De Tijdspiegel. Jaargang 39
(1882)– [tijdschrift] Tijdspiegel, De– AuteursrechtvrijZelfmoord.Ueber akuten und chronischen Selbstmord. Ein Zeitbild von Alexander von Oettingen Dorpat. 1881.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 144]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
wel verdiende aandacht geschonken. Toch kan het voorshands niet worden afgenomen van de rol der zaken, die aan de orde behooren te blijven; nu zelfs minder dan ooit. Niet alsof het nog noodig zou zijn, alle opvattingen en beschouwingen van het hier bedoelde treurige verschijnsel zorgvuldig te wegen en te beoordeelen. Ook op dit terrein heeft meer dan één, met ernst en talent verdedigde, meening haar tijd gehad, terwijl zij voor het levende geslacht slechts eenige geschiedkundige beteekenis behield. De zelfmoord maakt voortdurend aanspraak op onze belangstelling, in onze dagen zelfs in verhoogde mate, omdat hij, wel verre van zich terug te trekken voor het meer en meer doordringende licht der beschaving, niet ophoudt met onverbiddelijke strengheid zijne slachtoffers te eischen, jaar op jaar in grooter getale. Het is waar, ook die klacht heeft reeds een achtbaren leeftijd bereikt. Om slechts iets te noemen: in 1792 verscheen te Leipzig een geschrift, door den bekenden moralist Reinhard als bijzonder leerzaam geroemd: Ueber die Mittel gegen die Ueberhandnehmung des Selbstmords. Casper verrijkte, ten jare 1825, de medische wetenschap met zijne opmerkingen Ueber den Selbstmord und seine Zunahme in unserer Zeit. Salomon zocht in 1861 de vraag te beantwoorden: Welche sind die Ursachen der in neuester Zeit sosehr überhandnehmenden Selbstmorde? Tegenover enkelen, die twijfel hadden geopperd omtrent de juistheid der meening, dat de zelfmoord, naar verhouding, zich sneller uitbreidde dan de bevolking, bewees Von Oettingen reeds in de eerste uitgaaf zijner Moralstatistik, 1869, hoe zij dwaalden. Anderen waren hem daarbij voorgegaan, terwijl wederom anderen zijn voetspoor volgden. Toch kan de klacht niet als eene verouderde worden teruggehouden. Zij blijft, helaas! schier telken jare fonkelnieuw. Die zich een zooveel mogelijk juist denkbeeld wil vormen van den omvang en de bijkans stelselmatige uitbreiding van het kwaad, raadplege de hier boven genoemde werken van Prof. Von Oettingen en van Dr. Masaryk. De cijfers, door deze jongsten onder de degelijke woordvoerders over ons onderwerp deels aan anderen ontleend, deels zelfstandig verzameld, zijn huiveringwekkend welsprekendGa naar voetnoot(*). Toch blijven zij uit den aard der zaak nog ver beneden de werkelijkheid en moesten wij daarom van een ‘zooveel mogelijk juist denkbeeld’ spreken. Immers: elke statistiek is onvolledig. Niet in alle landen wordt van overheidswege aanteekening gehouden van de gevallen, waarin zelfmoord | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 145]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
werd gepleegd. Verschillende omstandigheden maken het bovendien uiterst moeilijk, zelfs voor de meest ijverige beambten, om zich kennis van het juiste cijfer te verwerven. In vele gevallen is het bezwaarlijk uit te maken, of zelfmoord, dan wel ‘een noodlottig toeval’ een einde maakte aan het leven. Betrekkingen en vrienden plegen gaarne den zelfmoordenaar vrij te pleiten van de wandaad, hem ten laste gelegd. Men schat om die redenen, dat misschien wel de helft der gepleegde zelfmoorden onvermeld blijft, ook daar, waar men zich toelegt op nauwkeurige mededeelingen. Desniettegenstaande moest Masaryk spreken van minstens 22000 zelfmoorden per jaar, alleen in die landen van het beschaafde Europa, vanwaar hem officieele berichten waren geworden. Van deze 22000 komen er o.a. voor rekening van Duitschland omstreeks 9000, van Frankrijk 7000, van Oostenrijk 2600. Volgens eene berekening van Von Oettingen kwamen in twintig landen van Europa, nl. Ierland, Rusland, Finland, Croatië en Slavonië, Schotland, Italië, Engeland en Wales, Noorwegen, België, Zweden, Beieren, Oostenrijk, Pruisen, Frankrijk, Wurtemberg, Baden, Zwitserland, Denemarken, Thuringen en Saksen,
d.i. gemiddeld per jaar: 22602, een cijfer, dat vrij wel overeenstemt met het door Masaryk genoemde. Het zielental en de toeneming der bevolking in de besproken landen in aanmerking nemende, kwam Von Oettingen tot de slotsom, dat:
Masaryk merkt op, dat de neiging tot zelfmoord, in de meeste beschaafde landen, in den loop der negentiende eeuw minstens driemaal sterker geworden is. In Frankrijk b.v. kwamen van 1827-1830 gemiddeld 1739 zelfmoorden per jaar voor, tegen 2752 in 1840, 3596 in 1850, 4050 in 1860, 5114 in 1869 en 5804 in 1876Ga naar voetnoot(*); terwijl de bevolking, b.v. van 1861-64, jaarlijks slechts 0.42% toenam en naar dien maatstaf pas na 165 jaar wordt verdubbeld. Het zielental van Zweden klom, van 1855-60, jaarlijks 1.23% en kan, bij voortgang op dien weg, na 56 jaar verdubbeld zijn. Intusschen steeg aldaar het aantal zelfmoorden van 177 in 1827 tot 430 in 1877. Saksen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 146]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
telde in 1836 214, in 1856 550, in 1876 981 en één jaar later zelfs 1114 zelfmoordenaars onder zijne burgers, terwijl hun zielental, naar de jaren 1855-61 gerekend, jaarlijks 1.45% pleegt toe te nemen en zich mitsdien in 48 jaar kan verdubbelen. Te Parijs alleen klom het cijfer der zelfmoorden van 261 in 1827 tot 700 in 1867; te Weenen van 67 in 1854 tot 307 in 1880; te Berlijn van 188 in 1871 tot 255 in 1874; te Hamburg van 104 in 1873 tot 150 in 1877. Deze proefjes zijn voldoende, om althans eenigszins te doen beseffen, hoe de zelfmoord in beschaafde landen en in steden van naam, hoewel niet allerwege in dezelfde mate, inderdaad hand over hand toeneemt. Het kwaad heeft reeds eene ontzettende uitgebreidheid verkregen, slechts in enkele kringen - naar het schijnt - zijn hoogtepunt bereikt, en gaat, daartegenover, schier alom van jaar tot jaar voort met het winnen van nieuw terreinGa naar voetnoot(*). Men huivert bij de gedachte aan het aantal slachtoffers, dat jaarlijks valt door de hand van den mensch, die dorst naar broederbloed; hoe zullen wij dan onze gewaarwordingen beschrijven bij de overweging, dat reeds nu in Europa tienmaal meer zelfmoorden dan moorden worden gepleegd en dat het einde van den weg, waarop de schier stelselmatige uitbreiding van den zelfmoord voortschrijdt, niet is te zien? Of hebben wij geen recht, hier te spreken van een kwaad? Men heeft het gemeend en niet geaarzeld, den zelfmoord te verheerlijken als eene daad van moed, waartoe betrekkelijk weinigen in staat zijn. En inderdaad, daar behoort moed toe, om de hand te slaan aan het eigen leven en dit te vernietigen, terwijl men zich volkomen bewust is van hetgeen men doet. Wij bewonderen de helden en de heldinnen, die om de eer van hun vaandel te redden, om hare kuischheid te bewaren, of door andere edele beweegredenen geleid, zich vrijwillig den dood in de armen wierpen. Hunne namen, waar ook in de geschiedenis, oude of nieuwe, algemeene of bijzondere, Heidensche of Christelijke aangetroffen, zullen wij niet dan met eerbied noemen, al achten wij wellicht niet in elk geval hun besluit in zedelijken zin onvermijdelijk, of onberispelijk, of buiten alle tegenspraak verstandig. Maar wat zij deden, behoort tot de zeldzaamheden, tot de uitzonderingen, die den regel bevestigen, dat voor den zelfmoord geen andere moed noodig is dan de moed van den lafaard, die het leven niet aandurft met zijne moeite, zijne zorg en zijn strijd. Hij ziet geen licht en haakt naar het einde, omdat dit hem verlossing belooft van den drukkenden last. Hij twijfelt, in zijn gebrek en zijne ellende, aan de mogelijkheid van nieuw levensgeluk. De inspanning, waartoe het bestaan hem dwingt, schijnt hem te zwaar. Hij deinst terug voor het leven der schande en van het knagend zelfverwijt, dat hem wacht, indien hij blijft leven, wie weet | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 147]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hoeveel jaren aaneen! In zijn angst en twijfel kiest hij, wat hem toeschijnt het spoedigst te zullen leiden tot bevrijding van de smart, lichamelijke of zedelijke, in wier kluisters hij zich geboeid weet: den ontijdigen, zelf gezochten dood, boven de worsteling om en in het leven. Zoo dient hij zichzelf het best, naar hij meent, zonder zich te bekommeren om roeping en plicht; zonder te denken aan vrouw of kroost, aan bloedverwanten of vrienden; zijn zelfzuchtig oog is slechts gericht op wat hem persoonlijk zoo spoedig mogelijk de gewenschte rust, ontheffing van lijden, kan schenken. Wil men hier nu toch blijven spreken van moed en erop wijzen, hoevelen er inderdaad de kracht - de wilskracht nl., want in dezen zin gebruikt men dan het woord moed - missen, om een einde te maken aan het leven, dat men zegt te haten en waarvan men wenscht ontslagen te worden: wij mogen het recht daartoe aan niemand betwisten. Doch wij mogen evenmin vergeten, dat moed en moed twee zijn en dat niet alle moed onze bewondering verdient. Er behoort moed toe voor den schooljongen, om zijn onderwijzer in het aangezicht te slaan; voor den wellusteling, om de onschuldige deerne te verleiden; voor den dief, om bij nacht het bewoonde huis door inbraak binnen te dringen; voor den moordenaar, om zijn revolver te richten op het hart van zijn slachtoffer. Maar soortgelijken moed van onedelen huize, zulken moed in den dienst van het onreine, zinnelijke, zelfzuchtige ik, juichen wij met reden nergens toe. En tot deze soort behoort de moed van den mensch, die niet door waanzin gedreven, maar met bewustheid zichzelf het leven beneemt. Het is de moed der zelfzucht of der wanhoop, die uit zijne laatste handeling spreekt en die allerminst mag worden verward met den moed der zelfverloochening en van het geloofsvertrouwen, waarmede sommige edele strijders voor de hoogste belangen der menschheid, zich wel bewust van hetgeen zij deden, hun leven hebben opgeofferd ter wille van het vaderland, ter wille van de menschheid, ter wille van de schoonste idealen. Het leven is een kostbare schat, waarmede wij winst behooren te doen voor onszelf en voor anderen; eene gave, ons geschonken en niet door eigen toedoen ons geworden, waaromtrent een goed gebruik ons past. Zoo leeren ons ervaring, afhankelijkheidsgevoel en plichtbesef. Wij keuren het daarom reeds ten stelligste af, als men door onachtzaamheid een niet gewilden zelfmoord pleegt. Hoevelen, die door roekeloosheid, onverstand en toegeven aan zinnelijke wenschen van het oogenblik zich doodelijke ziekten op den hals halen en inderdaad den duur van hun leven aanmerkelijk bekorten! De statistiek zou, volgens KrausGa naar voetnoot(*), gemakkelijk kunnen bewijzen, dat de gemiddelde levensduur der menschen minstens een derde korter is, dan hij zou kunnen zijn. Noemen wij die niet gewilde beperking van het leven door on- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 148]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
wetendheid omtrent de eerste regelen der gezondheidsleer, of door hunne moedwillige veronachtzaming, reeds een kwaad, waartegen de mensch behoort te waken, hoeveel te meer verdient dan niet de zelfmoord in den eigenlijken zin des woords dien naam te dragen. Trouwens, allen, die de waarde van het leven leerden kennen en het gewicht beseffen van den plicht, dien ieder in het leven heeft te volbrengen en waarvan willekeurig geen enkel deel, hoe klein ook, onvervuld mag blijven, beschrijven eenstemmig den zelfmoord als een kwaad, waartegen gewaarschuwd en gewaakt moet worden. Zelfs de groote pessimist SchopenhauerGa naar voetnoot(*) durfde den zelfmoord niet aanbevelen, hoewel hij, krachtens zijne opvatting van het leven, in beginsel een voorstander moest zijn van levensvernietiging door eigen toedoen. Hij trachtte een uitweg te vinden voor de moeilijkheid, waarin de strijd tusschen zijne levensverachting aan de eene en zijn plichtbesef aan de andere zijde hem bracht, door elke plotselinge vernietiging van het leven af te keuren, maar een langzaam dooden van het bestaan door strenge onthouding aan te bevelen. Of velen dien wijsgeerigen hongerdood zullen verkiezen, ten einde niet verdacht te worden van ‘Bejahung des Willens’, terwijl hun slechts ‘Verneinung des Willens’ zou voegen, indien zij zichzelf wenschen te dooden, laat zich wel eenigszins betwijfelen; ook, of wel alle leerlingen van den Frankfortschen wijsgeer in staat zijn te vatten, waarom een zelfmoord, door onthouding van voedsel gepleegd, geoorloofd en aanbevelenswaardig, maar een, door vergiftiging tot stand gebracht, onzedelijk moet heeten. Zelfmoord is een ziekteverschijnsel. Een lichamelijk en geestelijk gezond mensch komt er niet toe, tenzij in den dienst van het reinste idealisme - maar dan spreken wij òf niet òf slechts in een geheel eigenaardigen en ongewonen zin van zelfmoord - om opzettelijk den duur van zijn leven te verkorten en het meer of minder plotseling te doen eindigen. Dat leeren geschiedenis en ervaring, even duidelijk als eene theoretische beschouwing van de zaak. Von Oettingen ging daarom zelfs zoover van de woorden acuut en chronisch aan de taal der geneesheeren te ontleenen en over te brengen op de door hem behandelde ziekte: zelfmoord. Hij had dat reeds, terloops, gedaan in zijne Moralstatistik, doch met meer nadruk, tot zelfs op den titel, in zijn boven genoemd Zeitbild. Die onderscheiding verdient echter geene toejuiching. Niet omdat zij ons als eene paradox in de ooren klinkt. Dat zou niet schaden. Maar omdat zij bepaald onjuist is, tot misverstand aanleiding geeft en geheel wat anders uitdrukt, dan de hoogleeraar bedoelt. Deze spreekt van den acuten zelfmoord, als hij denkt aan de verschillende wijzen, waarop, en de omstandigheden, waaronder de ziekte zich bij den enkelen mensch voordoet; terwijl hij den zelfmoord chronisch noemt, als hij denkt aan het feit, dat de ziekte zich vertoont | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 149]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
in zekeren kring, of onder zekere omstandigheden, als eene alledaagsche kwaal, waaraan niet enkelen, maar velen onderworpen zijn, en waardoor gemakkelijk allen kunnen worden aangetast. Zijne bedoeling ware juister uitgedrukt, indien hij had gesproken van sporadisch en van endemisch of epidemisch voorkomenden zelfmoord; of van den zelfmoord, beschouwd van het standpunt der aangetaste lijders, en van den zelfmoord, beschouwd als algemeen ziekteverschijnsel. De onderscheiding tusschen acuten en chronischen zelfmoord doet denken aan een ziekteverschijnsel, dat bij denzelfden mensch zich nu eens plotseling en met een snel verloop en dan weer als eene sleepende kwaal vertoont. Zoo iets kan men natuurlijk van den zelfmoord niet zeggen en heeft ook Von O. niet bedoeld. Maar dan is het ook beter, geene woorden te gebruiken, die tot een dergelijk, zonderling misverstand aanleiding geven en overigens geen goeden zin hebben. De neiging tot zelfmoord komt bij den enkelen mensch voor als eene acute en als eene chronische ziekte. M.a.w., en dan is het spraakgebruik der heeren medici zuiver overgenomen, daar zijn menschen, die plotseling den lust in zich gevoelen en dien even spoedig overwinnen, òf zwichten en zich mitsdien laten overheerschen door den lust, om een einde te maken aan hun leven, terwijl zij toevallig staan aan den oever van een snelvlietenden stroom, op een hoogen toren, aan den rand van eene steile rots; ook wel, terwijl zij zich rustig bevinden in hunne binnenkamer, gereed om zich te scheren, vleesch of brood te snijden; bij het onverwachts in handen krijgen van eenig vergift; inzonderheid bij snel opkomende vlagen van krankzinnigheid, veroorzaakt door stoornissen in het natuurlijke leven; in oogenblikken van heftigen toorn, van diepgaanden twijfel, van pas gewekt en levendig zelfverwijt, van wanhoop in zake de mogelijkheid eener gewenschte redding, eener vurig begeerde vernieuwing van levensvreugde, en wat dies meer zij. Daarentegen lijden anderen soms jarenlang aan de telkens en bij de geringste aanleiding terugkeerende neiging tot zelfmoord. Bij hen draagt alzoo de ziekte, wel te verstaan: de neiging tot zelfmoord, een chronisch, gelijk bij de eerstgenoemden een acuut karakter. Wil men niet alleen de neiging tot zelfmoord, maar ook den zelfmoord, - eigenlijk een ziekteverschijnsel - ofschoon het dan in oneigenlijken zin geschiedt, eene ziekte noemen en deze volgen op haar weg door de wereld, dan kan men spreken van haar sporadisch en van haar endemisch, ook wel van haar epidemisch optreden onder de menschen. Aan de hand der geschiedenis voortgaande, treffen wij haar beurtelings aan in telken male op zichzelf staande gevallen en in het karakter van eene landplaag, eene volksziekte, die evenwel bij de onderscheiden volken niet door alle eeuwen heen even sterk op den voorgrond treedt, veeleer periodiek kan heeten en bovendien soms besmettelijk is. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 150]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De zoogenaamde wilden en de volstrekt onbeschaafde volken kennen den zelfmoord niet. Bij de Grieken kwam hij in den eersten tijd slechts zeldzaam, na den Peloponesischen oorlog veelvuldiger en ten dage van hunne inlijving bij de Romeinen het meeste voor. Dezen leerden hem pas kennen te gelijk met de keizerlijke waardigheid in hun midden. Van toen af breidde de ziekte zich uit over het geheele Romeinsche rijk, voor zoover het tot de beschaafde wereld kan worden gerekend. Men kan zeggen, verklaart Masaryk te recht, dat reeds in de eerste eeuw vóór en nog meer in de eerste en tweede eeuw na Christus de geheele oude wereld eene pessimistische wereldbeschouwing huldigde; dientengevolge waren levensmoeheid en zelfmoord destijds aan de orde van den dag. Griekenland, Rome, Egypte en het Oosten waren toen ongelukkig, ontevreden en levensmoede. De uitbreiding van het Christendom legde de neiging tot zelfmoord aan banden. In de Katholieke middeleeuwen komt zij zeldzaam voor. Dat leert ons o.a. het overigens zeer zeker overdreven verhaal, dat toen gedurende eeuwen slechts één vrouw zichzelf doodde en wel eene Spaansche, die zich niet sterk genoeg achtte, om haar hartstocht te bedwingen tijdens de afwezigheid van haar echtgenoot. De onthouding, door de kerk gepredikt, ten top gevoerd in het klooster en krachtig toegepast o.a. in den ongehuwden staat der priesters, kon gemakkelijk eenigen tot waanzin en vandaar tot zelfmoord leiden; gelijk anderen denzelfden uitweg kozen, om te ontkomen aan de vervolgingen, waaraan het bijgeloof hunner medemenschen hen als toovenaars en heksen blootstelde. Maar al deze gevallen stonden op zichzelf. Eerst met de Renaissance en met de Hervorming werd de zelfmoord onder Christenen in Europa eene meer algemeen voorkomende ziekte. Hare grootste uitbreiding heeft zij in de negentiende eeuw en met name in de laatste tientallen jaren verkregen. Evenwel niet in alle Europeesche landen in dezelfde mate. Terwijl b.v. het aantal zelfmoorden in Saksen van 629 in 1865 tot 1114 in 1877 klom, steeg het in denzelfden tijd in Ierland slechts van 77 tot 90. Ook leert de statistiek, dat de ziekte, waar zij kennelijk veld wint, daarom nog niet elk jaar even hevig woedt. In Beieren hadden b.v. in 1866 410, in 1867 471, in 1868 453, in 1875 459, in 1876 522, in 1877 650 zelfmoorden plaats. In Engeland in 1861 1347, in 1862 1317; in 1876 1770, in 1877 1699. In Italië 728 in 1865, 588 in 1866; 1015 in 1874, 922 in 1875. In België 207 in 1863, 188 in 1864; 374 in 1874, 336 in 1875. Intusschen is de voortgang van het kwaad in alle landen van ons werelddeel, behoudens enkele uitzonderingen, onwedersprekelijk. Ook vertoonen de reeds verzamelde cijfers voor schier elken kring eene zoo in het oog springende gelijkheid, zoowel wat het aantal zelfmoorden per jaar, als wat de regelmatige uitbreiding daarvan, bijkans jaar op jaar betreft, dat het vermoeden gewettigd schijnt, om te denken aan het bestaan van eene natuurwet, die langs dezen weg hare onvermijde- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 151]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
lijke werking openbaart. Het kan ons daarom niet verwonderen, dat naturalisten als Quetelet in België, Buckle in Engeland, Ad. Wagner in Duitschland, Morselli in Italië, Guerry, Dufau en anderen in Frankrijk getracht hebben, den zelfmoord te verklaren als een noodwendig gevolg van de samenwerkende invloeden van het seizoen, het klimaat, de maatschappelijke toestanden en den nationalen aanleg; of, gelijk met name de Italiaansche Hoogleeraar Morselli zich uitdrukt, als het aan wet en noodwendigheid gebonden gevolg van den strijd om het leven, of van de ontwikkeling der beschaafde volken. Het zou derhalve onvermijdelijk zijn, dat in iedere stad, in elk land, ja, ten slotte in de geheele menschenwereld, ieder jaar en iedere maand, ja, elken dag en elk uur, een zeker aantal personen zich het leven benam. Inderdaad pleit niet weinig voor de juistheid dezer zienswijs. Toch moet zij als onhoudbaar worden afgewezen, gelijk mannen als Von Oettingen en Masaryk haar zegevierend hebben bestreden. Immers, eene natuurwet is gansch iets anders dan eene empirisch waargenomen gelijkvormigheid. ‘Wanneer de statistiek een gelijk getal zelfmoorden in een stad aanwijst, is dit geen statistische wet, dat er zooveel zelfmoorden moeten geschieden, maar een empirische waarneming, dat onder gelijke omstandigheden zoovele zelfmoorden plaats vinden. Wanneer men let op den wezenlijken aard van de menschelijke vrijheid, die niet bestaat in eene volstrekte willekeur, die door niets bepaald wordt, maar in eene keuze tusschen onderscheidene motiven is er inderdaad niets strijdigs met de menschelijke vrijheid en den regelmaat die de statistiek aanwijst’Ga naar voetnoot(*). Met die vrijheid nu en met wat haar zoowel bindt en belemmert als heiligt en ontwikkelt, moet rekening worden gehouden; iets, wat naturalisten, eenzijdige moralisten en gebrekkige psychologen, als zij in den regel zijn, geheel uit het oog plegen te verliezen. Intusschen verdienen de verzamelde feiten, die ten onrechte aan eene natuurwet deden denken, onze aandacht. Niet alleen omdat zij op zichzelf merkwaardig zijn; maar vooral omdat zij mede den weg banen tot volledige kennis van de oorzaken der ziekte, wier kiemen men behoort te kennen, zal er ooit sprake van kunnen zijn, om haar te genezen of voor het minst haar voortgang te stuiten. De wetenschap van hetgeen in de natuur en in onze maatschappelijke toestanden den zelfmoord blijkbaar bevordert, wekt ons op tot verdubbelde waakzaamheid tegen den booze, als hij, partij trekkende van het gunstige oogenblik, juist onder die omstandigheden ons nadert. Eere daarom aan de statistiek, voor hetgeen zij op dit gebied ons leert! Zij verhaalt ons o.a. het volgende, wanneer wij haar, b.v. aan de hand van Dr. Masaryk, het oor leenen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 152]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het klimaat heeft invloed op de neiging tot zelfmoord. Zij komt veelvuldiger voor in Europa dan elders en meer in het noorden dan in het zuiden van ons werelddeel. De zelfmoorden zijn talrijker in den zomer dan in den winter, in de lente dan in den herfst. Het cijfer klimt het hoogst in Mei en Juni; het daalt het laagst in November, December en Januari. Ongewone warmte werkt mitsdien nadeelig. Vandaar, dat b.v. in den buitengewoon warmen zomer van 1803 te Weenen betrekkelijk zeer veel zelfmoorden werden gepleegd, evenals onder de Franschen, die Napoleon naar Egypte waren gevolgd. Vochtig weder werkt nadeelig voor landen en volken, die daaraan niet gewoon zijn, maar heeft minder invloed, dan een tamelijk algemeen volksgeloof zou doen vermoeden. Hetzelfde geldt van hevigen wind. Van de dagen der week, meent Morselli, zijn de Woensdag, de Donderdag en de Maandag het meest gezocht door den zelfmoordenaar. De Maandag en de Dinsdag, volgens Von Oettingen, omdat men dan lijdt onder de naweeën van een in brasserijen doorgebrachten rustdag; de Donderdag, omdat dan de nood het hoogst is gestegen voor de arbeidende klasse; terwijl daarentegen de Vrijdag nieuwe hoop op betaling schenkt, en de Zaterdag het loon brengt. Vrouwen zouden zich zeldzaam op Zaterdag van het leven berooven, omdat zij het dan te druk hebben met poetsen en schoonmaken. Er worden meer zelfmoorden bij dag dan bij nacht gepleegd; volgens Morselli de meesten tusschen 's morgens zes en twaalf uur. De invloed van den grond, waarop men woont, is niet zonder beteekenis. Wagner merkt op, dat het kwaad zich in dezelfde mate uitbreidt in landen, die wat ligging en algemeene gesteldheid van den grond betreft, op elkander gelijken, zooals b.v. in Duitschland, Frankrijk en België; in Oostenrijk, Pruisen, Beieren en Saksen; in Denemarken, Zweden en Noorwegen. In de steden, met name in hoofd- en wereldsteden, komen naar evenredigheid meer zelfmoorden voor dan op het platteland, en in den naasten kring dier steden insgelijks meer dan op verderen afstand. Toch kunnen de steden als zoodanig niet de hoofdschuldigen heeten; want niet dáár, waar het grootste deel der bevolking in steden woont, is de zelfmoord het sterkst ontwikkeld. Hij komt minder voor in Engeland, dat toch de meeste en de dichtst bevolkte steden bezit, dan in Duitschland, Frankrijk en Oostenrijk. Brierre herinnert, dat de meeste zelfmoorden in Parijs, niet door geboren Parijzenaren, maar door van elders ingekomen vreemdelingen worden begaan. Intusschen ligt de verklaring van het feit zoowel hierin, dat de stadsbewoner een anderen en zwakkeren invloed ondergaat van de wisseling der seizoenen, als dat hij onder veelszins andere omstandigheden leeft dan de plattelander. Opmerking verdient, dat in sommige steden de zelfmoord zich minder snel uitbreidt dan op het platteland. Zoo is het b.v. te Weenen, vergeleken bij het platteland van Oostenrijk. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 153]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De invloed der hemellichamen doet zich kennen in de gevolgen van warmte en koude, van licht en duisternis; doch bestaat overigens meer in de rijke verbeelding van dichters dan in de werkelijkheid. Walvischvangers in het hooge noorden, zegt men, worden vaak somber gestemd en slaan de hand aan hun leven, als de zon voor langen tijd is ondergegaan. In Pruisen, heeft men berekend, doodden zich:
Verschillende krachten in de natuur mogen alzoo eenigen invloed oefenen op de neiging tot zelfmoord. Haar bevorderen of tegenwerken is toch gansch iets anders dan haar voortbrengen. Dat daaraan niet mag worden gedacht, bewijzen trouwens reeds de eenvoudige feiten, dat stadbewoners in den regel meer lijden aan de kwaal, dan die het land bevolken, hoewel de eersten minder dan de laatsten onderworpen zijn aan de wisselende invloeden der natuurkrachten, en dat zelfmoord bij wilde en onbeschaafde volken schier niet voorkomt, hoewel zij nog niet, gelijk de beschaafden, hebben geleerd zich te wapenen tegen de nadeelige werkingen van de natuur op hun leven. De eigenlijke oorzaken van den zelfmoord moeten dus niet in de natuur, maar elders worden gezocht. Groot is de invloed van de eigenaardige omstandigheden, waarin lichaam en geest verkeeren; van de maatschappelijke, staatkundige en staathuishoudkundige verhoudingen, waarin men zich beweegt; van de verstandelijke, zedelijke en godsdienstige vorming van den geest. Een lichamelijk gezond mensch zal niet licht de hand slaan aan zijn leven. Ziekten, waarbij men veel moet lijden, of die tot somberheid stemmen, inzonderheid hersen-, zenuw-, lever- en onderbuiksziekten, begunstigen sterk de neiging tot zelfmoord. Of van besmettelijke ziekten hetzelfde kan worden gezegd, moet vooralsnog in het midden blijven. De neiging tot zelfmoord houdt geen gelijken tred, wat klimmen en dalen betreft, met het algemeene sterftecijfer. Hoewel dit laatste daalt en met name daar, waar de beschaving dieper doordringt, zien wij met den zelfmoord het tegenovergestelde geschieden. In het algemeen kan men zeggen, dat driemaal meer mannen dan vrouwen zich het leven nemen. Doch de verhouding is niet overal, noch in denzelfden kring ten allen tijde gelijk. In Oostenrijk en Italië nam de ziekte voor mannen en voor vrouwen in dezelfde mate toe. Gedurende de laatste jaren breidde zij zich in Noorwegen, Engeland, Beieren, Zweden, Wurtemberg, België en Zwitserland sterker uit bij mannen, daarentegen in Denemarken, Baden, Saksen en Pruisen bij vrouwen. Zoo was het ook, volgens Blanc, tusschen 1839 en 1858 in Frankrijk. Onder de tot Oostenrijk behoorende Slaven doodden zich meer jonge meisjes dan onder de Duitschers. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 154]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De reden, waarom zelfmoord gepleegd wordt door mannen en door vrouwen, staat in verband met beider karakter. De meer meegaande vrouw biedt krachtiger tegenstand aan levensmoeheid dan de meer ruwe en sterke man. Gewetenswroeging, schaamte en vrees voor schande oefenen meer invloed op het vrouwelijk gemoed. Hartstocht, ongelukkige liefde en jaloerschheid maken hier dieper indruk dan bij den man, wien eerzucht spoediger dan liefde meesleept. Vrouwen nemen meer dan mannen ten gevolge van krankzinnigheid hare toevlucht tot zelfmoord. Staatkundige beslommeringen, geldelijke zorgen wegen zwaarder voor den man. De vrouw heeft, ondanks hare zwakte, boven den sterkeren man voor, dat zij gewoonlijk zedelijker en godsdienstiger is. Het klimmen der jaren werkt nadeelig. De meeste zelfmoordenaars, zegt Morselli, leven 21-50, nader bepaald 40-50 jaar; wanneer men in bijzonderheden wil treden: in Hongarije en Italië 21-30, in Denemarken en Frankrijk veelal meer dan 50, in Zweden, Beieren en Denemarken 30-40, in Wurtemberg, België en Zwitserland 40-50, in Denemarken, Beieren en Pruisen 51-80, in Frankrijk, Oostenrijk en Engeland 44-55 jaar; wat de vrouwen betreft: in Zweden, Denemarken en Beieren 20-30, in Pruisen, Saksen, Oostenrijk - Hongarije en Engeland 35-45, in de overige landen meer dan 41 jaar. Wagner meende insgelijks, dat Germanen zich bij voorkeur dooden vóór hun 40ste levensjaar en Romanen daarna. Von Oettingen beweert, dat de meeste zelfmoordenaars, zoo mannen als vrouwen, 60 à 70 jaar oud worden. Onder kinderen komt zelfmoord meer en meer in zwang. Sommigen van deze kranke en verwaarloosde schepseltjes telden nauwelijks vijf jaar. Als een land bijzonder volkrijk is, schijnt dit de neiging tot zelfmoord te bevorderen. Eene vergelijking van de steden met het platteland, van Beneden-Oostenrijk, Silezië, Boheme en Moravië met de overige deelen van Oostenrijk, gelijk van Saksen met het overige Duitschland, ondersteunt die meening. Maar een blik op Holland, Engeland en de Rijnlanden ontneemt daaraan alle waarde. Evenmin kan een snelle wasdom der bevolking schadelijk worden geacht, al pleit Portugal, arm aan zelfmoorden en nauw merkbaar zich uitbreidend in zielental, vóór die stelling. Getuige Frankrijk tegenover Engeland, Saksen en Pruisen. In al die landen breidt de ziekte zich sterk uit, maar de bevolking alleen in de drie laatstgenoemde. Het echtelijk leven werkt beurtelings gunstig en ongunstig. Alles hangt hier af van de verstandelijke en de zedelijke schatten, die men meebrengt in het huwelijk. Bepaald schadelijk is de invloed van den weduwstaat, voor mannen nog meer dan voor vrouwen. Hetzelfde geldt in verhoogde mate van het gescheiden zijn. In overspel levende vrouwen zijn driemaal meer tot zelfmoord geneigd dan dergelijke mannen. De toeneming van het kwaad gaat hand in hand met de uitbreiding van het getal onechte kinderen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 155]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het gevangenisleven bevordert de ziekte, inzonderheid bij personen, die geene groote misdrijven hebben begaan en mitsdien in den regel meer vatbaar zijn voor berouw, schaamtegevoel en gewetenswroeging. Het beroep, waaraan men zich wijdt, heeft invloed, ten goede of ten kwade, doch gewoonlijk niet zoozeer, als men meent, en meer zijdelings dan rechtstreeks. Zegt men b.v., dat wijnhandelaars betrekkelijk veel zelfmoord plegen, men late dan niet onopgemerkt, dat dit hierin zijn grond heeft, dat wijnhandelaars vaak dronkaards zijn. Wagner beweert, dat betrekkelijk veel zelfmoorden voorkomen onder dienstboden en onder soldaten; iets meer dan het gemiddelde cijfer onder hen, die vrije betrekkingen bekleeden en onder meer beschaafde standen; en wederom zeer veel onder hen, die zonder beroep of op meer of minder verdachte wijze leven. De handelsstand en de neringdoenden blijven onder het gemiddelde cijfer. Masaryk merkt nog op: uiterst zeldzaam komt zelfmoord voor bij geestelijken, onverschillig van welke gezindte; dichters, kunstenaars, in het algemeen geniale mannen hebben vaak neiging tot zelfmoord; gekroonde hoofden benemen zich niet zelden het leven, bedelaars van beroep bijna nooit. Van 2542 vorsten, die over 64 verschillende landen regeerden, stierven er 20, d.i. 1 op 127, door zelfmoord. Van die 20 waren er 11, d.i. 1 op 221, krankzinnig. Omdat zelfmoord, behoudens enkele uitzonderingen, alleen voorkomt bij Kaukasische en Mongoolsche volken, kan men toch niet zeggen, dat hij eigen is aan bepaalde rassen, aangezien hij zich alleen vertoont in beschaafde landen en dezen juist door leden van den Kaukasischen en van den Mongoolschen stam worden bewoond. De germanen schijnen meer geneigd tot zelfmoord dan de Romanen en dezen wederom meer dan de Slaven. Wagner vond:
Anderen verkregen ietwat andere cijfers. Veel hangt daarbij af van het groepeeren der volken en van de jaren, waarover de berekening loopt. Niet alle jaren toch zijn voor hetzelfde volk even gunstig of ongunstig te achten, en evenmin ziet hetzelfde jaar voor alle volken het peil in gelijke mate rijzen of dalen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 156]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Morselli vond op één millioen:
Volgens de Verslagen van het Geneeskundig Staatstoezigt kwamen in 1876 50, in 1877-80 jaarlijks 40 zelfmoordenaars voor op een millioen Nederlanders. Hoe omzichtig men moet zijn met het gebruik maken van dergelijke cijfers, blijkt o.a., wanneer men ziet, dat Wagner op één millioen Duitschers 112 zelfmoordenaren aantrof, maar toen hij diezelfde Duitschers nader ging splitsen, onder één millioen Saksers niet minder dan 219 en onder een gelijk aantal bewoners van de landen aan den linker-Rijnoever slechts 27 zelfmoordenaren vond. Masaryk meent intusschen als eene vrij wel vertrouwbare slotsom te mogen verklaren: zelfmoord komt het veelvuldigst voor bij de Germaansche, minder sterk bij de Romaansche en het minst bij de Slavische volken; onder de Germaansche treden de Denen en de Duitschers, onder de Romaansche de Franschen, onder de Slavische de Czechen en de Polen op den voorgrond. Het kwaad vertoont zich sterk bij de Denen, de Duitschers, de Franschen en de Oostenrijkers; zelden bij de Spanjaarden en Portugeezen, Zuid-Slaven, Ieren en Schotten; gematigd bij de Engelschen, Zweden, Noren en in de Vereenigde Staten. Denkt men aan nog andere natiën, dan mag men zeggen: de Joden lijden zelden aan deze ziekte, veel daarentegen de Indiërs, Chineezen en Japanners. Men hechte echter geene te groote waarde aan den invloed van nationaliteit of ras en stam. Bij hetzelfde volk gaat de neiging tot zelfmoord op en neer onder den veelvoudigen invloed van afkomst en omgeving, woonplaats en seizoen, stoffelijke en zedelijke levensvoorwaarden, voor- en achteruitgang in beschaving en in godsdienstzin. Evenmin schijnt het van veel gewicht, onder welken regeeringsvorm men leeft. In het algemeen genomen, zegt Masaryk, komt het kwaad meer voor in vrije dan in niet vrije landen, zoodat de staatkundige vrijheid ongunstig schijnt te werken. Stellig geldt dit van staatkundige woelingen, doch niet van omwentelingen; de spanning en het staat- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 157]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
kundig leven voeden, de nieuwe dageraad onderdrukt het gevoel van levensmatheid. Oorlog werkt oogenblikkelijk gunstig, doch in de gevolgen hoogst schadelijk. Gedurende den Fransch - Duitschen oorlog in 1870-71 daalde het cijfer der gepleegde zelfmoorden:
om reeds weder in 1872 te klimmen: voor Frankrijk tot 5275, voor Saksen tot 687, voor Pruisen tot 3467. De militaire stand bevordert den zelfmoord sterk. Tegenover 100 burgers, die zichzelf het leven benamen, zegt Wagner, deden dit:
Slechte voeding, heimwee, vrees voor straf mogen meermalen daartoe leiden, de voorname oorzaak van dit verschijnsel meent Masaryk te moeten zoeken in den maar al te vaak onreinen, onzedelijken ‘militairen geest’. Op het uiterlijk wordt veel, op het innerlijk leven nagenoeg geen acht geslagen bij de groote meerderheid der zonen van Mars. Wezenlijk gebrek leidt vaak tot zelfmoord. Ook wel het gemis van sterk begeerde, hoewel niet volstrekt noodzakelijke dingen. In zoover staan rijken, gegoeden en armen gelijk. De ingebeelde en de werkelijke behoeften hebben hier hetzelfde gevolg. De statistiek schrijft 20-30% der gepleegde zelfmoorden op rekening van de ontevredenheid der daders met hunne stoffelijke middelen. Men kan echter niet zeggen, dat meer armen dan rijken zich het leven benemen, wel meer plotseling verarmden dan haastig rijk gewordenen. Een mislukte oogst doet in den regel weinig, eene ongelukkige speculatie, een verloren spel veel kwaad. Armoede of rijkdom van land of stad heeft geen beslissenden invloed. Ierland b.v., zegt Von Oettingen te recht, is wellicht het armste en ongelukkigste land van Europa. Toch komen daar jaar op jaar de minste zelfmoorden voor, van 1874-78 gemiddeld 17 op een millioen inwoners, terwijl toen op eenzelfde aantal Engelschen 69, Franschen 160, Denen 255, Saksers 334 personen zich het leven benamen. De landbouw schijnt gesteld te moeten worden boven den arbeid, aan handel en nijverheid besteed. Inderdaad moet echter het feit, dat meer personen, die zich aan handel en nijverheid wijdden, dan die zich op den landbouw toelegden, zelfmoord begaan, worden verklaard uit de eigenaardige levenswijzen en de maatschappelijke toestanden van eerstgenoemden. Vandaar de mogelijkheid, dat Engeland met zijn uitgebreiden handel en zijne aanzienlijke nijverheid minder neiging tot zelf- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 158]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
moord toont dan Frankrijk en Oostenrijk, waar vrij wat meer landbouw wordt gedreven. De uitwendige levensomstandigheden mogen invloed oefenen, zij verklaren niet voldoende, waarom de een wel en de ander niet tot zelfmoord komt. Daarom, meent Masaryk, moet de ware oorzaak worden gezocht in de gesteldheid van het zieleleven. De verstandelijke, zedelijke en godsdienstige vorming, in het algemeen: de levensbeschouwing, zijn hier beslissend. Ondanks den vooruitgang op schier elk gebied van het practische leven gevoelt de mensch zich tegenwoordig veelal niet gelukkiger, integendeel ongelukkiger dan vroeger. Hoe komt dat? moeten wij vragen; want dat gevoel van ongelukkig te zijn doet hem de hand slaan aan het eigen leven en op die manier een vonnis wijzen over de waarde van het leven, oneindig aangrijpender dan het hoongelach der wijsgeerige pessimisten. Masaryk antwoordt in hoofdzaak het volgende. De statistiek leert, dat, behoudens eenige zeer verklaarbare uitzonderingen, de zelfmoord veelvuldiger voorkomt, naarmate het volksonderwijs zich uitbreidt. Toch kan verstandsbeschaving op zichzelf geen kwaad worden geacht. Veeleer is het euvel hierin te zoeken, dat de heerschende ontwikkeling van het verstand eenzijdig is en gebrekkige beschaving ten gevolge heeft. De school brengt kennis, maar voedt niet op voor het leven. Theoretische kennis, zonder daarmede gepaard gaand practisch inzicht, maakt den mensch waanwijs en tot een droomer, doet hem zich onbevredigde behoeften scheppen, ontrooft hem den lust in nuttigen arbeid en leidt hem ten slotte tot een gevoel van levensmoeheid. Zoo is het in Duitschland, Oostenrijk, Denemarken, Zweden, Noorwegen, waar het schoolonderwijs, de Vereenigde Staten van N.-Amerika niet medegerekend, de grootste uitbreiding heeft verkregen, maar tevens ook de zelfmoord het veelvuldigst voorkomt. In Amerika, waar het onderwijs meer rekening houdt met de eischen van het practische leven, en in Engeland, waar het leven buiten de school ruimschoots vergoedt, wat aan het onderwijs ontbreekt, is de neiging tot zelfmoord merkbaar zwakker. In Rusland, Spanje en Portugal benemen zich nog minder menschen het leven, maar is ook het onderwijs minder algemeen. Zoowel in kennis als in neiging tot zelfmoord staan stedelingen boven de bewoners van het platteland, mannen boven vrouwen, Protestanten boven Katholieken, Roomsch-Katholieken boven de leden van de Grieksche Kerk en dezen wederom boven Mahomedanen en anderen. Betrekkingen, die de grootste verstandelijke ontwikkeling onderstellen, leveren de meeste zelfmoorden op. Groot is de invloed der zedelijke vorming. Men ga slechts na, welke de redenen waren, die - behoudens de niet bekende - tot zelfmoord leidden. Masaryk biedt zijn lezers ter vergelijking meer en minder uitvoerige tabellen aan, die hij aan verschillende beoefenaars der statistiek | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 159]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ontleende. Volgens opgaven van Wagner doodden zich, van duizend zelfmoordenaars,
Uit dit en alle dergelijke overzichten blijkt, hoe overwegend onzedelijk de redenen zijn, die tot zelfmoord leiden, ziekten van lichaam en geest natuurlijk daarbuiten gelaten. Ongelukkige liefde, kommer en verdriet over anderen, het sterven van betrekkingen, schaamte en berouw komen uiterst zeldzaam voor; verschillende ondeugden, geldzucht en andere onedele redenen spelen hier eene groote rol. Voorts blijkt uit de bedoelde opgaven, hoe de meeste zelfmoordenaren in menig opzicht onzedelijk leefden, dikwerf sedert langen tijd; zoodat men zeggen kan: een onzedelijke levenswandel maakt den mensch geschikt, om zichzelf te dooden. Om nog slechts enkele bijzonderheden aan te stippen: de meeste zelfmoorden worden gepleegd door overprikkeling van hartstochten. Zoo verhaalt men van een jongmensch, die in drift besloot zich te dooden, naar een geweerwinkel liep, om een pistool te koopen, met den wapensmid in twist geraakte over den prijs en eindelijk geheel vergeten was, waarom hij een moordtuig noodig had. Een zekere geleerde wilde zich in de Theems verdrinken, werd door eene bende dieven overvallen en vergat zijn plan. Opgewonden, driftige lieden weten vaak niet, waarom zij zich wilden dooden. Zij laten kalm, na de mislukte poging, de gapende wond verbinden of zich uit het water halen. Ongelukkige liefde werkt schadelijker voor vrouwen, grenzenlooze eerzucht voor mannen. Een wijnproever benam zich het leven, omdat hij niet verdragen kon, dat hij zich had vergist in het keuren van een zekeren wijn. Die zich ten gevolge van levensmoeheid dooden, doen dit zelden, om- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 160]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dat zij het leven haten, maar gewoonlijk uit geblaseerdheid, uit traagheid, uit afkeer van den arbeid. Dronkenschap brengt menigeen tot zelfmoord. Toch heeft men ten onrechte gezegd, dat de zelfmoord en het gebruiken van alcohol zich altoos in dezelfde mate uitbreiden. Men denke slechts aan Zweden, waar steeds meer zelfmoorden worden gepleegd, maar het gebruik van sterke dranken vermindert. Het is veeleer dezelfde zucht naar genot, naar niets-doen, naar weelde, naar oogverblindenden schijn, hetzelfde lichtzinnig voortleven bij een cynisch-stoffelijk denken en handelen, dezelfde onmacht en onmogelijkheid, om bij eene dergelijke levensbeschouwing den moeilijken strijd om het leven te voeren, dezelfde schijnbeschaving, die zoowel dronkaards als zelfmoordenaren in het aanzijn roept. Dronkenschap en zelfmoord zijn gevolgen van één en dezelfde oorzaak, twee zijden van één verschijnsel. De zelfmoord is de negatie van het geluk. De dronkenschap, ‘de godsdienst van het materialisme’, moet daarvoor in de plaats treden. ‘Wanneer de mensch is, wat hij eet, dan gelooft en hoopt hij, wat hij drinkt - den dood.’ Desniettemin mag en moet verslaafdheid aan den drank eene rechtstreeksche oorzaak van menigen zelfmoord heeten. Waar Bacchus den schepter zwaait, dingt Venus om de kroon. Zonden tegen het geslachtsleven zijn in onze dagen eene der voornaamste zijdelingsche oorzaken van den zelfmoord. De prostitutie mag hier slechts naast overspel en andere vormen van ontucht worden genoemd, in zoover zij de onzalige bron is van de afschuwelijkste ziekten; maar langs dien weg leidt zij dan ook veelvuldig tot zelfmoord. De prostitué's zelf benemen zich niet licht het leven. Zelfmoord na pas gepleegden moord is niet altoos een gevolg van gewetenswroeging. Niet zelden wordt de moord gepleegd, opdat men in den zelfmoord niet zou worden gestoord of opdat men geene hulpbehoevende betrekkingen zou achterlaten; ook wel, ofschoon zelden, omdat men zich nu, zonder vrees voor eigen vrijheid of leven, kan wreken. Pogingen tot zelfmoord worden dikwerf gedaan uit berekening. Men hoopt het medelijden te wekken en als een ongelukkige, die der wanhoop ten prooi was, rijke giften te ontvangen. Sommigen herhaalden dit bedrijf binnen korten tijd in verschillende plaatsen. Te recht noemt Masaryk ten slotte het feit opmerkelijk, dat ondanks alle grootere en kleinere afwijkingen, over het algemeen genomen, in alle landen en bij alle volken dezelfde redenen tot zelfmoord leiden en ook naar verhouding even sterk blijven. Dit wijst erop, dat de algemeen verbreide neiging tot zelfmoord één of meer algemeen werkende oorzaken heeft. De beschaafde maatschappij, het valt niet te ontkennen, is levensmoede; die levensmatheid is een gevolg van den gebrekkigen toestand harer verstandelijke en zedelijke ontwikkeling. Het verstandelijk en | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 161]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
het zedelijk leven zijn niet gelijkmatig en voldoende ontwikkeld. ‘Wij zijn te knap om goed, te slecht om volkomen verstandig te zijn. Onze wereld- en levensbeschouwing is niet harmonisch, niet goed en schoon genoeg, om ons levenslustig te doen zijn en blijven. Rond en open gesproken: de (verstandelijke en zedelijke) halfheid is de groote oorzaak van de moderne levensmoeheid; onze halfheid geeft ons een valschen maatstaf voor geluk en tevredenheid; onze halfheid vergalt voor ons het genot van den vooruitgang op elk gebied van het praktische leven; onze halfheid vordert jaar op jaar tallooze offers aan den zelfmoord.’ Met ingenomenheid wijst Masaryk verder op de groote beteekenis van den godsdienst voor de wijding van het zedelijke leven. ‘Ontneem den mensch het godsdienstig gevoel en gij hebt hem gemaakt tot een wezen, dat gij achten en wellicht ook bewonderen, maar niet van ganscher harte kunt liefhebben.’ De godsdienstige mensch, verklaart hij te recht, is onder alle omstandigheden des levens opgeruimd. ‘Zijn geloof, zijn overtuiging en zijn verzekerdheid binden hem niet slechts aan den hemel, maar tegelijkertijd aan de aarde, aan het leven.’ Aangrijpend juist is in hoofdzaak de opmerking: ‘Kwijnt het godsdienstig leven, kwijnt de macht der kerk, dan verdwijnen troost en hoop en levenslust. Enkelen kunnen wel is waar, gelijk zij meenen, zonder godsdienst waar, goed en voortreffelijk leven; edoch, dit is eigenlijk slechts een misverstand. Wanneer b.v. Mill een godsdienst der humaniteit wil in het leven roepen, zonder theisme en zonder onsterfelijkheidsgeloof, dan wil hij toch een godsdienst hebben en men zou nog slechts behoeven te onderzoeken, of het godsdienstig gevoel ook bestaan kan zonder deze beide leerstukken, gelijk men vaak beweert; Mill wil geen christendom, maar hij wil godsdienst - intusschen ontbreekt hem het ware en warme godsdienstig gevoel. Wie zoowel Mill's ethische als zijn sociologische werken kent, zal dit gebrek hebben opgemerkt; Comte, die den grondslag wilde leggen voor de godsdienst der menschheid, heeft een diep godsdienstig en nog wel bepaald christelijk godsdienstig gevoel, hij wil het slechts niet vastknoopen aan God, maar aan de menschheid. Iemand als Mill, die met zijn wijsbegeerte de bestaande godsdiensten in deugdelijkheid wil overtreffen, zal zich natuurlijk tot op zekere hoogte hetzelfde verschaffen, wat een der beste godsdiensten hem zou kunnen aanbieden. Maar de groote massa van het volk vindt geen vergoeding, als zij haar godsdienst loslaat. Hoeveel geesten zijn er, die Mill evenaren? Ik ken er zeer weinigen en toch ken ik heel wat wijsgeeren en in het algemeen beschaafden. Dikwerf hoort men zeggen: de godsdienst is alleen voor het volk, niet voor ons - de beschaafden. De beschaafden! Van de duizenden die zoo spreken is nauwelijks één bij benadering zoo beschaafd als Mill; het zijn veeleer halfbeschaafden, over wier waarde wij reeds spraken.’ Masaryk aarzelt dan ook niet, om de ware oorzaak van de heden- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 162]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
daagsche neiging tot zelfmoord te zoeken in het ongodsdienstig karakter onzer dagen. ‘Een harmonische godsdienstige wereldbeschouwing maakt het leven onder alle omstandigheden dragelijk, zelfs het leven van een Job; ongodsdienstigheid maakt het bij de eerste botsing ondragelijk.’ De bezwaren, die men tegen deze opvatting kan inbrengen, wegen z.i. niet. Wijst men b.v. op het bestaan van waanzin, juist ten gevolge van den godsdienst, men bedriegt zich en vergeet, dat het godsdienstig gevoel, evenals ieder verkeerd geleid gevoel, slechts dan tot krankzinnigheid kan leiden, indien het op een dwaalweg is gebracht. Als menschen krankzinnig worden van blijdschap en dan in hunne krankzinnigheid zichzelf dooden, hebben zij dan zelfmoord gepleegd uit blijdschap? Andere bezwaren rusten op de onjuiste onderstelling, alsof het noemen van ongodsdienstigheid als hoofdoorzaak het bestaan van andere, bijkomende oorzaken zou buitensluiten. Bovendien, beweert Masaryk, getuigen die bezwaren in den regel slechts van groote oppervlakkigheid, terwijl allen, die zich met dit onderwerp ernstig hebben beziggehouden en den diepsten grond van het kwaad zochten op te sporen, zooals Casper, Blanc, Lisle, Winslow, Brierre de Boismont, Wagner, Morselli, Oesterlen, Hausner, kortom alle beoefenaars der statistiek en der geneeskunde, ongodsdienstigheid de eigenlijke oorzaak der hedendaagsche neiging tot zelfmoord hebben genoemd. Met name kon Wagner er uiterst moeilijk toe komen, den invloed te erkennen van den godsdienst en meer bepaald van de belijdenis; maar de statistiek dwong hem, te verklaren, dat ‘de godsdienst en de belijdenis behooren tot de feiten, die hun invloed op het veelvuldig voorkomen van zelfmoord het duidelijkst toonen’. Treedt men daaromtrent in bijzonderheden, dan laat zich opmerken, dat de godsdiensten der zoogenaamde natuurvolken gunstig werken, het Boedhisme daarentegen ongunstig; het Mahomedanisme, het Mozaïsme en het Christendom bevorderen de neiging tot zelfmoord niet. Van de onderscheiden Christelijke belijdenissen werkt de Grieksche kerk het gunstigst, minder gunstig de Katholieke en het ongunstigst de Protestantsche. Volgens Morselli benemen zich, in doorslag, op een millioen menschen het leven:
De verklaring van dit verschijnsel ligt minder voor de hand, dan men | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 163]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
geneigd zou kunnen zijn te onderstellen, omdat de ontwikkeling van den godsdienst in de verschillende godsdiensten juist in omgekeerde reden staat tot zijn invloed ter beteugeling van den zelfmoord, altoos voor zoover die invloed aan het licht treedt uit de feiten. Veel hangt hier af van den invloed der beschaving, die over het algemeen genomen nadeelig werkt en die ontegenzeggelijk - om ons tot de Christenen te bepalen - grooter is bij de Roomsch-Katholieken dan bij de Grieksch-Katholieken en bij de Protestanten wederom grooter dan bij de Roomsch-Katholieken. Daaruit laat zich evenwel het verschil niet geheel verklaren. Men behoort tevens in het oog te houden, dat het Katholicisme, zoowel dat der Oostersche als dat der Westersche kerk, de godsdienst is van het gezag, het Protestantisme daarentegen de godsdienst der vrijheid De Katholieke kerk oefent voortdurend voogdij over hare leden; zij dwingt, om in te gaan, en houdt de zwakke geesten gebonden aan God en godsdienst, terwijl het mondig verklaarde kind der Hervorming, dat nog niet geleerd heeft, op zijne eigen beenen te staan, lichter wankelt, op eigen wieken drijvend, eene prooi wordt van den twijfel en zijn godsdienst geheel of ten deele verliest. Het zijn de schaduwzijden van de vrijheid, die aldus aan het licht treden bij hen, die inderdaad nog niet rijp waren voor het bezit van dien kostelijken schat en er mitsdien een verkeerd gebruik van maakten. Eene der voornaamste redenen, waarom menschen ertoe komen, zichzelf te dooden, is in het bovenstaande slechts terloops genoemd; ik bedoel: krankzinnigheid. Minstens een derde gedeelte der gepleegde zelfmoorden behooren op hare rekening te worden gesteld, en mag men eene meer en meer veldwinnende meening gelooven, dan zou niemand met gezonde hersenen de hand slaan aan het eigen leven. Masaryk wijdt aan de beschrijving en de ontleding van die ziekte der ziel een geheel hoofdstuk van zijn belangwekkend boek en komt tot het besluit, dat krankzinnigheid en neiging tot zelfmoord gevolgen zijn van dezelfde oorzaken, weshalve het geheel natuurlijk is, dat beiden zich gelijkelijk uitbreiden. Ongodsdienstigheid zal dus ook van het ontstaan van krankzinnigheid de diepste grond moeten heeten. De juistheid dier verklaring in het midden latende, vragen wij liever ten slotte: wat kan worden gedaan, om het kwaad te beteugelen? Hoe den voortgang van den zelfmoord te beperken en zoo mogelijk de ziekte geheel uit te roeien? Op het voetspoor der ouden den rechter te hulp roepen en strenge straffen eischen tegen den onverlaat, die zichzelf het leven beneemt, zal tegenwoordig wel schier niemand meer in den zin komenGa naar voetnoot(*). Wie verwacht nog eenig heil van het ophangen van hen, die zichzelf, zonder krankzinnig te zijn, moedwillig doodden; of van boeten, uit hunne nalatenschap te voldoen; of van het verbeurd verklaren hunner goederen; | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 164]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
of van het weigeren eener eervolle begrafenis van hun stoffelijk overschot? Wie gevoelt niet, hoe dergelijke straffen, in strijd met de eerste eischen der rechtvaardigheid, de toch reeds meer of minder diep geschokte betrekkingen en vrienden van den zelfmoordenaar, maar niet den vermeenden booswicht zelf treffen? Zelfmoord kan niet gestraft, maar moet zoo mogelijk voorkomen worden. Het is daarbij niet genoeg, acht te geven op de bijkomende omstandigheden, die de neiging tot dit kwaad aankweeken. Dezen van haar invloed te berooven of onschadelijk te maken, indien het kan, is zeker uitnemend. Zorg te dragen voor de blijvende gezondheid des lichaams en des geestes; de lessen der hygiëne ter harte te nemen; zich te onthouden van bovenmatige inspanning der lichaamskrachten en der geestvermogens; rust en verpoozing na den arbeid, beweging, lucht en water niet enkel te roemen met de lippen, maar ook op gepaste wijze te eeren met de daad; - dat alles en nog veel meer van dien aard verdient ongetwijfeld de meeste aanbeveling. Maar inzonderheid moet zich onze aandacht vestigen op de hoofdoorzaken van het kwaad. Zullen wij dan, gedachtig aan hetgeen de statistiek ons leert aangaande den nadeeligen invloed der beschaving en het hand over hand toenemen van de neiging tot zelfmoord te gelijk met haar, het zwaard aangorden tegen al wat ontwikkeling en vooruitgang heet? Zullen wij de dagen terugwenschen en hunne wederkomst trachten te bevorderen, waarin de domheid en het ruw geweld den schepter zwaaiden, maar zelfmoord niet dan bij uitzondering voorkwam? Zullen wij onze scholen sluiten en eerbiedig het hoofd leeren buigen voor de ouderwetsche, uit hunne graven spoedig genoeg weer in het leven geroepen priesters van Rome, - neen, beter nog, van de oude Germanen en van andere heidenen? Het zou ons weinig baten, zoo wij al dergelijke onzinnige wenschen koesterden. Het eens vervlogene keert niet weer, en de ontwikkeling der menschheid laat zich niet aan banden leggen. Vooruitgang zij al dan niet onze leus; men roeme of men vloeke de zegeningen der beschaving: wij kunnen niet terug. Trouwens, dat wil toch eigenlijk niemand. Maar daarom hebben wij ook nimmer eenig blijvend heil te wachten van reactionnaire maatregelen, ook niet in den aan te binden strijd tegen zelfmoord. Wij kunnen het den rechtzinnigen Lutheraan vergeven, - en dat te eerder, omdat hij zich meermalen en ook weder in zijn jongste geschrift zeer verdienstelijk heeft gemaakt jegens allen, die belang stellen in ons onderwerp, - dat hij, ten bate van alle toekomstige zelfmoordenaren, pleit voor een ‘organisch conservatieve ontwikkeling’ van het politieke leven, waarbij ruimschoots gelegenheid zal bestaan, om de democratie met haar ‘onzinnige’ droomen over gelijkheid en meerderheid van stemmen om de ooren te slaan, en dat hij, naar het schijnt, niets vuriger begeert dan aan al zijne medemen- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 165]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
schen de geestelijke zegeningen te schenken van een Christendom naar den smaak der strenge Lutheranen in het hedendaagsche Duitschland. Wij gaan in dit opzicht niet met Von Oettingen mede. Wel reiken wij hem van harte gaarne de hand, als hij aanspoort tot opscherping van het zedelijk oordeel over alle zwevende tijd- en strijdvragen en tot een volledig laten varen van al wat de zonde verontschuldigt. Ieder, wij zeggen het hem uit volle overtuiging na, moet hier beginnen met zichzelf, met het eigen hart, met het eigen huis, in den kring, waar hij werkt, met zijne kinderen en naaste betrekkingen. Ter bestrijding van de wereldverachtende levensmoeheid moet dáár de waarde van het leven worden verhoogd, de zelfzucht, de toenemende weelde, al wat laag en gemeen is, worden verdrongen door orde en tucht in het huisgezin, door aankweeking van het familieleven, door verheffing van het ideale en door trouw in het kleine. Zijn gebrekkige beschaving, eenzijdige verstandsontwikkeling en ongodsdienstigheid de hoofdoorzaken van de toenemende neiging tot zelfmoord, dan mag niets onbeproefd blijven, om in elken kring, te beginnen bij het begin en dus voor ieder met het oog op zichzelf en zijn naaste omgeving het allereerst, op de genoemde punten verbetering aan te brengen. Dan moet de oorlog worden verklaard aan al wat schijn-beschaving, halve beschaving en uit dien hoofde gevaarlijker voor onze zielsrust en voor ons levensgeluk is dan volstrekt geene beschaving. Dan moeten wij streven naar eene zooveel mogelijk harmonische ontwikkeling van hoofd en hart. Met de vorming van het zedelijk leven dient niet minder ernst te worden gemaakt dan met de ontwikkeling van het verstand. Wij mogen niet vergeten, dat kennis wel macht, maar kennis alléén geene zegenrijke, veeleer eene verderfelijke macht is en dat zeer zeker wordt, indien zij het eigendom is van den zedelijk onreinen, zelfzuchtigen, grof zinnelijken mensch. De opvoeding moet worden, meer, dan zij het in den regel is, eene opvoeding niet voor de school, maar voor het leven. Karaktervorming trede op den voorgrond. Aan de te lang verwaarloosde eischen van het zedelijk leven moet recht wedervaren. Men wekke op, in de eerste plaats zichzelf, voorts zijne kinderen, zijne ondergeschikten, zijne overige huisgenooten, zijne makkers, zijne vrienden, kortom allen, op wie men in staat is invloed te oefenen, tot ernst, tot oprechtheid, tot reinheid in handel en wandel, tot arbeidzaamheid, tot trouwe plichtsbetrachting. Als het plichtbesef is ontwaakt en wordt levendig gehouden; als de zegen van den arbeid wordt opgemerkt en dan ook, noodwendig, gewaardeerd: dan moeten geblaseerdheid, levensmatheid, natuurlijk nooit bevredigde zucht naar verstrooiing, overdaad, zingenot, een zoogenaamd zalig doch in waarheid pijnigend niets-doen op den achtergrond treden, en met dezen zal voor velen de aanleiding, om zichzelf het leven te benemen, verdwijnen. Wel zullen niet weinigen blijven worstelen met kommer en gebrek, ongelukkige maatschappelijke verhoudingen en treurige huiselijke om- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 166]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
standigheden. Maar zij zullen in den regel de kracht hebben, om het hoofd te bieden aan de moeiten en zorgen, die zij ontmoeten op hun weg. Innerlijk sterk, zullen zij in staat zijn, den levensstrijd, waartoe zij worden geroepen, met mannenmoed te aanvaarden en zonder onder te liggen, te doorstaan. Neem de eenzijdigheid en de halfslachtigheid, bovenal den valschen schijn weg, die eene schandvlek zijn van onze moderne beschaving; draag zorg: dat het peil van aller zedelijk leven - van aller, inzonderheid ook bij de zoogenaamd hoogere standen - aanmerkelijk rijze: en gij hebt der menschheid eene overvloediger fontein van alle goed geopend, dan zij haar ooit zullen kunnen bezorgen, die de voorziening in alle levensnooden voor onze kranke samenleving van groote maatschappelijke en staatkundige hervormingen verwachten. De staatkundige en staathuishoudkundige verhoudingen van een volk - Masaryk mocht aldus naar waarheid getuigen - vertoonen ons slechts de naar buiten gekeerde zijden van het verborgen leven des geestes; zij hangen geheel af van dit geestesleven, en daarom moet de geneesheer dit in het oog vatten. Men hervorme en geve toe, zooveel men wil, op staatkundig en staathuishoudkundig gebied; daarmede zal men de maatschappij niet redden. Een weinig recht en geld meer of minder zal de pessimistische geringschatting van het leven niet vernietigen. Daarmede is niet gezegd, dat geene hervormingen of verbeteringen in onze maatschappelijke toestanden gewenscht zijn; bedoeld is slechts, te waarschuwen tegen overschatting van het heil, langs dezen weg te verkrijgen. De zedelijke verheffing van het volk, van rijken en van armen, van meer en van minder ontwikkelden, moet als het eerst en het hoogst noodige worden erkend. En dat zedelijk leven moet wortelen in het godsdienstige. Om nog eens te spreken met woorden van Masaryk, wiens belangrijk werk wij in veler handen wenschen: ‘Wij moeten ophouden, in ons binnenste te woelen en ons verstand te gebruiken als een beul voor het hart; wij moeten belang leeren stellen in de buitenwereld en in de maatschappij; wij moeten ons leeren geven aan anderen; ons ontbreekt de ware en echte liefde. Wij gelooven wel is waar, dat wij kunnen liefhebben; wij gelooven dat wij toegankelijk zijn voor de teederste gevoelens; maar dat is niet waar; ziekelijke sentimentaliteit en waar, echt, warm, levendig en oorspronkelijk gevoel zijn niet hetzelfde.’ De vaan van het idealisme moet omhoog geheven, liefde de grondgedachte van aller overleggingen en de drijfveer van aller handelingen worden. Voor aanbidding en vereering, voor bewondering en toewijding make men plaats in aller hoofd en hart. Niemand meene, zonder godsdienst te kunnen leven. Wat Renan, Treitschke en anderen ook mogen zeggen, de beschaafden hebben, evenzeer als het volk, godsdienstige behoeften, die men niet ongestraft kan verwaarloozen. Om te leven, zegt Masaryk te recht, hebben wij godsdienst noodig, zoo | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 167]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
goed als lucht, om adem te halen. Kunst kan godsdienst niet vervangen, geen fijn, aesthetisch kunstgenot, zoo min als uitgezochte wetenschap, den ernst des levens draaglijk maken. Die als schepper optreedt in de kunst, doet ongetwijfeld in den grond der zaak hetzelfde, als die een godsdienst sticht; maar het bewonderen van en het luisteren naar een kunstgewrocht schenkt geene vergoeding voor zuiver godsdienstige ervaringen. Hoe slecht kent hij het leven, die meenen mocht: men kan het wereldraadsel wel door muziek uit hoofd en hart verbannen. Wij dorsten naar vrede, naar rust voor hoofd en hart, naar harmonie tusschen ons denken, willen en gevoelen. Zonder godsdienst vinden wij noch het een, noch het ander. Vraag niet, welke godsdienst het zijn zal, die ons, dorstende naar God en godsdienst, zijne vormen en zijne leer zal leenen. Het antwoord kan vooralsnog, naar het mij voorkomt, niet voor allen één en hetzelfde zijn. De Katholiek wijst zegepralend op het Katholicisme als op het ééne noodige, de Protestant op dezen of op dien vorm van het Protestantisme, de rechtzinnige Lutheraan Von Oettingen op het Christendom in den geest der Luthersche orthodoxie. Masaryk, de welsprekende leeraar in de wijsbegeerte te Weenen, eertijds, naar het schijnt, een trouwe zoon der Roomsche Kerk, maar door studie en ervaring vrij geworden van haar knellend juk, zonder zich te hebben geworpen in de armen van eenige Protestantsche kerk, misschien omdat ook daar zijn oog alom te veel schaduw vond naast licht, - Masaryk ziet uit naar een nieuwen godsdienst. Het zal iets zijn in den geest van een gezuiverd en veredeld Protestantisme. Anderen koesteren wederom andere wenschen en gedachten. Bekommeren wij ons daarom niet. Ook hier geldt: waar een wil is, daar is een weg. Als het hart vol is van God, in waarheid godsdienstig gestemd, dan zal de meest geschikte vorm voor het godsdienstig leven niet lang vruchteloos worden gezocht. Wat voor het oogenblik van meer belang voor ons is: als het zedelijk-godsdienstig leven tot vollen wasdom in ons is gekomen, dan zullen wij sterk zijn in elken levensstrijd, ondanks alle zorgen, moeiten, smarten dankend opzien, vertrouwvol in de toekomst blikken, waardeeren het goede, dat ons bleef, terwijl veel - laat het zijn: onuitsprekelijk veel - ons ontging of ontviel. En in die stemming des gemoeds zal zeker niemand de hand slaan aan het eigen leven. Zierikzee. w.c. van manen. |
|