Nieuwe uitgaven en vertalingen.
De afvallige. Een roman naar het Engelsch van Robert Buchanan, schrijver van St. Napoleon, Wraak en Gerechtigheid enz. Apeldoorn, N.A. Hingst.
The new Abelard, zoo luidt de oorspronkelijke titel van dezen niet alledaagschen roman. Daargelaten het recht van den vertaler tot de keuze van een anderen titel, dan de auteur zelf aan zijn werk gaf, schijnt ons toch deze keuze niet ongeschikt. Wel doet de eigenaardige verhouding der twee hoofdpersonen nu en dan denken aan die van Abelard en Heloïse uit de 12de eeuw, maar toch is het feit van Bradley's afval van het kerkelijk geloof hier het hoofdmotief, de spil, waarom alles in den roman zich beweegt.
Hij, vicaris der Engelsch-Episcopaalsche, man van talent en wetenschap, is het orthodoxe geloof ontwassen en begonnen een geestelijk Evangelie te prediken van een idealen Christus, met verwerping van bijna alle historiciteit der Schrift, behoudende toch de reine en verhevene ideeën, erin neergelegd. Zijn standpunt gelijkt min of meer op het ethisch-idealistische van sommigen onzer moderne theologen, maar door den auteur, die er blijkbaar niet mee is ingenomen, min of meer geparodieerd of misschien niet begrepen. Van deze nieuwe opvatting van Christendom en godsdienst hoopt Bradley, dat de Kerk zijner vaderen meer en meer zal worden doordrongen en daardoor voor dreigende versterving bewaard en tot een nieuw, krachtig leven gewekt. Daaraan wil hij zijne krachten en gaven wijden.
Met dit streven, hoewel zij het in zijne diepte niet begrijpt, vereenzelvigt zich, met geheel hare geestdriftige en geloovige ziel, een bewonderenswaardig rein en edel vrouwelijk wezen, Alma Craig, de schatrijke, beeldschoone weeze, Bradley's verloofde, die zich met al de liefde en toewijding van een diepgevoelend en hartstochtelijk vrouwenhart aan hem heeft gehecht. Als hij straks om zijne ketterij wordt uitgestooten, dan troost haar lieve mond: ‘Waar gij gaat, zal ik volgen; uw land zal mijn land zijn en - uw God mijn God.’ Wreed wordt die schoone droom door het noodlot verstoord, door het noodlot, vertegenwoordigd door een droevig geheim uit zijn verleden, dat hij haar niet openbaren durft. Het berooft hem van zijn vrede, breekt zijne geestkracht, verlamt zijn wil, ontadelt zijn karakter en voert hem tot eene schandelijke daad, door wanhoop en wroeging gevolgd. Toch staat onder dit alles zijne Alma als een zegenende engel hem nabij, hem, ‘son maître, ou plutôt son père; son époux, ou plutôt son frère’; zij, ‘sa servante, ou plutôt sa fille, son épouse, ou plutôt sa soeur’. Totdat Nemesis komt en hen onherroepelijk scheidt.
De blijkbare tendenz van deze tragische geschiedenis is geene andere, dan in het licht te stellen, hoe de wijsgeer-theoloog door het wegwerpen van