De Tijdspiegel. Jaargang 64
(1907)– [tijdschrift] Tijdspiegel, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 179]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De Nederlandsche departementen van algemeen bestuur.Het was in het jaar 1905, dat de heer Mees in de Tweede Kamer der Staten-Generaal betoogde, dat Nederland op te grooten voet leeft, dat het er een te weelderig ambtenaarspersoneel op na houdt, hetgeen ten gevolge heeft, dat onze staathuishouding veel duurder is dan in die landen, welke met ons gelijk staan. Waar toenmaals voor dit onderwerp in Rumenië 38.20, in Denemarken 44.77, in België 55.86 francs besteed werd, kostte het in Nederland 63 francs. Het voor Nederland zoo hooge cijfer is eerst ontstaan in latere jaren; de staatsbegrootingen geven er de doorslaande bewijzen van. Het is dan ook zeer goed verklaarbaar, dat dit onderwerp de aandacht van de volksvertegenwoordiging en van het groote publiek is gaan trekken. Bij de overweging van de staatsbegrooting voor het loopend jaar was dat in het bijzonder het geval, doordien de minister van landbouw, nijverheid en handel, in de memorie van toelichting bij zijne begrooting, het volgende mededeelde: ‘Het aandeel van den Staat in de bezoldigingen der bestuursleden en ambtenaren der Rijksverzekeringsbank moet voor 1907 op een aanmerkelijk hooger bedrag worden geraamd dan over 1906 is toegestaan. De oorzaak hiervan is in de eerste plaats gelegen in de noodzakelijkheid van uitbreiding van het lagere personeel. Was ten vorigen jare nog twijfel gewettigd, of de behoefte aan aanmerkelijke vermeerdering van dat personeel eene blijvende zou zijn, thans kan als vaststaande worden aangemerkt, dat het vaste bureaupersoneel met 200Ga naar voetnoot(*) ambtenaren moet worden aangevuld. Deze ambtenaren zullen deels den rang moeten hebben van klerk, deels een nieuwen, in te stellen rang van schrijver.’ De Nederlandsche Staat is bij dit onderwerp financiëel nauw betrokken, omdat deze een aandeel draagt in de kosten, vallende op de bezoldigingen van de leden van het bestuur en de ambtenaren der bank. Dit bedrag beloopt over 1907 reeds f 361.075. Zooals werd aangestipt, hebben ook volksvertegenwoordigers zich dit | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 180]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
onderwerp aangetrokken en onthouden zij hunne opmerkingen in deze niet aan de regeering. De ministers, wetende wat zij jaar in jaar uit op dit punt te wachten hebben, staan met hun antwoord gereed, hetwelk in hoofdzaak daarop neerkomt, dat het de nieuwe wettelijke regelingen zijn, welke meer ambtenaren vorderen. Tegen deze beweringen valt - uit den aard der zaak - weinig of niets in te brengen, hetgeen ten gevolge heeft, dat de volksvertegenwoordiging op dit punt in een soort van berusting komt. In dit verband nu wil het ons in 's lands belang niet overbodig toeschijnen dit onderwerp tot een punt van overweging te maken. Aan de negen departementen van algemeen bestuur zijn, blijkens de verschillende begrootingen over 1907, de volgende aantallen ambtenaren en officieren werkzaam: | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 181]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 182]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ieder minister stelt - behoudens de goedkeuring van de volksvertegenwoordiging - het aantal ambtenaren voor zijn departement vast. Jaarlijks wordt voor dit onderwerp het daarvoor vereischte bedrag op de staatsbegrooting gebracht. Regelen aangaande het aantal ambtenaren in de verschillende rangen bestaan niet. De grootste verscheidenheid valt dan ook - zooals uit de voormelde opgave blijkt - bij dit onderwerp te constateeren. Om slechts bij een voorbeeld te blijven: terwijl bij justitie en oorlog ieder drie raadadviseurs zijn aangesteld, treft men er bij landbouw en koloniën slechts één en bij de overige departementen zelfs geen aan. Alleen voor de klerken is een toelatingsexamen ingesteld. Ieder minister stelt de eischen van bekwaamheid en de verdere voorwaarden tot toelating vast. De bevordering in het ambtenaarskorps heeft voor elk departement afzonderlijk plaats. Ook daaromtrent bestaan geen regelen. Vond in vroeger tijd - behoudens enkele uitzonderingen - eene geleidelijke opschuiving in de verschillende rangen plaats, in de latere jaren valt daarin eene aanmerkelijke verandering te bespeuren. Meer en meer toch worden personen, in het bezit van een of twee academische graden, bij de verschillende departementen in dienst genomen. De laagste rang, welke aan deze categorie van personen wordt toegekend, is die van adjunct-commies. Bij het departement van oorlog gebeurt het, dat officieren met soms hooge rangen bij het ambtenaarskorps overgaan, terwijl bij het departement van koloniën over gepensionneerde officieren van het Oost-Indische leger wordt beschikt. Deze maatregelen zijn mede een gevolg daarvan, dat hoogere wetenschappelijke eischen aan den ambtenaar bij de departementen van algemeen bestuur worden gesteld dan vroeger. De ondervinding bewijst intusschen, dat aan zoodanige regeling het groote bezwaar verbonden is, dat de ambitie bij een deel der ambtenaren wordt gefnuikt, hetgeen - het kan niet anders - zeer ten nadeele van het werk en dus van de schatkist moet zijn. Een eenmaal gepasseerd ambtenaar - als hij al niet gaat tegenwerken - komt er dikwijls toe niet meer te doen dan hetgeen het behoud zijner betrekking vereischt. En dat is waarlijk niet veel. Het is eenmaal zoo, men heeft in Nederland te weinig vat op den ambtenaar. Simulatie van ziekten, enz. - welke geregeld werken belemmeren - is er meermalen een onvermijdelijk gevolg van. Een ander bezwaar is, dat een min of meer vlottende ambtenaarsstand bij de departementen is ontstaan. Wat toch is het geval? De personen, die de betrekking van ambtenaar bij een departement van algemeen bestuur aanvaarden, verbinden zich hoegenaamd niet. Zij | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 183]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
kunnen dus iederen dag op aanvrage hun ontslag bekomen, wanneer hun eene voordeeliger positie wordt aangeboden. En dit gebeurt met de ambtenaren, voorzien van doctorale titels, nog al eens, zelfs voór zij zich in den nieuwen werkkring hebben ingewerkt. Ook de departementen en hooge collegiën van staat onderling troggelen - om het zoo maar eens te noemen - elkaar goed bekend staande ambtenaren af. De algemeene rekenkamer vond in die omstandigheid nog niet lang geleden aanleiding om de traktementen van zekere categorieën van ambtenaren te verhoogen, teneinde ze daardoor aan de instelling verbonden te houden. Naar algemeen gevoelen mag de bestaande toestand niet worden bestendigd. Als middelen tot verbetering worden aan de hand gedaan - bij eene afzonderlijke wet - het aantal ambtenaren boven den rang van commies voor elk departement vast te stellen en wijders te te bepalen, dat de ambtenaren zich bij het aanvaarden hunner betrekking voor minstens vijf jaren moeten verbinden. De werktijd van de ambtenaren is voor ieder departement bij huishoudelijke regeling vastgesteld en komt vrijwel daarop neer, dat zij zijn aangewezen om zich van omstreeks 9½-12 en van 1½-4 uur aan de departementen te bevinden. Bij enkele departementen is het aanvangsuur een weinig vroeger of later gesteld, zijn de hoofden der afdeelingen en hoofdambtenaren aan bedoelden regel niet gebonden, wordt door klerken enkele malen avondwerk op de secretarie verricht en wordt voor spoedeischend werk ook wel door hoogere ambtenaren buiten de aangegeven uren gewerkt. De over het algemeen vastgestelde werktijd bepaalt zich dus tot vijf uren per etmaal. De minister van oorlog Staal bevestigde zulks naar aanleiding van eene vraag daaromtrent van de zijde der Tweede Kamer gedaan. Bij het departement van oorlog bleven vroeger de ambtenaren en zelfs de ministers van oorlog ook van 12-1½ aan het departement, terwijl een korte tijd daarvan werd benut tot het gebruiken van een boterham. Het was wijlen de minister de Roo van Alderwerelt, die bepaalde, dat eene zekere categorie van ambtenaren, nl. zij, die met redactiewerk waren belast, vrijheid zouden hebben het departement van 12-1½ uur te verlaten. Later werd deze maatregel algemeen en zelfs op klerken van den laagsten rang toegepast. Contrôle op het op tijd aan de departementen komen bestaat slechts bij uitzondering en komt daarop neer, dat bij het binnentreden eene presentielijst moet worden geteekend. Een gevolg van het niet algemeen bestaan van zoodanig contrôlemiddel heeft ten gevolge, dat veel ambtenaren niet op tijd aan hun werk zijn. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 184]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Uit dagbladen valt op te maken, dat ook de minister van financiën zich genoodzaakt heeft gezien onverwachts eene presentielijst ter teekening aan zijn departement te leggen en het bleek daarbij, dat veel ambtenaren niet op tijd aan het departement waren. Het valt zeker - mede voor de ambtenaren, die zich door ijverige plichtsbetrachting onderscheiden en die zijn er veel - te betreuren, dat de minister van financiën zich tot dien maatregel gedwongen zag. Nu het vertrouwen in deze ook bij den minister van financiën geschokt is, zal eene voordurende strenge contrôle van zijne zijde zeker niet uitblijven en zullen ook de overige ministers wel de noodige voorzorgen genomen hebben of nog nemen. Wat aan het groote publiek in deze ook ergernis geeft, is, dat er zooveel ambtenaren worden aangetroffen, die steeds de uiterste minuut, voor binnentreden vastgesteld, afwachten door in de buurt van het departement te blijven wandelen. Ook ‘het Plein’ en de omliggende straten leveren tweemaal per dag daarvoor doorslaande bewijzen. En dat, terwijl men die ambtenaren bij het slaan van 12 en 4 uur met een drang, aan hun leeftijd minder eigen, de departementale gebouwen kan zien verlaten. De voornaamste aanleiding hiertoe is, naar algemeen gevoelen, dat niet altijd de noodige ambitie bestaat en dat een betrekkelijk groot aantal ambtenaren in dienst bij de burgerij der residentie is of wel thuis particulier werk verricht. Dit nu is eene ernstige kwaal onder de ambtenaren, die van grooten invloed is op het departementale werk, dat zij verrichten. Een ambtenaar, die den geheelen avond, ja halve nachten, zoogenaamd op stuk gewerkt heeft en zelfs kunstmiddelen heeft moeten aanwenden om wakker te blijven, is den volgenden dag weinig of niets waard voor zijn werk. Prijzenswaardig moet het bij den lageren ambtenaar worden geacht, dat hij zijn vrijen tijd nuttig besteedt en zoodoende tracht zijn inkomsten te vermeerderen. Jammer daarentegen is het, dat dit laatste voor een groot gedeelte eene gebiedende noodzakelijkheid is en hij daardoor gedwongen wordt vaste nevenbetrekkingen te aanvaarden of vaste werkzaamheden te verrichten. Het ligt dan ook op den weg der regeering daartegen - zoowel in het belang van den Staat als in dat van den ambtenaar - afdoende maatregelen te nemen. Dit is mogelijk door te zorgen, dat ook de ambtenaren in lagere rangen goed betaald worden. Dan toch kan de regeering vergen, dat de ambtenaar zich geheel en met toewijding aan zijn taak geeft. En daar het voor een gezond ambtenaar - de zieken en zwakken zouden niet in dienst gehouden mogen worden - niet het minste | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 185]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bezwaar oplevert zevenGa naar voetnoot(*) uur arbeid per etmaal te verrichten, kan hierin een middel worden gevonden het aantal ambtenaren te verminderen en de traktementen van de overblijvenden, voor zoover dit noodig is, te verhoogen. Zeer zeker zou men zoodoende besparing verkrijgen, een gezonder en tevredenen korps ambtenaren kweeken en veel meer en beter werk worden geleverd. De bezoldiging van de staatsambtenaren is als volgt: | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 186]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 187]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Uit dit overzicht blijkt, dat niet steeds de noodige eenvormigheid bestaat, dat de bezoldiging van de hoogere ambtenaren over het algemeen ruim voldoende is te achten en dat verhooging in de lagere rangen - vooral in de aanvangstraktementen van adjunct-commies - noodig is, indien n.l. besloten wordt meer en beteren arbeid te gaan vorderen. Dat zich op het gebied der bezoldiging vreemde toestanden voordoen, kan o.a. blijken uit het volgende geval: Door den secretaris-generaal van het departement van koloniën werd voor eenigen tijd, bij nota, aan de schrijvers en klerken medegedeeld, dat voortaan veel schrijfwerk, dat tot dusver tegen extra-betaling aan gegadigden werd uitgegeven, voortaan aan het departement zelf zal worden verricht. De betrokken schrijvers en klerken zullen daartoe ook 's avonds aan het departement moeten komen. Aanleiding tot deze regeling werd, behalve om bezuiniging te verkrijgen, ook gevonden, omdat er een Koninklijk besluit bestaat, dat aan de ambtenaren, die tot het vaste korps behooren, verbiedt buiten bureautijd dergelijk schrijfwerk tegen extra-betaling te verrichten, waardoor het voorkwam, dat de schrijvers (niet vaste ambtenaren) soms hooger inkomen hadden dan de klerken (vaste ambtenaren). De kosten voor de departementen zijn voor 1907 geraamd op:
Gewoonlijk wordt ieder jaar voor dit onderwerp bovendien nog geput uit het artikel ‘onvoorziene uitgaven.’ In den inwendigen dienst der departementen ware eene belangrijke verbetering te brengen, door te bepalen, dat de jaarlijksche verloven op hoogstens 14 dagen worden gesteld en door strenge bevelen uit te vaardigen tegen het, onder bureautijd, verrichten van particulier werk, het ontvangen van particuliere bezoeken, het lezen van couranten, tijdschriften e.a. Met een en ander gaat iederen dag heel wat van den werktijd verloren en het is deze toestand, die veel er toe heeft bijgedragen, dat het ambtenaarspersoneel reeds tot 756 is geklommen. Men zou zoo zeggen, dat met zoo'n aantal - voor hunne betrekking geschikte - ambtenaren, bij vlijtigen aanleg, reuzenwerk zou kunnen worden verricht. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 188]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De secretarissen-generaal der departementen alsmede de hoofden der afdeelingen vinden ook in dit opzicht een ruim veld ter bearbeiding. Het wordt in 's lands belang hoog tijd, dat maatregelen worden genomen, waardoor al de secretarissen-generaal gelegenheid zullen hebben zich in deze behoorlijk van hun taak te kwijten. Aan de meesten ontbreekt daartoe thans in den regel de tijd. Behalve op de hiervoren aangegeven noodige voorzieningen, dient op decentralisatie te worden aangestuurd. Er vallen immers departementen aan te wijzen, welke er op uit zijn werk naar zich toe te halen, inplaats van het op daartoe aangewezen chefs van diensten over te brengen. Hoe toch zou het anders mogelijk wezen, dat bij het departement van oorlog het aantal ingekomen stukken (de kabinets- en periodieke stukken niet mede gerekend) van 1870 tot 1906 is gestegen van 33000 tot 86000 per jaar. Naar men hoort beweren, wordt door afdeelingschefs in deze richting gestuurd om daardoor meer gewicht aan hun betrekking te geven. De minister van oorlog had in bedoelde gegevens aanleiding moeten vinden een ernstig onderzoek in te stellen en dan zou hem gebleken zijn, dat voormelde beweringen waarheid bevatten. Hoe dit intusschen zij, noodig is het, dat een groot gedeelte van het werk, dat nu bij het departement van oorlog wordt verricht, worde overgedragen aan chefs van diensten, divisiecommandanten, e.a. Dit is te meer noodig, omdat het militaire departement ernstig gebukt gaat onder de voortdurende wijziging van wetten, Koninklijke besluiten, ministerieele aanschrijvingen e.a. zoowel op het gebied van organisatie, beheer en administratie, zonder dat het vooruitzicht bestaat, dat daarin eerlang verbetering te wachten staat. Een zoodanig onderzoek in vorenstaanden zin bij de overige departementen zou vermoedelijk aan het licht brengen, dat ook daarbij in deze richting heel wat te doen valt. Het vorenstaande zal, naar we vertrouwen, de overtuiging hebben bevestigd, dat veel verbeterd en gewijzigd dient te worden in de organisatie en den inwendigen dienst der departementen van algemeen bestuur. En daar het hier een algemeen belang geldt, zou er voor de regeering aanleiding kunnen bestaan tot de instelling van eene staatscommissie, aan wie niet alleen werd opgedragen een rapport uit te brengen over den bestaanden toestand, maar ook voorstellen te doen tot afdoende verbetering daarin. E. van Gendt. |
|