmouth werd, onder den invloed van Engeland, dat als protector van China optrad, de bepaling opgenomen, waarbij de Chineesche souvereiniteit over Mandschoerije werd ‘erkend’, wezenlijk hersteld. Maar de Russisch-Japansche Overeenkomst van 1910 heeft die souvereiniteit vernietigd. De hooge contractanten hebben in hunne respectieve invloedsferen in Mandschoerije hun gezag gevestigd. Bovendien breidden zij hun invloed in Mongolië uit. Thans is eene Entente tusschen Rusland en Japan getroffen, waarbij niet slechts Mongolië tusschen hen in invloedsferen wordt verdeeld, maar die voor onafzienbaren tijd algemeene samenwerking van deze beide grootmachten in 't vooruitzicht stelt - samenwerking welke, met het oog op de revolutie in China, nog groote vruchten dragen kan. Te Londen loochent men niet de groote, vèrstrekkende beteekenis van het samengaan van Rusland en Japan. Het zal slechts bij de gratie van die mogendheden zijn, indien Engeland zich in Thibet kan vestigen. Engeland, hetwelk vóór 1895 nog een eerste viool in Oost-Azië speelde, speelt thans derde. Wat Perzië zelf betreft, daar is hetgeen bereikt werd van zeer problematieke waarde. In Noord-Perzië oefent Rusland reeds weder wezenlijk gezag uit. Het bouwt er zijn spoorwegen, die het steeds nader naar de Britsch-Indische grens brengen. Terzelfder tijd pousseert het, met hulp van het internationaal kapitaal, de plannen voor den grooten Trans-Perzischen spoorweg, welke tot over de Indische grens voert. De Britsche minister van buitenlandsche zaken heeft het in het Lagerhuis (zitting van 10 Juli) franchement toegestemd, dat het voor Engeland's positie in Indië goed zou zijn als heel Perzië een ondoordringbare woestijn ware. Duidelijk heeft hij te kennen gegeven den bouw van deze lijn niet te zullen bevorderen; een Perzische leening, in verband met den spoorwegbouw noodig, zal hij niet steunen. Er is hier enorm verschil van belang. De Britsche militaire autoriteiten verzetten zich ten scherpste tegen den Trans-Perzischen spoorweg (ook door Fransche en Duitsche kapitalisten gewenscht). Zij waarschuwen, terecht, dat gelijk Rusland langs den Trans-Siberischen spoorweg in korten tijd eenige honderdduizenden soldaten naar Mandsjoerijë kon expediëeren, het langs een Trans-Perzische lijn ook gemakkelijk een groote macht op de Britsch-Indische grens zou kunnen samentrekken. En, ongelijk Japan, zou Engeland niet een aanzienlijke macht daartegenover knnnen stellen. In confesso is, dat het Britsch-Indische leger grootendeels in, tijdelijk zelfs, onmisbare garnizoenen vastgelegd is en slechts luttele macht in het veld zou kunnen brengen. De militaire medewerker van de Times zegt het openlijk: indien Rusland een spoorweg heeft, waarlangs het troepen op de Indische grens kan samentrekken, dan moet in Engeland gedwongen dienstplicht worden ingevoerd óf het wordt voor de veiligheid van zijn Indisch Rijk van Rusland's vriendschap absoluut afhankelijk. - In Perzië wordt de oude strijd gestreden onder voorwaarden, die voor Rusland niet onvoor- | |
[pagina 395]
| |
deelig zijn, in zooverre het sedert 1907 in Noord-Perzië formeel als paramount is erkend. Naar gelang de Russisch-Engelsche verhouding in Azië, de verstandhouding van 1907 ten spijt, haar historisch, haar antagonistisch karakter hernam, is in Rusland de neiging tot toenadering met andere, niet met Engeland bevriende grootmachten gevoed. Nadat Iswolsky, die een dubbelzinnige rol heeft gespeeld, was afgetreden, leidde die geest van toenadering voor het eerst tot resultaten in 't vorig jaar, toen te Potsdam verstandhouding getroffen werd. De thans te Baltischport aangevangen en te Petersburg voortgezette besprekingen geven groot uitzicht, dat eene Russisch-Duitsche entente in wording is, waardoor de groepeering der mogendheden eene belangrijke verandering zal kunnen ondergaan. | |
De bijeenkomst te Baltischport.Het na de ontmoeting der Keizers te Baltischport door de verantwoordelijke leiders hunner buitenlandsche politeek uitgegeven communiqué, vaststellend, dat nergens ter wereld verschil van belang tusschen de beide groote Rijken bestaat, duidt op eene zeer goede verstandhouding. Wij zijn geneigd aan deze Verklaring buitengewoon groote beteekenis te hechten en er zelfs eene voorspelling in te hopen van het aanstaande algeheele failliet van de Britsche entente-politiek, waardoor gansch Europa gedurende bijna tien jaar in hevige onrust gehouden is. Na de Baltischportsche Verklaring is het moeielijk denkbaar, dat Rusland zich tegenover Duitschland niet neutraal zou houden, indien over de thans aanhangige quaesties - alle welke onderwerp van bespreking hebben uitgemaakt - een oorlog in West-Europa uitbrak. Indien deze opvatting juist is, dan springt de groote beteekenis van de resultaten der keizersontmoeting in het oog. Duitschland kan dan zijn Oostergrens ontblooten; zijn overwicht op Frankrijk doen toenemen. De Republiek, die in 1904 haar bondgenoot Rusland in den steek liet, zou dan thans haar streken thuis krijgen - zij het onder veel vriendschapsbetoon, dat men den Franschen minister-president, als hij de volgende maand Petersburg bezoekt, natuurlijk niet zal onthouden. Frankrijk zal dan, door een toenemend geweldige overmacht van Duitschland bedreigd, eerder tot eene eerlijke politiek en tot het bewaren van den vrede gedwongen kunnen worden. - De door ons gehoopte en gedachte beteekenis van de te Baltischport getroffen verstandhouding zal de inleiding kunnen worden van groote veranderingen in de thans zoo gevaarlijke internationationale verhoudingen. Zij zou dan ook eene plausible verklaring geven van de vredelievende en tegenover Duitschland vriendschappelijke redevoering van den Britschen minister van buitenlandsche zaken, welke ‘gecontrasigneerd’ werd door Lloyd George, die in 1911 op zoo geheel anderen toon gesproken heeft. Het schijnt niet onmogelijk, dat snel een beslissend moment nadert in den grooten strijd, die tot dusverre met de wapenen der diplomatie in Europa wordt gevoerd. Of hij ook met die wapenen kan en zal worden beëindigd staat te bezien. Onmogelijk is het niet. Het is niet ondenkbaar, dat Engeland, welks hand wezenlijk tegen allen was opgeheven, plotseling eene continentale coalitie in wording vindt, waarvoor het bukken moet, wil het niet ondergaan. Wordt het in Azië door zijn bondgenoot Japan en door het ‘bevriende’ Rusland teruggedrongen, door de instandhouding | |
[pagina 396]
| |
der Triple Alliantie en dank ook de goede verstandhouding, tusschen Rusland en Duitschland geboren, wordt het overwicht, hetwelk Engeland in Europa scheen te zullen vestigen, ernstig bestreden. Het is niet ondenkbaar, dat onder Russisch-Duitsch-Oostenrijkschen invloed de Italiaansch-Turksche oorlog spoedig beëindigd wordt op eene wijze waardoor groote veranderingen worden voorbereid in de Middellandsche Zee, waar Engeland paramount was... vóór de vloot in de Noordzee werd geconcentreerd. De Keizersontmoeting te Baltischport opent groote vooruitzichten. |
|