De Tijdspiegel. Jaargang 44
(1887)– [tijdschrift] Tijdspiegel, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd[p. 432] | |
Uit het memoriaalboek van burgemeesteren en regeerders van Delft.Werkstaking, een woord, dat een verschijnsel, een feit aanduidt, in Nederland tot nog toe slechts bij uitzondering bekend, is daar evenwel niet vreemd en het Memoriaal, dat reeds zooveel stof tot opmerkingen en vergelijkingen aangaande en met vroegere toestanden aan de hand gaf, levert ons in de volgende aanteekening een staaltje van het euvel, hetwelk door de samenwerking van talrijke oorzaken, die de maatschappelijke verhoudingen gaandeweg hebben verstoord en bedorven, de XIXde eeuw in verontrustende mate te voorschijn riep, en dat, wie weet met welke ontzettende, niet meer te breidelen overmacht, zich eerlang zal weten te doen gelden. De gezaaide wind zal onverbiddelijk te zijner tijd den storm doen maaien. ‘Alzoo de Kerkmrs. van de Oude Kerke dezer stede mijn heeren den Burgemrn. ende Regeerders aangedient ende te kennen gegeven hebben, dat de voorz. Kerke groote, merkelijke kosten gehad ende gedragen heeft in 't gieten ende hergieten van de klokken der voorz. kerke, ende ook van nootelijke (noodzakelijke) reparatiën, an dezelve Kerke gedaan, groote kosten gehad heeft ende nog dagelijks hebben ende dragen moet. Ende dat zijlieden bovendien het loon van den luiders hebben moeten augmenteren (vermeerderen), “alsoe die zelve om 't oude loon nyet langher en begheerden te dienen”; zoo is 't dat mijnheeren den Burgemrn. en de Regeerders voorn., bij advies van den voorz. Kerkmrn., geordonneert ende gestatueert hebben, dat zoo wie van nu voortaan zal begeeren geluid te hebben de aldergrootste klokke(*), daarvan (voor) betalen zal 4 ℔ van 40 gr.; van de klokke genaamd Hypolitus 20 schell. ende van de klokke daarvan volgende 10 schell. | |
[p. 433] | |
Actum den lesten October ao 1570.’ Dus: verhoogd arbeidsloon, verhoogd tarief, zoodat de Kerkfabricage hare vermeerderde uitgaven gedekt zag. Dit gebeurde ruim drie eeuwen geleden.
Mr. Christiaan Adriaansz. van der Goes, Heer van Spijk, vervulde van 1559-1581 de gewichtige en moeitevolle betrekking van Schout der Stede van Delft(*). Vooral in den turbulenten tijd, toen de Geuzen zich ook hier vertoonden en de gemoederen der Spaanschgezinde overheid en van menig tot dusverre rustig levend burger van Delft in beroering werden gebracht door den steeds meer en meer dreigenden ommekeer van zaken, die ‘by de piraeten ende rebellen van sijne Mat.’ werd gaande gemaakt en bevorderd; in die ‘dangereuse’ dagen had Mr. Christiaan eene zware taak te vervullen, waarvan de beide volgende aanteekeningen den omvang doen kennen. Al kan men zijn gedrag niet in alle opzichten goedkeuren, - inzonderheid zijne vervolgingswoede tegen de zoogen. ketters plaatst hem in een ongunstig licht - lijdt het toch geen twijfel, of Schout Van der Goes was, volgens het gevoelen der toenmalige Burgemeesters van Delft, de rechte man op de rechte plaats. Geen wonder, dat hij dat ambt, tot schrik van alle bedelaars, vagebonden en ander volk van dat soort, gedurende 22 achtereenvolgende jaren bleef bekleeden. De ‘nieuwe religie’ was toen doorgedrongen, de Leidsche Universiteit gesticht en in 1579 werd door de Staten van Holland gepubliceerd het besluit, waarbij ‘de exercitie van de Roomsche religie’ in dat gewest verboden werd(†). Tegen dien stroom vermocht hij niet langer op te roeien en nadat hij was ‘afgestaen’, trad Willem van Dorp in zijne plaats als Schout of Officier op, die tevens zijns voorgangers broeder, Pieter Adriaansz. van der Goes, als Dijkgraaf van Delfland in 1575 was opgevolgd. Ziehier de bedoelde besluiten van Burgemrn. ‘Alzoo Mr. Christiaan van der Goes zekeren langen tijd Schout der | |
[p. 434] | |
Stede van Delft geweest hebbende, gedient heeft in den jare 1566, als er opgerezen is geweest “den troublee van de gheusen” ende de tijd zeer dangereus was, waaromme van noode was goede toezigte bijzonder van den Officier, ende niet alleen voor dat jaar, maar ook de navolgende jaren, alzoo daar veel vagabunden deur het lant loopende waren ende hen (zich) mede in de steden onderhielden (ophielden), zulks dat de voorn. Officier scherpelijk regard heeft moeten nemen, wat personen bij dage binnen dezer stede converserend waren, gaande dagelijks bij menigte bedelen ende onder 't deksel van dien(*) verspiedende de luiden hunne huizen ende eenige bij dage in hunne huizen vermoordende, pogende mede bij avonde ende des nachts de luiden te knevelen; omme dezelve uiter stede te weren en des avonds op te teekenen alle degenen, die hier binnen der stede waren gelogeert; mitsgaders zeer dikwijls bezoekende des nachts alle de tavernen, of zijluiden hunne gasten ook (wel) te regt aangebragt (aangegeven) hadden; van gelijke des nachts tot diverse stonden de wachten te bezoeken, of zij goede wacht hielden; tenderende (strekkende) 'tzelve tot groote moeite, arbeid ende kosten van den Officier, omme zijne dienaars daartoe te houden(†). Waarom den voorn. Officier van mijnheeren den Burgemrn. inder tijd dienende(§) toegezeit is geweest zijne extra ordinaris moeiten ende kosten te recompenseeren. Ende alzoo hem tot dezen dage toe daarvan geen recompence is geweest, zoo zijn de tegenwoordige Burgemrn., als: Jan Jan Aspersz., Huig Jansz. van Groenewegen, Sasbout Cornelisz. van der Dussen en Sasbout Beukelsz. van der Burch, met den voorn. Officier geaccordeert ende overgekomen, dat hij ontfangen zal, beginnende van Kersmisse ao. 1566 voorz. tot Kersmisse ao. '71 toe lestleden de somme van 60 ℔ van 40 gr. vlaams 't pont 's jaars, bedragende ter somme toe van 300 ℔. Ende alzoo de stad tegenwoordig niet bij den gelde is, overmits de groote kosten, die dezelve stad gehad heeft van de Spaansche soldaten, zoo zal de voorn. Schout betaald worden op drie de eerste ende naastkomende Kersmissen, telken een geregt derde ende dat uit handen van den Thesorier dezer stede ofte blafbewaarder in der tijd wezende; waarvan de voorn. Burgemrn. mij Secretaris der voorz. stede belast hebben den voorz. Schout acte te leveren. Actum den 18. October ao. 1571. Drie posten uit de Thesauriers-rekening van 1571 slaan op die Spaansche bezetting: “Den 8 Novemb. betaelt Grytgen Corn. dr. over (voor) vijff weecken | |
[p. 435] | |
huyshuyrs, daer (bij wie) de lichte vrouwen van de Spaensche soldaten inne ghewoont hebben, XV st. ende noch XXX st. van 't gundt zijluyden vernyelt ende verbrant hebben.” “Betaelt de Kerckmeesters van de Nyeuwe Kerck over XXVI weecken huyshuyr (d.i. huur van een huis) geoccupeert bij de Spaensche lichte vrouwen, tot X st. ter weecke.” “Den 22. Julij '71 es de Burgemrn. Huych Jansz. (van Groenewegen) met Jan Jansz. Sasbout gereyst tot Antwerpen an (naar) Don Frederico, om ontlast te worden van de Spaensche soldaten. Ende hebben verreyst, verteert met het boodeloon ende bellechier (fooijen) ende noch 100 coninx croonen, die den Secretaris gesconcken zijn, om de saeck te recommanderen, IIc LXXII ₤ VI st.” In April 1572 waren Spaansche soldaten in Delfshaven, blijkens de vergunning aan de huisvrouw van Gerrit de Lauwere gegeven, om “voor die Spangiaerts aldaer” wijn en bier te tappen, de moselair (bier) voor ½ st. de kan, en den Franschen wijn voor 5 st. de stoop. De andere aanteekening luidt: Alzoo de tijden hoe langer erger ende dangereuser worden ende het volk alle dagen deur groote armoede ende ellende tot meerder inobediëntie geïnciteert werden, waaromme grootelijks van noode is goede toezigt van den Officier, omme by dage naarstelijk uiter stad te weren alle vreemde bedelaars ende vagebonden ende dikwijls bij nachte te onderzoeken alle tavernen, zoo buiten de poorten in de voorburgten (voorsteden) als in de stad; ende naardien de stad volgens de laste ende beveel van de Excie van den Hartog van Alva, enz., ten minste alle winters zekere nachtwachte zal moeten doen houden, omme des avonds ende tsnachts de straten te veiligen ende daartoe van noode is, dat men henluiden dikwijls bezoeke, off zijluiden hunne wachte wel houdende zijn. Ende alzoo de(n) Officier zeer klagende was, dat de lasten dagelijks vermeerderende waren ende de proffijten verminderende overmits den benauwden tijt, ende dat zijne pachte(*) even zwaar bleef, dat (zoodat) hij kwalijk zijne dienaars daarop wist te houden, ende dat hij alle jaren hoe langer hoe meer ten achteren ging: zoo zijn Burgemrn.(†) met den voorn. Officier Mr. Christiaan van der Goes geaccordeert ende overgekomen, dat hij zijne dienaars daarop houden zal, omme bij dage de vreemde bedelaars ende vagebunden uiter stad te weren ende bij nachte dikwijls de tavernen bezoeken zal, wat “volck van avontuyeren” (fortuinzoekers) daar gelogeert zoude mogen wezen, mitsgaders ook te visiteren de nachtwachten, of zij goede wachte houdende zijn ende te houden onder henluiden goede toezigt ende disci- | |
[p. 436] | |
pline, waarvoor Mijnheeren den Burgemrn. voorn. den voorn. Officier belooft hebben ende beloven mits deze hem te doen betalen door den blafbewaarder ofte den Trezorier dezer stede voor zijne kosten van zijne dienaars ende extraordinaris moeite, de somme van C ₤ van 40 gr. vl. 't pont 'tsjaars, ingaande Kersmisse ao 1571, ende dat voor eenen tijt van drie jaren achtereenvolgende, zoo verre hij hier in officio (in dienst) blijft(*), ende niet langer, waarvan etc. Actum den 18. November 1571.’
Het in onze vaderlandsche geschiedenis zoo heuglijk jaar 1572 ging ook voor Delft niet zonder spanning voorbij. Gelijk ik vroeger deed opmerken, bleef die stad evenzeer bevrijd van de verschrikking eener belegering als van de gruwelen, die na de inneming eener van den Koning afvallige stad door de Spanjaarden plachten bedreven te worden. Het kostte evenwel de uiterste zorg en zeer veel beleid, om de stad tegen eene belegering of een coup de main te vrijwaren, aangezien de gemoederen van magistraat en burgers op politiek terrein ten zeerste waren verdeeld, naar gelang zij den godsdienst hunner vaderen getrouw gebleven of aanhangers van ‘de nieuwe religie’ geworden waren. Onze onpartijdige historicus maakt van dien onrustigen toestand gewag op bl. 436 zijner beschrijving en haalt de volgende plaats aan uit Emanuel van Meteren's Historie der Nederlandsche ende haerder Nabueren Oorlogen ende geschiedenissen: ‘De stadt van Delft in deze beroerten hielden oock haer Poorten toe, ende op haer eygen kosten namen sy, tot haerder bescherminge, eenig Krijgs-volck aen.’ Na het vertrek van die soldaten werd de overeenkomst aangegaan, voorkomende op fo 204 ro en vo van het 1. Memoriaalboeck van Burgemrn., welke, zoover ik weet, nog nergens werd medegedeeld. Zij werd, blijkens den korten inhoud ervan, op den kant aangegeven, getroffen ‘tusschen Burgemrn. ende die gemeente ter cause van de troublen binnen dezer stede op St. Jansdach ao 1572’. ‘Op huiden den 24. Junij ao 1572 zijn mijnheeren de Burgemrn., Schepenen ende vroetschap overkomen ende geaccordeert met Quirijn van Borsselen, Adriaen Louwersz., Willem Adriaensz. Pluym, mitsgaders Jacob Jansz. Bom, voor zich zelven ende uit den name van de | |
[p. 437] | |
gemeente dezer stede, in wapenen wezende(*), inder voegen ende manieren hier navolgende: In den eersten, dat dezelve gemeente beloven zal de Koe. Mat., onzen natuurlijken (echten, geboren) Prince, getrouw te wezen ende geen “Gheuzen” noch vijanden van zijne Mat. inne te laten. Item, dat de sleutelen van de poorten dezer stede zullen wezen in bewaarnisse van mijnheeren den Burgemrn. ende van twee van de vroetschap; ende zijn daartoe gecommitteert Gerrit Joostenz. ende Hendrik Duyst. Datter een Kapitein gestelt zal worden over “die knechten, die tot bewaernisse dezer stede aenghenomen zullen werden.” Ende heeft Dirck Jansz. Uytenbrouck(†) aangenomen voor den tijt van vijf of zes dagen dezelve knechten met pijp, trommel ende vaandel in orde te brengen ende in exercitie te houden. Dat er continuelijk alle nachten waken zullen zes rotten uit de eerste geëede (beëedigde) burgeren ende twee uit de nieuwe geëede burgerij, ofte zooveel min ofte meer, als mijnheeren de Burgemrn., hoomans ende rotmrs., naar gelegentheit van der zake bevinden zullen te behooren. Dat het grof geschut van dezen avond voorgeslagen (aangespannen) zal worden. Dat er geen soldaten en zullen mogen binnen dezer stad komen met lang geweer(§) ofte met “bernende” (brandende) lonten, maar dat zij gehouden zullen wezen 'tzelve geweer te laten onder de wacht van de poorte, daar zij zijn inkomende, ende dat de name van dien opgeschreven zal worden om regard daarop te nemen ende van dien avont te doen vertrekken. Dat een iegelijk gerestitueert zal worden zijn geweer, berustende op het stadhuis dezer stede, mits daarvan brengende eenig merk ofte bewijs, ende dat hun namen opgeteekent zullen worden. Dat er eenige palen geslagen zullen worden voor het gat van St. Aachten-convent, uitkomende in de veste(**). Voorts en sal niemant aan wederzijden(††) nagehouden worden 'tgeen van dezen verleden nacht geschiet ofte gebeurt is. De gemeente zal toelaten, dat Gerard van Zichem in de stad zal | |
[p. 438] | |
komen, om met mijnheeren den Burgemrn. te rekenen aangaande de bezoldiginge van de Duitsche soldaten. Alle welke punten ende artikelen de gemeente op het Marktvelt dezer steden in wapenen wezende, gelezen zijnde, belooft hebben te onderhouden ende mijnheeren den Burgemrn. jegens alle oproeren bij te staan ende alle invasiën (invallen) ende gewelt jegens geestelijk en wereldlijk te helpen keeren ende beletten. Ende hiermede is de gemeente van het Marktvelt gescheiden ende vertrokken. Aldus gedaan ende geaccordeert ten dage ende jare als boven. Des t'oirkonde bij mij Mr. Arent van der Meer, uit den naam van mijnheeren den Burgemrn, Schepenen en de Vroetschappen dezer stede, mitsgaders bij de voorz. comparanten inder qualiteit als boven, dit onderteekent.’ De bovengenoemde Gerard van Zichem was, luidens de quitantie, door hem aan Burgemrn. gegeven op den 26sten Juni 1572, ‘bestelder(*) hopman van weghen die Grave van Boussu, gouverneur ende Capiteyn-generaal van Hollant ende over een vaendel knechten, als van weghen die hoechlofflicken Coe. Mat. van Spaengien, etc.’ Volgens die kwijting had hij van Burgemrn. in volle betaling der bezoldiging van de Duitsche soldaten(†), welke van den 10den April tot den 26sten Juni 1572 alhier hadden garnizoen gehouden, ten getale van 270 man, en van den ‘Capiteyn-Lyeutenant ende andere Officialen (Officiers) ende oick dubbelt solders’, d.i. van hen, die op dubbele soldij waren aangenomen, ontvangen de som van 4463 gl., 8 st., 1 blanck of 12 penn., zoodat die bezetting de stad, naar de tegenwoordige geldswaarde gerekend, tusschen de 25 en 27,000 gld. kostte, nl. met bijvoeging van 900 gl. ‘aen schulden, ter cause van de victuaelgie (victualie; mondbehoeften) bij de huysluyden (boeren) den soldaeten gelevert’. Ten einde iemand bij de hand te hebben, die gedurende de troublen ‘scharpe examinatie ende executie’ zou kunnen doen, aangezien ‘den scerprechter uyt andere steden nyet en (was) te gekrijgen’, werd een schoutendienaar of rakker met den post van hulpscherprechter belast. Hij heette Scheele Arie en buiten het ordinaire loon van den beul kreeg hij eene extra wedde van 8 st. daags. Zijne officie als ‘dienaer’ moest hij daarbij trouw blijven waarnemen.
Ten einde met geene herinnering aan pijnbank en doodstraf te besluiten, en dat wel juist op den dag, dat het Nederlandsch Wetboek van | |
[p. 439] | |
Strafregt door Z.M. den Koning werd bekrachtigd, wil ik deze aanteekeningen, uit het I. Memoriaal van BB. getrokken, eindigen met eene resolutie van 1560, waarbij de stedelijke politie(*) onder toezicht werd gesteld van twee gecommitteerden, wier werkkring zich hoofdzakelijk bepaalde tot de contrôle, of de stedelijke keuren en ordonnantiën ‘onderhouden’ werden en, indien hun het tegendeel bleek, te zorgen, dat de overtreders zouden worden gestraft. De aanleiding tot dien maatregel blijkt uit de resolutie zelf, welke luidt als volgt: ‘Alzoo door kwade en sobere toezigt, mitsgaders groote conniventie(†) “dienders” van den Officier ende andere vinders(§) ende gecommitteerden van stedewege, de keuren ende ordinantiën gemaakt opte policiën dezer stede niet ofte zeer weinig zijn onderhouden ende geëxecuteert geweest, tot groot achterdeel (nadeel) vander stede ende geheel verloop van de voorz. policiën, mitsgaders bespottinge ende derisie van de voorz. keuren(**); zoo hebben Burgemrn., omme daarinne te remediëren, zooveel als 't doenlijk is, na lange ende diverse communicatiën (beraadslagingen, gedachtenwisseling) daarop gehad en gehouden met den Schout ende wethouders (schepenen) ende telkens bij hunluider advies goedgevonden, geresolveert ende met den anderen (elkander) geordineert, dat van nu voortdan bij den voorz. Burgemrn. gestelt ende geordineert zullen worden: twee goede, loffelijke mannen van redelijke qualiteit ende conditie, dewelke toezigt zullen hebben ende nemen opte voorz. policiën, keuren ende ordonnantiën, daarop ende dienaangaande gemaakt ofte nog te maken; die de overtreders ende contraventeurs van dezelfde ordonnantiën zullen bekeuren ende dezelfde bij geschrifte den Burgemrs. met den eerste (terstond) overleveren, omme tegens dezelfden met regt geprocedeerd te worden tot excecutie van de boeten, daarinne zij gevallen zullen wezen, zonder met iemand te mogen composeren ofte conniveren (in een schikking te treden of oogluiking toe te laten), directelijk of indirectelijk, al (alles) volgende den eed, dien zij daarvan gehouden zullen wezen te doen in handen van den Officier ofte van Burgemrn. Ende dat de voorz. bekeuringe bij henlieden ge- | |
[p. 440] | |
gedaan ende daarvan schriftelijk bescheid gebruikt hebbende in handen van den Burgemrn., zij terstond uit handen van den Burgemrn. zullen ontfangen in gereeden gelde hun derde part van de boeten ende breuken(*). Ende zullen voorts die zelfde cedullen (lijsten) van de bekeuringen bij den Burgemrs. gelevert worden in handen van den Officier, omme tegens de bekeurden met regt geprocedeert te worden tot executie van de boeten bij henluiden verbeurt; wel verstaande, dat zoo verre dezelfde int geheel ofte ten deele bij vonnisse van Schepenen worden geabsolveert (vrijgesproken), dat in zulken gevalle de Burgemrn. 't voort gedeburseerde (betaalde) derde part, na venant, bij (door) de voorz. gecommitteerden zal worden gerestitueert. Anders zal 'tzelfde remboursement hunluiden gedaan worden bij den Officier. Dat ook dezelfde gecommitteerden, boven de profijten voorz., bij de Burgemrn. een redelijke gagie (bezoldiging) zal toegeleit worden, zooverre alst noot is ende de zaken bevonden zulks te vereischen. Is voorts geaccordeert ende geresolveert, dat men de voorz. cedullen, bij den voorz. gecommitteerden den Burgemrn. overgelevert ende geteekent, zal geloof geven ende daarop regt doen, ten ware Schepenen, partijen daartegens gehoort hebbende, eenige zwarigheit vinden, in welken gevalle dezelfde gecommitteerden zullen mogen worden ontboden ende gehoort, mitsgaders vorste(†) (uitstel) gedaan te worden naar gelegenheit van der zake. Actum opten 19. Julij ao 1560, ter presentie van den Schout, alle de Burgemrs., dempto (behalve) Jan Sasboutsz, ende alle de Schepenen. Volgende welke resolutie ende ordonnantie Burgemrn. angenomen ende tot tpunt voorzeit is gecommitteert. Adriaan Dircks. in de groote mast,(§) ende Jan Jacobsz. Blankert, goudsmit. Die welke ook den behoorlijken eed gedaan hebben in handen van den Schout voorz., ter presentie van de Burgemrn. ende Wethouders, by advys ende goetdunken van de zelfden daartoe ontworpen ende bij geschrifte gestelt ende den voorz. Schout gelevert, hierna van woorde te woorde volgende. Actum opten lesten July ao. 1560. “Eedt.” “Dat sweer ick gecommitteerde ende toeziender te wesen; over der stede policiën goede en naerstige toezicht te nemen, dat die Keuren | |
[p. 441] | |
ende ordonnantiën daerop gemaeckt onderhouden werden; die contraventeurs te bekeuren, sonder simulatie ofte dissimulatie(*); ofte oick met iemant ter cause van dien te accordeeren, ofte ijt daervan, ofte ter cause van dien zelfer te ontfanghen ofte genieten; die bekeurde personen getrouwelijk den Burgemrn. bij geschrifte te leefveren ende daerinne te doen al dat een guet ende getrou gecommitteerde ende toeziender schuldig es te doen. Zoo waarlick helpe mij God ende alle zijnen heylighen.”’ Deze bij alle in ons Memoriaal geboekte eeden voorkomende slotformule was in verschillende tijdvakken ook verschillend, in verband met de religieuze begrippen, die in den loop der eeuwen wijzigingen ondergingen, welke op den vorm, waarin gezworen werd, haar invloed deden gelden. Het zou mij te ver leiden, hier ter plaatse uit te weiden over den vorm, waarin bij Christenen en niet-Christenen de eed werd afgelegd of liever, ter bevestiging, ter bekrachtiging van het gezworene, de tusschenkomst, de bijstand van God of van de Goden ten goede of ten kwade werd ingeroepen. Want ‘helpen’, gelijk het Lat. juvare, beteekent hier volgens sommigen zoowel bijstaan, hulp verleenen als straffen. Zoo werd o.a. in de 16de eeuw ziekte ‘een gave Gods’ genoemd, aangezien het goede en het kwade immers beide van Zijne hand kwamen en men dus zoowel met ziekte als met gezondheid door Hem werd ‘begaafd’. Enkele opmerkingen laat ik hier volgen, welke wederom bewijzen, dat niets den tijd trotseert. Vroeger zwoer men ‘ten heylighen’ of ‘opten heyligen’, d.i. op de reliquieën der heiligen. Zoo leest men in het Mnl. gedicht Reinaert, dagteekenende uit het einde der XIIde eeuw, dat Reintje, die gedaagd was, om zijne onschuld te bewijzen, van gedachte veranderde, ‘also saen alse die helighe waren brocht’, m.a.w.: zoodra de reliquieën ter vierschaar waren gebracht, waarbij hij moest zweren, aan de hem ten laste gelegde misdaden onschuldig te zijn. Daarmede hangt samen de uitdrukking, die o.a. voorkomt in de Oude Keuren van Delft, van 1460 en volg. jaren, nl.: ‘den anderen upten heyligen begrijpen’. Zij beteekent: de tegenpartij den eed op de reliquieën doen opleggen, door het afleggen waarvan deze van verdere rechtsvervolging werd ontslagen. In de 16de eeuw, vóór de Reformatie, werden bij den eed God en de Heiligen aangeroepen; later werd het Opperwezen alleen in het eedsformulier opgenomen, terwijl in onze dagen de oppositie tegen het eedzweren erop uit is, hem door de belofte te doen vervangen. ‘Usum non tollit abusus’ zou hier, gelijk in zooveel andere zaken, mogen worden toegepast. Mr. J. Soutendam. |
|