Brievenbus.
Dissenters op 't kussen.
Onder dezen titel bespreekt de heer J.C. Naber in het Mei-nummer 1884 van dit Tijdschrift ('twelk mij eerst nu in handen kwam) ‘de onbevoegdheid van andersdenkenden onder de Republiek der Zeven Provinciën tot het bekleeden van staatsambten en politieke bedieningen’, enz. Na het geschreven recht van enkele gewesten te hebben nagegaan, vervolgt de schrijver aldus: ‘Van Groningen is mij niets zekers gebleken.’ (p. 48) Ook in 't vervolg van dit gedeelte zijner studie wordt het gewest van Stad en Lande of een zijner deelen niet gememoreerd. Toch ontbreekt het in 't geschreven recht van dat gewest of van een zijner deelen niet aan bepalingen hieromtrent.
De leden van den Raad der stad Groningen moesten zijn ‘lidmaat der Hervormde Kerk’Ga naar voetnoot(*); de leden van het college der Gezwoorne Meente eveneensGa naar voetnoot(†); de 5 Keurheeren (het kiescollege voor den Stadsraad) moesten den volgenden eed doen: ‘Gij sweren, dat gij zult kiezen over de gehele stadt agt perzonen... Ledematen van de ware gereformeerde Christelijke Religie’Ga naar voetnoot(§).
Om als eigenerfden tot de Ommelander vergadering te kunnen worden toegelaten, moest men zijn ‘de Gereformeerde godsdienst toegedaan’ (uitspraak van Willem Lodewijk van 6 Juli 1610)Ga naar voetnoot(**). Het z.g. Reglement Reformatoir van 27 November 1749 eischte hiervoor het lidmaatschap van de ‘ware Gereformeerde kerk’Ga naar voetnoot(††) Reeds vroeger (Ommel. resol. 25 Februari 1618) was bepaald, dat zij, die vanwege de Ommelanden ter Staten-Generaal werden afgevaardigd, lidmaten moesten zijn der Gereformeerde ReligieGa naar voetnoot(§§).
Krachtens het Ommel. Regl. moesten ook de volmachten ter Ommelander vergadering de Hervormde Religie zijn toegedaan.
Stadsraad, eigenerfden en volmachten maakten de bestanddeelen uit der Staten van Stad en Lande, zoodat de commissies of Gedeputeerden uit dat lichaam mede onder den invloed van deze bepalingen stonden.
Door Staatresoluties van 1621, 1679, 1685 was het den Roomschgezinden verboden, hunne redgerrechten zelven te bedienen of te laten bedienenGa naar voetnoot(***).
Verder vind ik nog in 't alphabetisch register van 't archief van Groningen: ‘Papisten mogen geen schepperen, redgeren, zijl-, dijk- en langrechtes zijn’Ga naar voetnoot(†††).
De leden van de Hoofdmannenkamer, door de Ommelanden te benoemen, moesten ‘publycke Professie van de Gereformeerde Religie’ doen (uitspraak der Staten-Generaal 25 Februari 1645)Ga naar voetnoot(§§§).
Men ziet, ook het gewest van Stad en Lande had in zijn ius scriptum nog al eene enkele bepaling over deze materie. En dit lijstje is zeker nog niet volledig.
J.E. Heeres,
Docts. Rechtswetensch.
Zuidhorn.