De Tijdspiegel. Jaargang 38(1881)– [tijdschrift] Tijdspiegel, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Twee vermoeiden. I. Ach! ik ben zoo moede, Ik verlang naar rust En naar al het goede Aan een beetre kust. Afgemat door 't kampen, Met zoo weinig vrucht, Tegen 's werelds rampen, Slaak ik zucht bij zucht. 'k Heb met kracht gestreden Tegen al het kwaad: Om Gods hulp gebeden. 't Heeft mij niet gebaat! 't Onkruid bleef aan 't groeien, Hoe vaak afgemaaid. 't Goede wou niet bloeien, Dat ik heb gezaaid. [pagina 402] [p. 402] Moedeloos en moede Zonk ik eindlijk neer. 't Strijden voor het goede Geeft noch vrucht noch eer. Laat het misdrijf woeden, Naar der boozen lust, - Hart bij harte bloeden! 'k Gun mijn wapens rust. II. Ach! ik ben zoo moede Van den fellen strijd Voor het ware en goede, Gansch een levenstijd. 'k Moet eens ademhalen, Met halfsluimrend oog. Maar dan, zonder dralen, Weer den blik omhoog Naar de Bron des Levens, Die de geesten drenkt, Maar de zielen tevens Steeds ten strijde wenkt. Leven toch is strijden Voor het hoogste goed: Zege 't eêlst verblijden Voor het rein gemoed. Tot het eind gestreden!.... - Handen in den schoot, Schermen met gebeden, Sluimren is - de dood. Of ik weinig oogstte... 't Heeft mij nooit bevreemd. Wie verwacht het hoogste In deez' dorren beemd! Enkle zaadjes groeiden, - Door mijn hand gestrooid - Langzaam op en bloeiden, Schoon niet rijk getooid. [pagina 403] [p. 403] Maar ze blijven leven, Nemen toe in kracht. God zal warmte geven, Waar hun bloei op wacht. Dan prijkt iedre stengel Met een bloemenkrans: Schittrend kleurgemengel, Rijk in geur en glans. Vrome en eedle zielen, Werkt met lust en kracht! Englen zullen knielen Voor dien geur, die pracht. j.chr. gewin. Vorige Volgende