Brievenbus.
Een volkslied voor Nederland.
Aan de Redactie van De Tijdspiegel.
Geachte Redactie!
Uw jongste Juninommer heb ik eerst nu in handen gekregen. Vandaar, dat ik niet eer heb gezegd, wat ik nu ga zeggen.
Ik stem volkomen in met het artikel Een volkslied voor Nederland, blz. 200 vv. Ik juich de poging toe om Tollens' woorden te wijzigen, en geloof, dat de proef, daar gegeven, wèl geslaagd mag heeten, al meen ik, dat de regel:
‘Als veldheersstaf ook, aan Uw Vorst’,
veel te wenschen overlaat, en al zou ik buitendien nog wel enkele aanmerkingen hebben. (Heiligen strijd in den voorlaatsten regel van het 2de couplet zal wel eene drukfout zijn.)
Wat mij de pen deed opnemen, is, dat ik bij 't lezen van 't stuk mijzelven vroeg: ‘Zou de Schrijver het volkslied niet kennen: “Wij leven vrij, wij leven blij”, van Mr. Brand van Cabauer?’
Van dat lied heb ik, uit lang vervlogen dagen, een zeer goeden indruk behouden. Gaarne zou ik 't nu eens hebben herlezen en waarschijnlijk u een afschrift hebben aangeboden met de vraag, of gij 't niet eens aan de Nederlanders van 1880 of 1881 zoudt willen herinneren - want het schijnt voorgoed in 't vergeetboek te zijn geraakt, waarin het, meen ik, niet tehuis behoort - maar ik bezit het lied niet en weet het niet te vinden. Het was, indien ik mij niet bedrieg, afgedrukt in de Studentenzangen, die omstreeks 1825 te Leiden zijn uitgekomen - en die ik bezeten heb.
Nu ik dat boekje niet kan naslaan, heb ik gedacht, dat het misschien nog zoo kwaad niet ware, uwe aandacht op dat ‘längst verschollenes Lied’ te vestigen, al voegt het ons misschien thans heel weinig, om te pochen op onze ‘eendracht’, die ons ‘groot’ en ‘vrij’ maakt.
's-Gravenhage, 7 November 1880.
E.